IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

Lang zal d'ie Leven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Lang zal d'ie Leven

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

In „De Reformatie" las ik een gedeelte overgenomen uit de Friese Kerkbode (geref. syn.), dat ook wij hieronder laten volgen.

„Je kunt tegenwoordig van alles beleven in een gereformeerde kerk. Neem nou die dominee in de Friese hoofdstad, die een doopplechtigheid liet besluiten met het zingen van het welbekende lied: „Lang zal hij leven in de gloria". Het had maar weinig gescheeld of er was nog een driewerf „hiep, hiep, hoera!" op gevolgd ook. En dat in een kerk! Foei!".

Wanneer je dat leest, zou je denken dat de schrijver van dat artikel het ook een schande vond, dat dit gebeurd is. U vergist zich. Eerst begint hij met het belachelijk maken van hen, die in de gereformeerde kerken zich altijd zo somber uitlaten over de verwording binnen de kerk … die querulanten, die zeurders, die verontrusten.

„Het spreekt vanzelf dat een aantal gemeenteleden van de progressieve dominee het er niet bij heeft laten zitten, maar protest heeft aangetekend tegen deze vreemde fratsen, het zoveelste bewijs dat het de verkeerde kant uitgaat met onze kerken, die zich op een hellend vlak bevinden".

Meteen daarna gaat hij zich aansluiten bij de lauwe massa; heerlijk op te kunnen gaan in de massa, mee te kunnen afdrijven met de grote stroom in het lauwe water! Och, dat straks je dan de donderende waterval van de toorn Gods wacht, die dan over je losbreekt, kom, kom, dat is bangmakerij van wat hel- en verdoemenispredikers. Vooruit jongens, zet 'm op: Lang zal d'ie leven!

„Hoewel … het merendeel van de kerkgangers schijnt het niet-geprogrammeerde lied spontaan te hebben meegezongen en heeft geen protest laten horen. Zij vonden het blijkbaar nog niet zo'n gek idee van de dominee om de dopeling een „Lang zal hij leven, in de gloria" mee te geven op zijn pas begonnen levensweg".

Daarna gaat de schrijver het verdedigen als „een kleine doorbraak naar een meer spontane belevingsuiting" en hij moedigt de predikanten aan om op deze manier verdere experimenten te wagen.

„Laten de predikanten die de gave en de durf bezitten om hun toehoorders uit de sleur van het traditionele ritueel te halen, zich door het verzet van enkelen niet teveel laten ontmoedigen".

Zwarte Piet en Sinterklaas

Zo, dus wij worden aangemoedigd om met meer van dergelijke gewaagde (laten we maar eerlijk zeggen: walgelijke) experimenten op de proppen te komen. Wat denkt de Friese Kerkbode dan van het volgende:

Zouden we niet, zo rond Sinterklaas, een Zwarte Piet laten opdraven, die dan de wet voorleest, natuurlijk voorzien van de roede, beeld van de straffende rechtvaardigheid, en van een zak, beeld van de hel. En wat zou het ontroerend zijn, als daarna de dominee, verkleed als Sinterklaas, de genadeverkondiging verricht! Sinterklaas deelt immers ook alles voor niks uit.

Ik weet dat ik nu sarcastisch ben, maar was Paulus dat ook niet, toen hij over de besnijdenis-drijvers opmerkte: „Ze moesten zich maar liever versnijden"?

Je kunt zo'n optreden van Zwarte Piet en Sinterklaas met even veel schijn van argumenten verdedigen, als het zingen van „Lang zal d'ie leven" bij de Doop.

Het schrift aan de wand

Ik ben er diep bedroefd om dat zulk een profanatie van de heilige tekenen en zegelen van het Verbond kan plaatsgrijpen. En bid dat de Heere op een of andere manier opnieuw in dergelijke kerken zal verschijnen met het dreigende schrift aan de wand, waarover we lezen in Dan. 5. Daarin verwijt Daniël koning Belsazar, dat hij in een dronken bui het gerei uit de tempel van Jeruzalem had laten halen dat de legers na de verwoesting van de stad in triomf hadden meegenomen naar Babyion. Ze waren daaruit gaan zuipen, de koning met zijn duizend machthebbers, zijn gemalinnen en bijvrouwen. En ondertussen roemden ze hun eigen goden van zilver en goud, koper, ijzer, hout en steen, die niet zien of horen of kennis hebben. En dan ontcijfert Daniël het raadselachtige schrift:

„MENE, MENE, TEKEL, UPHARSIN. Dit de uitlegging dezer woorden: MENE, God heeft uw koninkrijk geteld en Hij heeft het voleind. TEKEL: gij zijt in de weegschaal gewogen en gij zijt te licht bevonden. Peres, uw koninkrijk is verdeeld en het is de Meden en de Perzen gegeven".

Het helpt niets. Ze gaan door met de bespotting van het heilige. Nee, ze gaan Daniël niet ter dood brengen. O ze zijn zelfs zeer oecumenisch. Ze gaan aan Daniël voltrekken, wat men eenmaal zou doen met Christus, de heilige Profeet Gods, toen men Hem als koning kroonde met een doornenkroon:

„Toen beval Belsazar en zij bekleeden Daniël met purper, met een gouden keten om zijn hals en zij riepen overluid van hem, dat hij de derde heerser in dat koninkrijk was".

Maar het oordeel Gods bleef niet uit, zoals het oordeel Gods komen zal over hen, die aldus de gemeente Gods, de tempel van de Heilige Geest, ontwijden met hun dronkemansfratsen en populaire stunts:

„In dezelfde nacht werd Belsazar, de koning der Chaldeeën, gedood".

De Heilige Geest en een kermismolentje

In de gereformeerde kerk van Maastricht verscheen de dominee (ds. I. de Jong) op de pinksterdag met een plastic kermismolentje op de kansel. Hij blies daarin en zei: „Kijk, dat is nu wat op de pinksterdag gebeurd is. Wie van de kinderen wil dat molentje hebben". Natuurlijk gingen handen omhoog: ikke, ikke.

Deze predikant preekte op 24 jan. '71 hier in Velp en probeerde aan de hand van Amos 9:7 aan te tonen, dat de uittocht van Israël uit Egypte wezenlijk niet verschilde van de uittochten, die ook andere volken gekend hebben. Daarmee ontkende hij de uitverkiezing van Gods volk. Ik heb daar toen ook tegen geprotesteerd.

Ik kan dat nu allemaal beter begrijpen. Inderdaad, wanneer je geen uitverkiezing meer aanvaardt, dan zet je daarmee de poort wijd open voor alle mogelijke menselijke bedenksels. Dan kun je de Heilige Geest bespottelijk maken met een kermismolentje. Dan kun je als predikant van de roepende kerk bij de opening van de synode van Maastricht een Avondmaalsdienst houden, waar ook de priesters aan deelnamen. Natuurlijk, kom maar, leve de oecumische lol! Lang zullen we allemaal leven in de gloria. Was er ook toen maar een schrift aan de wand verschenen om de synodeleden het oordeel aan te kondigen over deze ontheiliging van de Avondmaalswijn, over dit drinken uit de beker des Heeren samen met de funktionarissen van het afvallige Rome.

Geen gave des onderscheids meer

Die gave om het heilige van het onheilige te onderscheiden, is blijkbaar bij een dergelijke gemeente in Leeuwarden als geheel verdwenen. Dat is ook te begrijpen, wanneer de Heilige Geest voortdurend bedroefd wordt. Dan kun je wel allerlei redenen vinden om zoiets te verdedigen, zoals gebeurde in de Friese Kerkbode. Dan heeft men er geen gevoel meer voor, dat dit niet kan, eenvoudigweg niet kan. Dit liedje stamt immers uit een volkomen profane sfeer. Het wordt gebrald na de zoveelste borrel bij een feest. Hossend en dansend lalt men dat „Lang zal d'ie leven in de gloria" over de straten.

„In de gloria …". Weet men wel, waar dit lied vandaan komt? Uit de r.-k. wereld. De gloria is een van de typische roomse termen, die de eeuwige heerlijkheid aanduidt. Ik weet wel dat dit volkomen tot folklore is geworden, evenals het Sinterklaasfeest. Er is niemand, die daar nog bij nadenkt. Maar laat het dan ook folklore blijven en haal het niet binnen de kerk als grappige omlijsting van het heilige teken en zegel des Verbonds, waarbij wij gedenken dat de Zoon van God Zijn bloed stortte om ons rein te wassen van onze schuld.

Poppekast in de kerk

Wij als roomsen hadden dan ook nog een vervolg op dat lied. Dat luidt:

„Zalig zal d'ie sterven (driemaal) in de gloria (driemaal)".

Daarna: „D'n emel (hemel) zal d'ie erven in de gloria".

Zou de dominee dat er ook maar niet bij laten zingen? Dat klinkt immers helemaal vroom. Wat kunnen we toch veel van de rooms-katholieken leren!

Ja, men is daar dan ook al druk mee bezig. Dominees gebruiken al stola's met allerlei kleuren, waaraan ze hun betekenissen geven zoals in de roomse mis: paars, de kleur van de droefheid, zwart de kleur van de diepe rouw, rood de kleur van de liefde, groen de kleur van de hoop enz.

Waarom je ook hierin niet aanpassen aan onze tijd? Groen is inderdaad de kleur van de hoop. Bij groen licht mag je doorrijden. Maar rood is de kleur van het verbod. Voor rood licht moet je stoppen. Zouden ze bv. niet van stola kunnen wisselen tijdens de dienst bv. een rode stola bij de voorlezing van de wet en een groene stola bij de genadeverkondiging? Misschien is het juister, wanneer ze de hele tijd een oranje stola dragen: „Het kan nog net, voordat het stoplicht op rood springt". Want „het kan nog nét" dat is blijkbaar de houding van menig predikant.

En weldra komen ze misschien ook waardig met een staf de kerk binnenschrijden als een Sinterklaas. Want de staf is beeld van hun herdersfunktie. Ja, er is nog veel van Rome over te nemen. We hebben onze professoren in de liturgie, die daar hele studies van maken.

Mien, waar is mijn feestneus?

Velen weten niet meer, wat ze van gekkigheid moeten doen om de gunst van de kerkgangers te winnen en om de jeugd te trekken. Straks hoor ik een dominee tegen zijn vrouw op zondagmorgen zeggen: „Mien, waar is m'n feestneus?". De schrijver in de Friese Kerkbode verdedigde immers de stunt van de doop-dominee aldus:

„De doop is een niet minder feestelijke gebeurtenis dan een verjaardag. En de betekenis ervan biedt wel in een zeer bijzondere zin uitzicht op een lang leven, in de gloria".

Terwijl ik dit zo schrijf, vraag ik me af: Wat voor zin heeft het om hiertegen te reageren? Die dominee en die schrijver van dat stukje in de Friese Kerkbode missen blijkbaar totaal de gave van de onderscheiding der geesten. En Paulus schrijft toch immers: „De natuurlijke mens begrijpt niet de dingen, die des Geestes Gods zijn"(1 kor. 2:14)

Maar zo hebben de profeten ook niet geredeneerd. Zij kwamen op voor de eer van God, ook al zou niemand luisteren, ook al was het hart van het volk nog zozeer verhard, ook al wachtte hen kerker of dood. En misschien dat bij sommigen iets opnieuw begint te ontwaken, een herinnering aan vroeger, aan hun godvrezende vader of moeder uit een geslacht van Doleantie en Afscheiding. Misschien behaagt het de Heere dat te gebruiken om hen tot een ommekeer, een bekering, te brengen. Daarom, lezers van IRS, geef uw blad door. Werp het niet in de prullemand.

Bedelares om de volksgunst

Tot welk een droevige toestand is de gemeente van Christus vervallen in allerlei (beslist niet alleen de gereformeerde) kerken. De Heere had haar bekleed met het staatsiegewaad van Zijn Woord. Dat was haar gezag. Met dat Woord bedekte de Heere haar naaktheid en ellende, omdat zij gelovig opzag naar haar Bruidegom.

Maar nu heeft ze dat kleed aan stukken gescheurd door het mes van de Schriftkritiek. Nu moet ze het met haar eigen gezag proberen. En nu is ze een lachtwekkende vertoning geworden in de wereld. De koningin is aan lager wal geraakt. Ze is bedelares geworden om de volksgunst. Ze kromt zich in vele bochten. Ze probeert zich op allerlei wijze te verfraaien om maar de aandacht van de voorbijgangers te trekken. Ze zetten er een dure perscampagne voor op touw.

Maar ook aan deze kerken zal in vervulling gaan, wat Jeremia schreef over het ontrouwe Israël:

„Zwaar heeft Jeruzalem gezondigd. Allen die haar eerden, verachten haar, omdat zij haar naaktheid zien". Dan zal Jeruzalem (de ontrouwe, naar de wereld lonkende kerk) zuchten: „Ik heb geroepen om mijn minnaars, zij lieten mij bedrogen staan". Moge de kerk zich dan verootmoedigen met de bede van Jeremia: „Verdwenen is de blijdschap van ons hart, veranderd in rouw onze reidans. De kroon van ons hoofd is gevallen, wee ons, dat wij gezondigd hebben. Breng ons, Heere, tot U weder, dan zullen wij wederkeren. Vernieuw onze dagen als van ouds".

Antwoord van de Friese Kerkbode

Het zou kunnen zijn, dat de redaktie van de Friese Kerkbode zich later van dit stuk zou hebben gedistancieerd. Daarom stuurde ik copie van mijn artikel naar de secretaris van de redaktie, dhr. A. J. Wijnsma. Ik kreeg onderstaand antwoord:

Geachte ds. Hegger,

Hartelijk dank voor de toezending van uw artikel voor „In de Rechte Straat", waarin u kommentaar levert op een kerkboeketje van mijn hand, dat een tijdje terug in de Friese Kerkbode verscheen over „Lang zal d'ie leven". Ik waardeer het zeer, dat u zoveel aandacht aan mijn pennevrucht hebt willen schenken en zo vriendelijk was mij fotocopieën van uw artikel toe te zenden.

In antwoord op een vraag in uw begeleidende briefje kan ik u mededelen, dat de redaktie van de Friese Kerkbode zich later niet gedistancieerd heeft van genoemde stunt. Wij huldigen namelijk het principe, dat wij als redaktie van de Friese Kerkbode geen eensluidend standpunt behoeven te hebben, maar dat elke redakteur verantwoordelijk is voor zijn eigen mening en daarop kan worden aangesproken. En ik zie geen enkele aanleiding mijn zienswijze in dezen te herroepen. Ik geloof, dat u een beetje te zwaar aan deze zaak tilt. Mijn wekelijkse column in de Friese Kerkbode heb ik bewust een wat relativerend karakter gegeven. Ik probeer zoveel mogelijk de blijmoedige kant van het christen-zijn te belichten en ik weet, dat dit door vele, zeer gelovige, lezers en lezeressen wordt gewaardeerd.

Uw artikelen zijn inderdaad te lang om ze integraal af te drukken in de Friese Kerkbode. Mocht ik er op de één of andere manier nog eens op terugkomen in mijn rubriekje, dan zal ik u wel een exemplaar van de betreffende kerkbode laten toezenden.

Houd goede moed!

Met broedergroeten uit Friesland,

A. J. Wijnsma.

KOMMENTAAR:

Ik had altijd gehoord, dat juist de Friezen zo gezond gereformeerd waren. Dat blijkt dus een loos gerucht te zijn. Erg jammer, dat blijkbaar ook in Friesland de gave van de onderscheiding der geesten steeds meer aan het verdwijnen is.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 december 1975

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

Lang zal d'ie Leven

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 december 1975

In de Rechte Straat | 32 Pagina's