IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

Om de bediening van de Geest

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Om de bediening van de Geest

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Over dit boekje van dr. A. N. Hendriks (uitg. v.d. Berg-Kampen, ƒ 16,50, 122 blz.) heb ik enkele vragen vanuit de Schrift. Wij zonden deze recensie aan dr. Hendriks, maar ontvingen geen antwoord. Wij nemen daarom aan dat wij hem juist hebben weergegeven en dat hij geen behoefte had aan een reaktie.

Hendriks citeert met instemming ds. M. J. C. Blok, die zegt dat we de Geest van Christus alleen kunnen vinden „in de kerk, in het heiligdom waar het volk van God vergaderd is, in de verkondiging van het heilig evangelie" (pag. 16).

Is dit wel bijbels? Wat doet Hendriks dan met een woord van Christus als: „Want waar twee of drie vergaderd zijn in Mijn Naam, daar ben Ik in het midden van hen" (Mat. 18 : 20)? Is de Heilige Geest dan niet steeds daar, waar Christus is? En we kunnen „twee of drie" toch moeilijk een kerk noemen.

2. Op pag. 18 spreekt Hendriks over „de bescheidenheid van de Geest". Ik kan een dergelijke uitdrukking nergens in de Bijbel vinden. Mijn vraag: a. Zijn de Vader en de Zoon dan niet bescheiden? b. Is dit niet in strijd met de geloofsbelijdenis van Athanasius: „Maar de Vader en de Zoon en de Heilige Geest hebben één godheid, gelijke eer en gelijke eeuwige heerlijkheid"? Door te spreken over de bescheidenheid van de Heilige Geest tegenover de andere twee goddelijke Personen moeten we wel de indruk wekken dat de Heilige Geest een goddelijk Persoon is van de tweede of de derde rangorde.

3. Op pag. 18: „De Geest komt naar de gemeente toe in de predikant die op de preekstoel staat, in de ouderlingen die aan de huisdeur aanbellen, in de diakenen die helpend rondgaan".

Mijn vraag: en in niemand anders? Wat moeten we dan met het veelvuldig voorkomende: „Vermaant elkander" (o.a. Kol. 3 : 16; 1 Thess. 5:11)? En met: „Vertroost elkander" (1 Thess. 4 : 18). Vermaning en vertroosting hebben slechts uitwerking, wanneer de Heilige Geest daardoor heen spreekt. De Geest komt dus tot de gemeente ook via het vermanen en vertroosten van elkander, dus niet slechts van de ambtsdragers. Gelukkig erkent Hendriks dat toch ook enigszins op pag. 20: „In de gemeente moeten niet de ambtsdragers alles doen. Er is ook een onderlinge diakonie van de broeders en zusters". Maar is die uitspraak op pag. 18 over het komen van de Geest tot de gemeente dan niet te boud en te absoluut?

4. Hendriks beweert dat de gaven beperkt zijn tot de eerste gemeente (dit in tegenstelling tot prof. C. Trimp en ds. J. Francke). Waar staat dat in de Schrift? Aan het slot van het Markus-evangelie staat: „Als tekenen zullen de gelovigen volgen…" Zijn er dan nu geen gelovigen meer? Of was dat een loze belofte Gods? Vanwaar dan deze pertinente bewering: „Wie deze tekenen vandaag terug wil hebben, miskent de voortgang in het werk van de Geest, draait Gods klok terug" (pag. 22). Heeft H. buiten de Schrift om op Gods klok mogen zien?

5. Op pag. 48 spreekt H. over „het kerkvergaderend werk van Christus". Ik kom deze uitdrukking en dit begrip niet tegen in het Nieuwe Testament. Ik meen ook dat die uitdrukking in strijd is met de gedachte van de gemeente van Christus. Die wordt door Paulus vergeleken met een lichaam. Welnu, de ledematen van mijn lichaam hoef ik niet te vergaderen. Die funktioneren vanzelf, doordat ze tot mijn lichaam behoren.

Zo hoeft ook Christus hen die door de wedergeboorte Hem toebehoren als levende ledematen van het lichaam waarvan Hij het Hoofd is, niet te vergaderen. Ze zijn immers voor altijd levend met Hem verbonden.

6. Op pag. 52 lees ik: „De gemeenten werden door Paulus en Barnabas tot geïnstitueerde kerken gemaakt (Hand. 14:23)". Dat is een konklusie van Hendriks.

Mijn vraag: kun je een lichaam, een levend geheel, tot een instituut maken? Moeten we de ouderlingen niet beschouwen als levende ledematen met een bijzondere funktie binnen het lichaam van Christus? Denk aan 1 Kor. 12 : 13-31

7. In tegenstelling tot prof. Trimp verdedigt H. de opvatting dat de ouderling alleen maar een preek mag voorlezen en niet de zegenbede over de gemeente mag uitspreken, zeker niet met uitgespreide armen.

Mijn vraag: In Hand. 20 : 28 zegt Paulus tot de ouderlingen van Efeze dat de Heilige Geest hen tot opzieners gesteld heeft over de gehele kudde om de gemeente Gods te weiden. Hoe kan Hendriks dan op grond van zijn redeneringen aan zulke, door de Heilige Geest aangestelde, ouderlingen die de roeping hebben om de kudde des Heeren, de gemeente, te weiden, dus het Woord Gods te bedienen, verbieden om zich ook met eigen woorden lerend tot de gemeente te richten?

Dat de ouderlingen niet de zegen zouden mogen uitspreken, verdedigt H. met een beroep op de volmacht van de Oudtestamentische priesters: „Volgens Num. 6 : 2 2, 2 3 was het uitspreken van de in Num. 6 : 24-26 omschreven zegen het ambtswerk van de priesters".

Mijn vraag: a. Zijn de dominees dan, in tegenstelling tot de andere ouderlingen, de priesters van het N.T.?

b. Petrus noemt juist alle „levende stenen" van het geestelijke huis, de gemeente, een koninklijk priesterschap (1 Petr. 2 : 5). Nergens worden de ambtsdragers in het N.T. priesters in een bijzondere zin genoemd.

c. Hoe kunnen we dan nog bezwaar maken tegen de r.-k. leer over de priesterwijding?

Er staan ook heel mooie dingen in dit boek, die ik van harte onderschrijf b.v.: „Onze belijdenisgeschriften bezigen de woorden „wedergeboorte" en „bekering" rustig door elkaar. En terecht! Want het wederbarende werk van de Geest beperkt zich niet tot de omzetting van het hart, maar heeft betrekking op heel ons leven. Eigenlijk is onze wedergeboorte pas voltooid op de jongste dag, wanneer de Geest van Christus ook onze sterfelijke lichamen weer levend zal maken (Rom. 8 : 11)" (pag. 15). Vandaar: van harte aanbevolen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 1984

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

Om de bediening van de Geest

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 1984

In de Rechte Straat | 32 Pagina's