IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

Begrijp ELKAAR TENMINSTE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Begrijp ELKAAR TENMINSTE

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wij ontvingen onderstaand kaartschrijven van Ben Jansen, redakteur van het tweemaandelijkse tijdschrift „God met ons", waarvan in 1972 de 66ste jaargang verschijnt. Elders in ons blad ziet u meerdere citaten uit „God met ons", waardoor u zich een beeld kunt vormen van inhoud en geestelijk klimaat van dit blad.

U zult dan kunnen ontdekken, dat „God met ons" wél behoudend rooms-katholiek is, maar niet in de vervelende, zeurderige, negatieve zin als b.v. „Confrontatie". De redakteurs gaan diep in op de huidige problemen en trachten er een antwoord op te geven.

Des te meer was ik verbaasd over deze reaktie:

Geachte Heer,

Bij deze wil ik het ruilabonnement dat bestaat tussen I.R.S en „God met ons" intrekken.

Het spijt me, maar ik zie geen enkele reden meer om nog een broederlijke uitwisseling voort te zetten. Uw tijdschrift is dermate weinig open voor de Geest en toont zo weinig respekt voor christenen die op een andere manier dan de uwe gelovig kerk zijn, dat de basis voor een getuigend gesprek volkomen ontbreekt. Ik dacht dat de weg van verzoening in de waarheid heel anders was, en minstens niet verdorde in een liefdeloos getrap tegen broeders in het geloof. Dat proef ik maar al te vaak. Hopenlijk komt u uit die rechte straat eens een keer over de brug.

Gegroet, Ben Janssen

ONS KOMMENTAAR:

Graag zou ik vernemen, wanneer ik in ons blad ergens tekort ben gekomen aan respekt voor andere christenen?

Of bedoelt dhr. Janssen dat het op zichzelf al een tekort aan respekt voor anderen is, wanneer je als je diepste overtuiging uitspreekt dat de leer van een bepaalde groep of" kerk in strijd is met wat de Bijbel zegt? Ik kan mij dat moeilijk voorstellen, want dan zou hijzelf zich daar ook aan „bezondigen", want ook hij blijkt een sterke overtuiging te bezitten. En het kenmerkende van een overtuiging is, dat je dan tevens van oordeel bent dat anderen die een tegenovergestelde overtuiging aanhangen, dwalen. Anders spreken we niet van „overtuiging", maar dan is het hoogstens een kwestie van „opinie".

Wanneer heb ik in ons blad „getrapt naar broeders in het geloof"? Wanneer heb ik mij kwetsend of denigrerend uitgelaten over rooms-katholieke mensen? Nogmaals, het feit dat ik het beslist oneens ben met de r.-k. leer, betekent toch daardoor nog geen oordeel over de r.-k. mensen.

De brief van dhr. Janssen stelt mij ook om andere redenen teleur. Wat wil hij dan? Een soort syncretisme, een godsdienst van de grootste gemene deler? Uit alles blijkt dat hij overtuigd rooms-katholiek is en daar ook voor uitkomt. Maar mag ik dan niet uitkomen voor mijn reformatorische overtuiging? Waarom niet?

Vervolgens, ik dacht dat we eindelijk zo ver waren, dat we onverbiddelijk naar elkaar moeten luisteren, althans zeker, wanneer wij de Bijbel als onfeilbaar uitgangspunt nemen. Waarom wil dhr. Janssen niet eens naar de stem van de Schriftgelovige reformatie luisteren? Waarom met oogkleppen rondlopen?

Wij ontvingen op deze vragen van Ben Janssen het navolgende antwoord:

OP WEG NAAR EEN WERKELIJK GETUIGEND GESPREK?

Hartelijk dank dat u mij ruimte geeft om in uw blad mijn houding en uitlatingen t.a.v. In de Rechte Straat toe te lichten. Omdat de kopij al onmiddellijk binnen moet zijn, moet ik mij beperken tot een globaal antwoord. Dat spijt mij, want meer dan een uurtje kan ik in deze drukke dagen echt niet vrij maken.

Ik waardeer uw grote liefde voor het Woord van God, ik waardeer de ernst waarmee u dit verkondigt en in uw leven gestalte wilt geven. En ik geloof dat wij, katholieken, veel kunnen leren in deze van reformatorische christenen. Maar ik ben ernstig teleurgesteld over de manier, waarop het Woord Gods in uw tijdschrift regelmatig gehanteerd wordt. Vaak krijg ik het gevoel dat er te pas en te onpas met kleine citaten (uit hun verband gerukt) geschermd wordt, uit zelfverdediging of om een andere mening de kop in te drukken. Ik proef zo weinig blijde boodschap, zo weinig hoop en liefde in deze methodiek.

Voor mij is het Woord van God een vindplaats van Gods liefde, een ontmoeting met Zijn aangezicht dat zich telkens openbaart in de worsteling van de mens om het geluk. Uw benadering van de Bijbel komt mij erg star voor, statisch, alsof de Bijbel een wetenschappelijk boek is vol bewezen formules. De Bijbel is voor mij een openbaring van goddelijk leven in de geschiedenis van de mens, het is een geheim, een blij gebeuren vol dynamiek, een beleving van de stilte waarin Gods grootheid spreekt. Door studie en in gebéd van de gemeente hoop ik steeds beter de weg van het joodse volk te ontdekken en de weg van de jonge kerk. Zo hoop ik steeds dieper te verstaan dat Gods Woord mens geworden is in een bepaalde tijd en in de eigenheid van een bepaald volk. Daarom vind ik historisch inzicht erg belangrijk, juist om mijn hart meer te kunnen richten op de Waarheid en minder op tijdgebonden uitdrukkingsvormen.

Hier zit, geloof ik, een groot breekpunt in ons wederzijds verstaan van de Schrift. Want bij uw gebruik van de Bijbel krijg ik vaak het gevoel dat we alle exegese wel kunnen stopzetten, want de Bijbel is een kant-en-klaar-pakketje, altijd gereed voor gebruik, en de verpakking is even belangrijk als de inhoud. Ik kan de Bijbel niet zien als een boek dat Jezus van Nazareth meebracht op aarde als een handleiding van de Vader. Gods Woord is juist mens geworden, in een heel bepaalde kontekst. De Schrift is toch ook, behalve inspiratie van Gods Geest, de neerslag van een gelovig groeiproces van de eerste gemeente. Hiermee wordt het Woord van Jezus Christus niet gedegradeerd, maar het komt juist beter tot zijn recht als de stem van God in het konkrete menselijke bestaan, Iemand die mij aanspreekt, ook vandaag.

Misschien ligt in dit verschillend verstaan van Gods Woord wel de diepste reden van de wrange bijsmaak die ik proef bij lezing van uw tijdschrift In de Rechte Straat. Uw overtuiging als reformatorisch christen baseert u op een statisch begrijpen van de Bijbel, meen ik. U presenteert uw overtuiging als een theoretisch schema, een leer die u zo uitdraagt dat het lijkt of alleen uw overtuiging de enige en volledige waarheid is op aarde. Natuurlijk zegt u dat niet. Maar het valt wel als een ondertoon te beluisteren in veel artikelen. Ik ga hier niet in een gevechtshouding staan en met citaten gooien van: kijk maar daar en daar. We zijn geen kinderen. Maar ik meen dat u wel op deze manier ingaat op publikaties van moderne reformatorische theologen en dominees. Vooral protestanten die in een werkelijk gesprek treden met de moderne katholieke theologie, slaat u met een zeer enge en tijdgebonden uitleg van de Bijbel om de oren. Alsof Gods openbaring voorgoed tot stilstand gekomen is bij het begin van de reformatie. Alsof die theologen door waardering op te brengen voor bepaalde diepe waarden in de katholieke kerk, al de plank mis slaan. Moeten wij niet een andere weg gaan?

Moeten wij in de oekumene niet allereerst elkaar gaan beminnen? Hoe kunnen we anders tot de Waarheid komen? Moeten wij niet samen op zoek gaan naar de historische en sociologische wortels van de verdeeldheid in de Kerk van Christus? Moeten we niet ons eigen standpunt en ideeënbus im Frage durven stellen om open te staan voor een nieuwe ontdekking van het evangelie? Moeten wij niet de pretentie (hoe pijnlijk voor sommigen ook) durven verliezen dat Gods Geest alleen werkt in één bepaalde sekte of kerk? Moeten wij niet ons veilig dichtgetimmerd huisje durven verlaten en over de brug komen om onze naaste buurman weer als broeder in Christus te leren kennen? Moeten we niet eindelijk de wapens van eenzijdige bijbelinterpretatie neerleggen? Moeten we niet samen beginnen bij een duidelijke gemeenschappelijke kern inplaats van elkaar zondige randverschijnselen in het instituut te verwijten? Moeten we de ramen niet durven open gooien en samen zien, hoe we evangelie en kerk anno 1972 zo kunnen presenteren dat Gods verlossing weer zichtbaar en voelbaar wordt voor een wereld die hongert naar Waarheid en recht en snakt naar bevrijding en hoopvol uitzicht? Deed Jezus Christus niet hetzelfde door ten diepste mens te worden, jood met de joden? Waarom sprak Hij in parabels, gelijkenissen, als de reden niet zou zijn de toegangsmogelijkheid tot de oren en harten van de joodse samenleving?

Als u mensen in uw tijdschrift verwijten maakt dat ze zoekend deze weg gaan, dan wilt u die mensen als lichaam niet in de hoek trappen. En natuurlijk mag ik niet zeggen dat u liefdeloos trapt tegen broeders. U herhaalt zelf telkens dat u niet oordeelt over harten. Maar ik kan niet inzien, hoe men een gelovige overtuiging kan losmaken van een menselijke beleving. Alsof geloven (en dus overtuiging) slechts het aannemen van een aantal verstandelijke waarheden was. Ik dacht dat het voor allen toch een herademing was dat we deze periode gelukkig eindelijk aan het overwinnen zijn. Geloven heeft immers veel meer met hart en gedragshouding te maken. Maar uit uw kommentaar maak ik op dat u een andere opvatting van de overtuiging hebt. Dan zitten we in uw ogen nog in de tijd van de dwalende broeders. Welnu, ik heb niet de pretentie om te stellen dat mijn overtuiging als rooms-katholiek alleen-zaligmakend is en dat alle anderen dwalen. Al valt het mij ook wel eens moeilijk om Gods liefde en verlossende aanwezigheid te herkennen in de versnippering van reformatorische sekten en kerken. Maar omwille van die verdeeldheid zijn ze voor mij niet afgeschreven. Wel geloof ik dat we het kwaad in stand houden, als we niet bereid zijn om onszelf te verliezen en de weg van de eenheid te gaan. Immers, aan de onderlinge liefde zijn de leerlingen van de Heer te herkennen. En in het beeld van de graankorrel wees Hij ons op de diepte van deze verzoening. Eenheid, opdat de wereld gelove. Tegen die achtergrond van het Evangelie hebben we in de geschiedenis allemaal gezondigd. We zijn van elkaar vervreemd geraakt. We hebben allemaal ernstige fouten gemaakt in het begrijpen van Gods Woord en in het verstaan van Gods bedoelingen met mens en maatschappij. Maar we staan buiten de liefde en buiten de waarheid, als we elkaar blijven verketteren. Dan houden we de vervreemding van de zonde in stand. Samen zullen we voortdurend open en eerlijk om Gods Geest moeten bidden, samen zullen we op weg moeten gaan in de pijnlijke geschiedenis van de verdeeldheid, in trouw aan het fundament van de Kerk van Christus, in trouw ook aan de menselijke pluriformiteit waarin die gestalte kan krijgen. En dat is heel iets anders, dacht ik, dan een godsdienst van de grootste gemene deler. Voor ons allen is de oekumenische beweging een zuiveringsproces, waarbij we onszelf onder de kritiek van Gods Woord moeten plaatsen en de hand allereerst in eigen boezem moeten steken, bereid om onze verstarde inzichten open te breken, bereid om er aan te sterven, want alleen dan zal de Kerk van Christus weer de Bruid worden, waarin Gods liefde voor de mens zichtbaar wordt.

Elkaar de hand van verzoening reiken is in deze heel iets anders dan zand er over. Het is ook heel iets anders dan elkaar met de Bijbel om de oren slaan. Deze weg naar eenheid, naar een opnieuw ontdekken van eikaars rijkdom in het geloof, is geen verdoezeling van de zondige uitwassen of stukturen in de menselijke gestalte van de kerk. Het is een eis van de wederzijdse liefde om respektvol met je broer op weg te gaan in studie en gebed om te ontdekken uit welke inspiratie dat eigen gezicht van die kerk onstaan is.

Als ik vanuit deze mentaliteit uw tijdschrift lees, dan ervaar ik daarin weinig liefde en vertrouwen jegens medebroeders van bijvoorbeeld de rooms-katholieke kerk.

U wilt een maandblad zijn voor het getuigend gesprek met Rome. Ik krijg vaak de indruk dat u geen dialoog wilt, maar alleen de andere partner overschreeuwen.

Waarom mijdt u anders de werkelijk aktuele ontwikkelingen in de geloofsbeleving van de katholieke kerk? Wie geeft u het recht om die te verzwijgen alsof het zijspoortjes zijn? Is het dan werkelijk een blijk van liefde dat u zich in uw artikelen richt op de kerk van het Concilie van Trente? Is er werkelijk een dialoog mogelijk, als u bij herhaling oude gebruiken uit de katholieke kerk blijft signaleren en aanvallen, die nauwelijks meer iets met de huidige geloofsbeleving van Vaticanum II te maken hebben? Hoe gemakkelijk is het om in een paar oppervlakkige historische notities oude gewoonten aan de kaak te stellen door een paar uit het verband gerukte bijbelteksten! U praat over curie-instanties en bejaarde prelaten alsof zij de spreekbuis van de H. Geest in de katholieke kerk zijn. U schenkt aandacht aan aflaten en beeldenverering, alsof u daarmee in dialoog staat met het hart van de hedendaagse katholiek. Waarom die ruimte voor verdorde gebruiken, waarin de meeste katholieken hun geloof niet meer authentiek kunnen uitdrukken? Als u over deze zaken iets meent te moeten en te mogen zeggen, laat dan een deskundige aan het woord, die de diepere inspiratie en hun ontstaan in een juist historisch perspektief kan uitleggen. Dan levert u werkelijk een bijdrage aan een getuigend gesprek. De aandacht in uw tijdschrift voor dergelijke randverschijnselen vind ik niet gezond. Bovendien klinkt er vaak een laag triomfalisme in door van: zie je wel, de reformatie had gelijk. Het lijkt soms in uw berichtgeving of u plezier hebt in afbraakmuziek over de katholieke kerk. Waarom plaatst u anders artikeltjes zoals over de ontroomsing van Quebec? Waarom niet meer aandacht voor achtergrondinformatie, tot opbouw van het volk van God? Waarom die stille rancune? Is zo'n persoonlijke stempel op het tijdschrift wel in de geest van Christus? Is dat de weg van broederlijkheid, verzoening en liefde? Waarom bent u zo weinig open voor de goede initiatieven en heilswerken in andere kerken? Uit angst of behoudzucht? In het geloven is angst een vreemde. Hoe denigrerend voor evangelische initiatieven, ook in verschillende reformatorische kerken, is bijvoorbeeld uw opmerking in het septembernummer van dit jaar op blz. 19 onderaan: „We weten nu onderhand, wat we van „protestantse" kloosters kunnen verwachten. Ze trachten onbijbelse r.-k. praktijken bij ons binnen te voeren." Hup, daar lig je, pootje haken als de scheidsrechter niet kijkt. Het is maar een voorbeeldje, maar het is wel typerend voor de stemming die u aankweekt op een dergelijke manier. Want hoe anders zou het kunnen! Waar is uw stem van hoop, uw woord van blijdschap en eerbied voor christenen die op een andere manier dan de uwe gelovig kerk zijn? Mag en moet de Kerk van Christus dan niet pluriform van gezicht zijn? Dan heeft dat groepje dat in de goede hoek zit wel geluk, want al die miljoenen anderen moeten als afvalligen de weg terug naar dat ene hoekje. Ik dacht dat we samen naar Christus terug moesten, naar Gods Woord en het leven van de eerste christengemeente, zonder die te willen idealiseren. En dat in de gevariëerde gestalten die recht doen aan de eigen kuituren van de volkeren, in een kollegiaal wereldverband, onder leiding van de Heer Jezus Christus, met als menselijke voorganger de Rots waarop Christus zijn kerk wilde bouwen. Maar goed, het artikel is al erg lang geworden.

Hoe houden we de deur naar elkaar open? Me dunkt door het uitgangspunt van ons tijdschrift te leggen in de geest van werkelijke liefde en verzoening. Komt een getuigend gesprek met Rome niet beter uit de verf, als u vooral aandacht besteedt aan de opgaven in onze wereld waarvoor alle kerken staan? Is het niet zinvoller om door deskundigen achtergrondinformatie te laten geven over de werkelijke geest van andere kerken, over hun diepe waarden, hun inspirerende initiatieven, hun pijn door verstarde strukturen en uitgeholde gebruiken? Zonder te willen roemen, geloof ik dat „God met ons" juist op dit punt van toenadering op een aantrekkelijke manier veel gedaan had voor een beter begrip en een broederlijke herontdekking van elkaar. U hebt al die interviews en reportages toch ook gelezen? Natuurlijk is het kinderachtig om die tijdschriften met elkaar te gaan vergelijken. Maar we staan allebei voor eenzelfde opgave. Daarom pleit ik uitdrukkelijk voor ruimte in uw tijdschrift voor broeders die hun geloof op een andere manier willen beleven, en dat van u ook mogen. Als u deze oekumenische geest kunt waarborgen, wil ik graag met I.R.S. in gesprek blijven. Hartelijk dank dat u mij die ruimte deze keer gegeven hebt.

Ben Janssen

Heyendaalseweg 300

Nijmegen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 december 1972

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

Begrijp ELKAAR TENMINSTE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 december 1972

In de Rechte Straat | 32 Pagina's