IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

DRIE BOEKEN OVER DE PINKSTERBEWEGING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DRIE BOEKEN OVER DE PINKSTERBEWEGING

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

ZEG MIJ DE WAARHEID, door H. A. Luuring, uitg. Pieters-Groede, 196 blz. ƒ 19,90. Het zoveelste boek over de Heilige Geest dat ik de laatste tijd ter recensie ontving.

Luuring zegt waardevolle dingen b.v. dat het onjuist is te beweren dat men in tongen moet hebben gesproken en dat men anders niet gedoopt kan zijn in de Geest; dat het onjuist is te beweren dat iedereen genezen zal, mits hij maar gelooft in de genezing.

Daarnaast vereenzelvigt Luuring de doop met (in) de Geest met het ontvangen van de inwonende Geest, waardoor wij wedergeboren worden, zodat gelovigen vóór de pinksterdag niet wedergeboren konden zijn.

Ik heb al eens meer geschreven over de moeilijkheden, die daaruit rijzen o.a. dat dus de apostelen vóór de pinksterdag geen kinderen van God zouden zijn geweest. Hoe meer ik echter de Schrift op mij laat inwerken, hoe meer ik overtuigd raak dat men wat de Schrift over de Heilige Geest zegt, niet in een sluitend theologisch systeem kan onderbrengen.

Zij die de vervulling met de Geest uitsluitend willen beperken tot de periode vanaf de pinksterdag, komen in botsing met een tekst als: „En Elisabeth werd vervuld met de Heilige Geest" (Lk. 1 : 41).

Ik meen dat we daarom maar niet te veel moeten filosoferen over de Heilige Geest, maar zoveel mogelijk moeten luisteren naar wat de Schrift zegt over de Heilige Geest, wie Hij is, hoe Hij werkt en dan voortdurend in ootmoed moeten bidden: Kom, Heilige Geest, en vervul mij met Uzelf, met Uw kracht, Uw vuur. Overtuig mij steeds opnieuw van mijn zonde. Leid mij in alle waarheid. Heilig mij. Leer mij in kinderlijk vertrouwen tot God bidden: Abba, Vader. Verheerlijk Christus in mij.

Br. Luuring aan wie ik deze recensie toezond, reageerde:

De gelovigen onder het Oude Verbond werden behouden in de ver-wachting en de hoop op de belofte. Of zij wedergeboren waren komt niet ter sprake, in ieder geval leefden zij onder de schaduwen van het Oude Verbond.

Het kindschap Gods kenden zij ook niet hoewel het soms even wordt genoemd. (Psalm 82:6). Zij hebben de belofte evenwel niet verkregen (Hebr. 11:39).

Gods Geest werkte nog NIE T op die wijze zoals dat na Christus' hemelvaart pas een feit werd, maar Hij gebruikte werktuigen bij de voorbereiding van het volle heilsplan. Erg mooi is in dit verband Hebr. 9:8.

David had de Heilige Geest op een voor het Oude Verbondgeweldige wijze, en ook dat moeten wij in verwachting van het volle heil zien.

Elisabeth werd op een bijzondere wijze met Gods Geest vervuld, maar zij was als de moeder van Johannes de Doper ook een bijzonder werktuig in Gods heilsplan. Dat moeten wij dus wel zo zien.

Maar op de Pinksterdag (zieJoh. 7:3 9j kon pas in vervulling gaan wat de HeereJezus beloofd had. Toen werden de gelovigen TOT ÉÉN LICHAAM GEDOOPT en werdde Gemeente, heLichaam gevormd en daar horen alle gelovigen hij totdat de Heere Jezus wederkomt.

De definitie van de wedergeboorte wordt in het Nieuwe Testament duidelijk gegeven. 1 Joh. 5:1

***** II *****

PINKSTEREN IN BEWEGING - 75 jaar pinkstergeschiedenis in Nederland en Vlaanderen - door C. en P. N. v.d. Laan (uitg. Kok, Kampen, 192 blz. ƒ 32,80). Wie op een prettige en toch ook gedokumenteerde wijze wat meer wil weten over het ontstaan van de pinksterbeweging in Nederland en Vlaanderen en over de groei daarvan, vindt in dit boek alles van zijn gading. Het is ook geïllustreerd met vele foto's. Leerzaam zijn ook de statistische gegevens. In 1931 waren er ongeveer 500 leden van pinkstergemeenten in Nederland; in 1981 waren er 34.190. Dat zijn alleen de volwassen-gedoopte leden. Om een vergelijking te kunnen maken met de andere kerken, zal men nog ongeveer een 25.000 kinderen erbij moeten tellen. Totaal dus 59.190.

In Vlaanderen bedroeg het aantal leden van pinkstergemeenten in 1931 ongeveer 100; in 1981 was dat aantal uitgegroeid tot 2.239, waarbij dus ongeveer 2000 kinderen, dus totaal 4.239.

Vanwaar deze, in vergelijking met de officiële kerken, zo enorme groei? Kunnen we ons van die vraag afmaken door een opmerking als: „Het zal wel een strovuur blijken te zijn geweest, dat spoedig weer zal uitgeblust zijn"?

Wat mij eveneens opviel, was de grote versplintering binnen de pinkstergemeenten. Er worden tien groepen van gemeenten, te vergelijken met onze kerkverbanden, aangegeven, maar daarnaast 14.135 onafhankelijke pinkstermensen, die tot geen enkele groep van gemeenten behoren. Dat is meer dan één derde van het totaal. Wel worden verschillende pogingen vermeld om tot meer eenheid te komen, maar die mislukten telkens.

Ook al leggen de pinkstermensen sterke nadruk op het werk van de Heilige Geest toch zijn ook zij blijkbaar echte Nederlanders van wie wordt gezegd:

„Eén Nederlander is een theoloog; twee Nederlanders zijn een kerk; drie Nederlanders zijn eekerkscheuring. En ik zou daaraan willen toevoegen: Vier Nederlanders zijn een oecumeniscbeweging; bij vijf Nederlanders is er één, die de overigen beschuldigt van valse oecumene.

***** III *****

TALEN, TONGEN?

Door G. F. Rendal uit het Frans vertaald door M. Bohets (uitg. Medema, Vaassen, ƒ13,90). Een intens-triest boek waarin 148 bladzijden worden besteed om aan te tonen dat het spreken (bidden) in tongen niet voor onze tijd is.

Wat wil de schrijver (uitgever) daarmee bereiken? Zijn eigen gelijk? Het gelijk van de groep tot wie hij behoort? Gunt hij de anderen niet wat hijzelf niet blijkt te bezitten? Waarom moet je andere gelovigen die volkomen roemen in Christus alleen, die weten dat er in henzelf geen goed woont, maar enkel op de genade Gods in Christus bouwen, - kwetsen met deze slotconclusie: „De vader der leugen zit achter de pinksterbeweging" (pag. 140)? „Het gebruik van de electronica heeft dit onderzoek bevestigd en openbaar gemaakt, dat het huidige spreken in talen onder leiding staat van een geest van dwaling" (pag. 140). Hoever zijn we van de eenvoud van Christus verwijderd, als we de kille electronica gaan inschakelen om elkaar als christenen uit te schakelen!

Op pag. 119 somt de schrijver vier gevaren op van het spreken (bidden) in tongen. 1 „Het verstand is er niet bij werkzaam ". Ik stel daartegenover: „Ik dank U, Vader, Heere des hemels en der aarde, dat gij deze dingen voor de wijzen en verstandigen verborgen hebt en ze de kinderkens hebt geopenbaard" (Matth. 11 : 25).

2. „Het diploma van een zekere superioriteit, waarmee men alle kanten op kan". Maar dhr. Rendal geeft zichzelf een diploma van superioriteit. Hij wéét het allemaal zo zeker: De glossolalie van 1 Kor. 14 moet verstaan worden als een spreken in andere talen. Uit het boekje blijkt niet of de schrijver een wetenschappelijke theologische graad heeft behaald. Maar als ik moet afgaan op wetenschappelijk gezag, dan geloof ik eerder in onze nuchtere prof. dr. Grosheide en in prof. dr. J. Behm in THWZNT, die beiden van oordeel zijn dat het in 1 Kor. 14 gaat over het spreken in een, meestal niet bestaande, menselijke taal.

Als je 1 Kor. 14 : 5 met de Voorhoeve-uitgave zou moeten vertalen: „Ik wilde wel dat u allen in talen sprak" - dan kom je ofwel tot een onzinnige inhoud - immers is er iemand die niet in een taal spreekt? - ofwel je vult zeifin: „Ik wilde wel dat u allen in vreemde talen sprak" en dan zou Paulus propaganda hebben gemaakt voor het bestuderen van vreemde talen, maar dat kan ook niet, want hij noemt de glossolalie een gave van de Heilige Geest.

3. „ Het zichzelf oordelen en het zelfonderzoek in het licht van Gods Woord wordt door het spreken in tongen vervangen". Dat is pure onwaarheid. Ik ken iemand die in tongen bidt én tegelijk leeft vanuit een diepe verbrokenheid voor Gods aangezicht.

4. „De vader der leugen zit achter de pinksterbeweging", met name achter het bidden in tongen. Ik ken oprechte kinderen Gods die, wanneer ze door de boze geesten worden lastig gevallen, zich overgeven aan het bidden in tongen; met als resultaat dat de lucht in hun ziel helemaal opklaart en een serene vrede over hen neerdaalt.

De zogenaamde kenners van de Schrift van destijds hebben aan de Heere Jezus eenzelfde verwijt gemaakt nl. dat Hij de duivelen uitdreef uit kracht van de „Vader der leugen", Beëlzebul. Jezus antwoordde: „En indien de satan de satan uitwerpt, zo is hij tegen zichzelf verdeeld; hoe zal dan zijn rijk bestaan?" (Matth. 12 : 26).

5. Ik ben het beslist niet eens met sommige pinkstermensen, die beweren dat iemand die niet in tongen heeft gesproken, geen deel heeft aan de volheid van de Geest. Ook keer ik mij tegen de beklemtoning van het spectaculaire werk van de Geest in de charismata. Volgens Paulus (en de gehele Bijbel) is oneindig belangrijker het stille werk van de Heilige Geest, waardoor Hij mensenharten totaal verandert en tot verbrijzeling vanwege de zonden brengt, met als vrucht de liefde (Gal. 5 : 22; 1 Kor. 13; Rom. 5 : 5). Maar het is volkomen onjuist om dan maar heel de pinksterbeweging van de tafel te vegen als een werk van de „vader der leugen".

6. Ik geef de waarschuwing van Paulus door: „De kennis maakt opgeblazen" - en daar bedoelt Paulus heel zeker ook mee het pronken met Bijbelkennis - „maar de liefde sticht". Die liefde met haar warmte is in heel dit boek niet te bespeuren.

ONS WERK IN PORTUGAL:

In zijn laatste gebedsbrief publiceerde br. Canha twee uitvoerige getuigenissen. Ik wil die kort weergeven.

Manuel Rosa

Hij was in zijn jeugd een zeer toegewijd rooms-katholiek en bezocht de kerk ook door de week. Maar hij ervoer er geen kracht. Hij raakte aan de drank verslaafd. Hij kwam in aanraking met br. Canha en bezocht de kerkdiensten: Maar de oude mens was erg taai in hem. Op een zondag had hij genoeg van alle vroomheid en wilde weer naar de bioscoop. Terwijl hij in de rij stond te wachten om een entreekaartje te kopen, overviel hem een hevige onrust. Hij nam de bus en kwam nog net op tijd in de dienst van br. Canha om de tekst van de prediking te horen: „Heere, wat wilt Gij dat ik doen zal?" (Hand. 9:6). Ineens zag hij de diepte van zijn zonde: hij besefte dat hij steeds had gevraagd: „Manuel, wat wil jij dat je doen zult". Hij barstte uit in tranen. Dat werd het gezegende uur van zijn bekering.

Angelica Rosa

Tien jaar lang was zij een catechiste van de R.-K. Kerk. Maar haar huwelijk liep spaak. Op den duur begon ze haar man en haar beide dochters te haten.

Ze ging naar een psychiater en zocht rust in de slaappillen. Op zekere dag vond ze in de brievenbus een folder waarop stond: „Ik heb nieuw leven gevonden in Christus. Wellicht is dat er ook voor u. Bel onderstaand adres…". Zo kwam ze in kontakt met br. Canha. Maar ook bij haar verzette de oude mens zich hevig tegen het nieuwe leven, totdat ook zij op een zondag geslagen werd, toen br. Canha preekte over de zonde van de tong. Toen wist ze het ineens: Ik heb zoveel kapot gemaakt in mijn leven met de tong. Ze was totaal gebroken en vond door haar tranen heen Christus als de barmhartige Zaligmaker, die haar de vergeving der zonden schonk.

Zij die het werk van br. Canha willen steunen, kunnen dat doen door overmaking van hun gift op giro 901.000 van IRS te Velp met vermelding: „werk in Portugal".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 1984

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

DRIE BOEKEN OVER DE PINKSTERBEWEGING

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 1984

In de Rechte Straat | 32 Pagina's