IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

DE GERINGEN IN HET N.T.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE GERINGEN IN HET N.T.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het is te verwachten dat deze grondgedachte van het OT zich voortzet in het NT, maar dan verdiept en verbreed. Het Nieuwe Testament is immers het volop opengebloeide Oude Testament. Dat is het wat Jezus bedoelde, toen Hij zei: „Meent niet dat Ik gekomen ben om de wet of de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen om (die) te ontbinden, maar te vervullen" (Mt. 5 : 17).

Jezus vangt Zijn prediking aldus aan: „De tijd is vervuld en het Koninkrijk Gods nabij gekomen; bekeert u en gelooft het Evangelie" (Mk. 1 : 15).

In deze enkele woorden beluisteren we dezelfde grondtonen als van ps. 130. Jezus vraagt ommekeer en heenkeer naar God, dus een diepgaande innerlijke verandering. Die verandering kan alleen maar tot stand komen door die verandering gelovig van God aan te nemen. De verwachting van de psalmist, zijn uitzien naar de morgen, is vervuld. God heeft nu ingegrepen. Hij heeft Zijn Zoon Jezus Christus gezonden om Zijn Koninkrijk te vestigen op de aarde.

Zaligsprekingen over de geringen

In de bergrede ontvouwt Jezus dan de grondtrekken van dat Koninkrijk der hemelen. Hij begint met de zaligsprekingen, die één lofzang zijn op de heerlijkheid van de stillen in het land, de rechtvaardigen, degenen die in ootmoed alles gelovig van God alleen verwachten (Mt. 5 : 1-12).

De bergrede is een prediking van een radikale geweldloosheid. Jezus houdt ons daarin vóór, dat we op niets van onszelf moeten steunen, maar alleen op God. Hij begint Zijn rede niet met de proklamatie van een grondwet voor dat Koninkrijk, die in scherpe juridische bewoordingen de onderlinge rechtsverhoudingen regelt. Zijn eerste zorg is niet een kerkelijk wetboek geweest. Hij heeft Zich gericht tot het hart van de mens. Als dat hart de juiste instelling heeft, komt het overige vanzelf in orde. „Zoekt eerst het Koninkrijk Gods en Zijn gerechtigheid, en al deze dingen zullen u toegeworpen worden" (Mt. 6 : 33).

Zalig de armen

De geringen worden in de zaligsprekingen met nieuwe woorden, of althans met dieper-gekleurde woorden, aangeduid.

Ze worden genoemd „de armen van geest". Het Koninkrijk der hemelen is voor hen die niet bouwen op hun wetenschappelijke stelsels, ook niet op hun theologie, maar voor hen die weten dat ze God niets kunnen aanbieden dat Hem uit zichzelf aangenaam zou kunnen zijn. Ze komen niet aandragen met de schittering van hun ideeën en de kracht van hun gedachtenkonstrukties. Ze zijn leeg van zich2elf, maar juist vanuit dat innerlijke vacuúm zuigen ze de Geest, de Adem Gods, tot zich.

In Lk. 6 : 20 worden de armen zonder meer zalig geprezen. Dan is duidelijk bedoeld: degene die arm is aan aardse bezittingen. Maar uit het geheel van de prediking van Jezus blijkt dat Hij die arme in maatschappelijke zin ziet als symbool van de arme van geest. Jezus gaat bij voorkeur om met de maatschappelijk vertrapten, de mensen die aan de rand van de samenleving zich ophouden, o.a. de tollenaars en de hoeren. Maar ook deze mensen moeten zich bekeren en in Hem geloven, anders gaan ook zij het Koninkrijk niet binnen (Joh. 3 : 3, 5).

Treurenden worden vertroost

Vervolgens worden de treurenden naar voren geschoven. Niet omdat Jezus een zwartkijker zou zijn en graag te doen zou hebben met pessimisten van allerlei aard. heel de verschijning van Jezus heeft vreugde uitgeademd. Hij is gekomen, „opdat Mijn blijdschap in u blijve en uw blijdschap vervuld worde" (Joh. 15 : 11).

De treurenden worden hier zalig gesproken, omdat ze iets missen. Ze voelen zich niet thuis op deze aarde. Ze vertoeven er als vreemdelingen, want ze weten dat hun eigenlijke vaderland ginds is, bij God. „En indien zij aan dat (vaderland) gedacht hadden van hetwelk zij uitgegaan waren, zij zouden tijd gehad hebben om weer te keren; maar nu zijn zij begerig naar een beter, dat is, naar het hemelse. Daarom schaamt God Zich voor hen niet om hun God genaamd te worden; want Hij had hun een stad bereid" (Hebr. 11 : 15-16).

In zoverre zit er bijna iets melancholisch in de stillen van het land. Het zijn mensen met heimwee, heimwee naar omhoog, naar het land waarin ze met hun hart reeds vertoeven.

Maar Christus verzekert hen dat ze vertroost zullen worden. Straks zal hun verblijf temidden van de ongerechtigheid op deze aarde voorgoed een einde nemen. Dan zal de Bruidegom tot Zijn gemeente die Hem altijd heeft verwacht, zeggen: „Zalig zij, die… door de poorten mogen ingaan in de stad. Maar buiten zullen zijn de honden en de tovenaars en de hoereerders en de doodslagers en de afgodendienaars en een ieder die de leugen liefheeft en doet" (Openb. 22 :14-15).

Hij schold niet terug… en wij?

Dan volgen de zachtmoedigen. Over hen lezen we ook in het OT: „Gij deedt een oordeel horen uit de hemel; de aarde vreesde en werd stil, toen God opstond ten oordeel om alle zachtmoedigen der aarde te verlossen" (ps. 76:9-10). „Zoekt gerechtigheid, zoekt zachtmoedigheid, misschien zult gij verborgen worden in de dag van de toorn des Heeren" (Zef. 2:3). Dit „misschien" is in de zaligspreking van Jezus tot een zekerheid geworden. „Zalig zijn de zachtmoedigen, want zij zullen het aardrijk beërven".

Jezus Zelf is het grote voorbeeld geweest van de nederigheid en zachtmoedigheid (Mt. 11 : 29). Daarom vermaant Petrus: „Want hiertoe zijt gij geroepen, daar ook Christus voor ons geleden heeft, ons een voorbeeld nalatende, opdat gij Zijn voetstappen zoudt navolgen; die…, toen Hij gescholden werd, niet terugschold, en toen Hij leed, niet dreigde, maar het over gaf aan Hem die rechtvaardig oordeelt" (1 Petr. 2 : 21-25).

Honger en dorst naar de gerechtigheid

„Zalig zij die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid; want zij zullen verzadigd worden". Van deze honger en dorst naar de gerechtigheid staat het hele OT vol. Psalm 119 is één en al verzuchting naar de komst van deze gerechtigheid, zowel in het leven van de psalmist zelf als in het leven van zijn volk en van alle volkeren. En ik wijs nog op:

„Welgelukzalig is de man die niet wandelt in de raad der goddelozen… maar zijn lust is in des Heeren wet en hij overdenkt Zijn weg dag en nacht" (ps. 1). „Welgelukzalig is de man die de Heere vreest, die grote lust heeft in Zijn geboden… zijn gerechtigheid bestaat in eeuwigheid. De oprechten gaat het licht op in de duisternis; Hij is genadig en barmhartig en rechtvaardig" (ps. 112). Maar ook: „Welgelukzalig is hij wiens overtreding vergeven, wiens zonde bedekt is. Welgelukzalig is de mens aan wie de Heere de ongerechtigheid niet toerekent en in wiens geest geen bedrog is" (ps. 32). „Mijn ziel dorst naar God, naar de levende God" (ps. 42 : 3). „Dat de wolken vloeien van gerechtigheid; en de aarde opene zich en dat allerlei heil uitwast en gerechtigheid tesamen uitspruit" (Jes. 45 : 8).

Barmhartigen verwerven barmhartigheid

Ook de oproep tot mededogen en barmhartigheid klinkt door het hele OT heen. „Richt een waarachtig gericht en doet goedertierenheid en barmhartigheid, de een aan de ander; en verdrukt de weduwe noch de wees, de vreemdeling noch de ellendige; en denkt niet in uw hart de een het kwaad van de ander" (Zach. 7 : 9-10). En Jezus heeft de oproep tot de barmhartigheid innig verbonden met de bede om barmhartigheid voor onszelf: „En vergeef ons onze schulden gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren". En Hij heeft er een hele gelijkenis aan besteed om dat te onderstrepen (Mt. 18 : 21-35).

Jakobus geeft als wezenlijke trekken van onze houding tegenover God: „De zuivere en onbevlekte godsdienst voor God en de Vader is deze: wezen en weduwen bezoeken in hun verdrukking (en) zichzelf onbesmet bewaren van de wereld" (Jak. 1 : 27). En met dit laatste komen we aan de volgende zaligspreking.

Zalig zijn de reinen van hart

Reinheid staat tegenover vunzigheid, wulpsheid, geilheid, dubbelzinnigheid. Het hart van de onreine is gespleten. Dat hart stuurt allerlei berekeningen naar boven. Hij is niet recht door zee. Hij bewandelt kronkelpaden, sluipwegen.

Een van de mooiste uitspraken vind ik: „Alles is rein voor de reinen"; maar Paulus laat erop volgen: „Zonder twijfel, maar voor hen die besmet en onbetrouwbaar zijn, is niets rein, want hun eigen zedelijke oordeel is bedorven" (Titus 1:15 RK.Vert.).

De reine mens straalt helderheid uit. De bedompte lucht klaart op, wanneer hij ergens verschijnt. Zijn eenvoud is overrompelend. Zijn ongedwongenheid verovert harten.

De reine reinigt zichzelf voortdurend door verootmoediging voor Gods aangezicht en door te pleiten enkel op het verzoenende en reinigende bloed van Gods Zoon. Daarom: „Zalig (zijn) de reinen van hart, want zij zullen God zien". „Wie zal klimmen op de berg des Heeren en wie zal staan in de plaats Zijner heiligheid? Die rein van handen en zuiver van hart is" (ps. 24 : 3-4).

Sjaloom

We zullen het Griekse woord „eirènè" dat hier gebruikt wordt, moeten lezen tegen de achtergrond van het Hebreeuwse woord „sjaloom". Dat woord heeft deze betekenissen: 1. Het zich wél bevinden, welzijn, uiterlijke en innerlijke orde, rust, welstand. Ook in het moderne Hebreeuws begroet men elkaar aldus: „Ma sjeloomcha (mannelijk); ma sjelomeech (vrouwelijk)?"; letterlijk: „wat (is) uw welstand?", dus: „Hoe maakt u het?"

2. Vervolgens betekent „sjaloom": een goede verhouding tegenover de ander, harmonie, vriendschap. Het staat tegenover: de verstoorde verhouding, wrijving, botsing.

3. In de derde plaats: vrede. Zo lezen we in ps. 37 : 37 over de „isj sjaloom" = de man des vredes, de vredebrenger. (Ik meen dat de NBG hier beter vertaalt: „want de man des vredes heeft nakroost").

Ik vermoed dat Jezus o.a. aan dit vers gedacht heeft, toen Hij deze zaligspreking uitte. In het Grieks staat: „Zalig de eirènèpoioi = degenen die de vrede doen, bewerken".

Tegenover de vredestichters staan de ruziestokers, de vechtjassen, de rustelozen die overal onrust brengen en verwarring stichten, de roddelaars, de oorblazers die mensen tegen elkaar opzetten, de keiharden van het eigen gelijk, de kille dogmatici en kerkjuristen.

Vervolgd om de Gerechtigheid = Christus.

De rij wordt gesloten met een zaligspreking over de vervolgden om der gerechtigheid wil. We worden zelfs door Jezus opgeroepen om ons te verblijden, wanneer de mensen ons smaden en liegende allerlei kwaad over ons zeggen „om Mijnentwil". Hier vereenzelvigt Jezus Zich met „de gerechtigheid". Dat is het nieuwe diiepteperspektief van het NT. Alles wordt daar samengevat in één Persoon, in Jezus Christus. Dan zien we dat alle lijnen van het OT wijzen naar Hem, naar Hem alleen; maar ook datjezus Christus, het Hoofd van de geringen, de stillen in het land, de rechtvaardigen, ook Zelf is De Geringe, De Stille, de Rechtvaardige, in Wie wij gerechtvaardigd worden en in Wie wij onze geringheid tot stilheid voor God kunnen brengen. „Doch gij, o mijn ziel, zwijg Gode, want van Hem is mijn verwachting" (ps. 62 : 6). „Mijn ziel maakt groot de Heere en mijn geest verheugt zich in God, mijn Zaligmaker, omdat Hij de lage staat van Zijn dienstmaagd heeft aangezien, want zie, van nu aan zullen mij zalig spreken al de geslachten" (Lofzang van Maria, Lk. 1 : 46-48).

Op de drempel van Oude en Nieuwe Testament

… stond Johannes de Doper en hij zei van Jezus: „Hij moet wassen, maar ik minder worden" (Joh. 3 : 30). Daardoor is Johannes het voorbeeld voor de geringen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 februari 1982

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

DE GERINGEN IN HET N.T.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 februari 1982

In de Rechte Straat | 32 Pagina's