IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

van predikheerot predikant

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

van predikheerot predikant

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

(VERVOLG V)

Aan het einde van het eerste jaar in het klooster, het jaar van het „noviciaat", moesten wij de zogenaamde „kleine professie" doen. Dat betekende, dat wij, voorlopig nog maar voor de beperkte tijd van drie jaar (vandaar de naam „kleine" professie), de drie kloostergeloften moesten afleggen van gehoorzaamheid, armoede en zuiverheid. Dat gebeurde tijdens een kerkelijke plechtigheid in de kloosterkapel, waarbij ook de familieleden aanwezig mochten zijn. Aan het begin van deze plechtigheid las de kloosteroverste eerst voor wat de inhoud van de geloften precies was: niet meer vrij zijn, maar verplicht tot absolute gehoorzaamheid aan het kloosterlijke gezag, niet meer zonder verlof van de ldoosteroverheid kunnen beschikken over persoonlijke eigendommen (armoede) en tenslotte zuiver leven. Dit laatste betekende ook, dat we ons zouden moeten onthouden van het huwelijk en van iedere intieme relatie met vrouwen en meisjes.

„En hierin moet gij u beschouwen als waart ge geen mens meer, maar een steen of een stuk hout", stond er in het formulier dat de kloosteroverste bij de professie voorlas.

Ongetwijfeld klonk die opdracht geweldig stoer en maakte die een diepe indruk op de aanwezige „leken". Vooral op de mannen! Menig vrouwenoog echter, dat vanuit de kerk eerbiedig en vooral nieuwsgierig bij de professie toekeek, vulde zich daarentegen niet zelden spontaan met een triestig mengsel van medelijden en afgrijzen, als deze ontvlezende volzin zonder blikken of blozen werd voorgelezen. „Geen mens meer, maar een steen of een stuk hout"!

Toch is het aan de meeste roomse geestelijken nooit gelukt om dat werkelijk helemaal te worden. Zelfs niet tegenover vrouwen! Tegenover mannen soms wél. Als je tenminste hoorde hoe kloosteroversten soms optraden tegen hun geestelijke onderdanen of ex-onderdanen, dan moest je inderdaad wel eens denken aan een steen of een stuk hout. Maar dat waren toch uitzonderingen, geloof ik. Want zelfs een bisschop, die zó driftig en kwaadaardig tegen zijn onderdanen kon uitvallen, dat hij op dit gebied internationale vermaardheid genoot, was niet altijd zo onvermurwbaar. Dat mocht bijvoorbeeld een jonge kapelaan ondervinden, die noodzakelijk iets met deze bisschop moest bespreken en die zich daarvoor naar het bisschoppelijk paleis begaf. Met het oog op de geduchte reputatie van de bisschop deed hij dat niet zonder de nodige heilige huiver. Maar op het ogenblik dat de kapelaan schoorvoetend, vanwege de vele kilo's lood in zijn schoenen, de deur van het paleis besloop, liet de bisschop juist een dame naar buiten, die hem een grote gift in geld had gebracht voor de „noden" van het bisdom. De bisschop was allervriendelijkst tegenover de dame. Hij boog en lachte en hield met hoffelijke gebaren de paleisdeur voor de dame open. Terloops liet hij op dezelfde hoffelijke, vriendelijke manier ook de jonge kapelaan naar binnen. En deze was hierdoor niet weinig opgelucht en blij verrast. Maar dit werd anders toen de dame was vertrokken en de paleisdeur weer gesloten. Met een ruk draaide de bisschop zich driftig om naar de kapelaan en hij snauwde hem onvriendelijk toe: „Ziezo, en wat wou jij?" Hevig geschrokken antwoordde de kapelaan onthutst, maar wel van harte gemeend: „Om u de waarheid te zeggen: ik wou dat ik die dame was!' Toen trok hij zijn hoofd gebogen tussen de schouders. Want hij verwachtte niet anders dan dat nu het bisschoppelijk paleis wel met luid gedreun en gedaver in elkaar zou storten en dat de wilde woede van de bisschop hemzelf onmiddellijk in as, in stof en poeder weg zou blazen achter verre horizonten van hoogkerkelijke ver schrikking! Maar dat viel mee. Want toen de kapelaan voorzichtig weer zijn ogen open deed, zag hij, dat de bisschop hem alleen maar geamuseerd stond aan te kijken. Zelfs deze harde man speelde het niet altijd klaar om konsekwent een ongevoelige steen te zijn of een stuk hout. Zelfs niet tegenover mannen! En wat de vrouwen betreft: het protest van de roomse geestelijkheid tegenwoordig tegen het celibaat wekt nu niet bepaald de indruk dat er onder hun toga of habijt of pij werkelijk alleen maar een steen huist of een stuk hout. Ondanks de gelofte.

Maar aan zulke problemen dacht ik bij mijn professie nog helemaal niet. Opgewekt begon ik, na de onderbreking van een jaar door het „noviciaat", weer aan de studie. Dat was echter niet meteen al de studie van de theologie. Als voorbereiding daarop moesten wij namelijk eerst drie jaar filosofie studeren. Want daardoor zouden we moeten leren om zuiver te redeneren en nauwkeurig de betekenis bepalen van moeilijke begrippen zoals „eeuwig", „persoon", „natuur", „leven", etc. etc., waarmee we later in de theologie voortdurend zouden moeten werken. En daarmee zouden wij in de theologie niet even slordig mogen omgaan als kappers en taxichautfeurs dat vrolijk plegen te doen op sociaal en politiek terrein, zei een professor. En dus moesten wij, overigens met alle respekt voor het vele en nuttige werk dat kappers en taxichauffeurs op hun eigen terrein verrichten, eerst drie jaar filosofie studeren als voorbereiding op de theologie.

Voor mij persoonlijk betekende deze studie de grootste en tevens de heilzaamste teleurstelling van mijn leven.

Ik had namelijk geleerd, dat het menselijke verstand „verduisterd" was, maar ik had daarvan eigenlijk nog nooit iets bemerkt. Integendeel, de leraren van het college hadden hun wiskundige en natuurkundige en letterkundige stellingen met zoveel overtuiging en zekerheid en eensgezindheid op ons losgelaten, dat zij van een „verduisterd" of onzeker verstand helemaal geen last schenen te hebben!

Maar bij de studie van de filosofie en vooral van de geschiedenis van de filosofie werd het al gauw duidelijk, dat er van zekerheid en eensgezindheid in het menselijke denken helemaal geen sprake was. Want ook de geleerdste en verstandelijk meest begaafde denkers verschilden op zeer belangrijke gebieden heel erg van mening. En wie van hen had gelijk? Dat was op grond van een verstandelijk bewijs onmogelijk uit te maken, want iedereen gaf voor zijn eigen mening een volgens hem onweerlegbaar verstandelijk bewijs, zowel de christen alsook de atheïst, de mohammedaan, de vrijmetselaar,de communist etc. Volgens ons had natuurlijk de christelijke denker altijd gelijk, maar die mening steunde hoofdzakelijk op het geloof en niet op een of ander verstandelijk bewijs. Integendeel, zuiver verstandelijk gesproken waren de argumenten en conclusies van geweldig knappe denkers als bijvoorbeeld Descartes en Kant en Hegel veel indrukwekkender en waarschijnlijker dan die van vele christelijke filosofen! En nu nóg. Denk maar eens aan Sartre. Als mijn levensbeschouwing dan ook op het ogenblik niet gebaseerd zou zijn op het geloof, maar uitsluitend op verstandelijke gronden, dan zou ik zeker meer vertrouwen hebben in de mening van een paar van die geweldig knappe niet-christelijke denkers dan in een heleboel christelijke. Want niet alleen zou ik de verstandelijke capaciteiten van die niet-christenen in veel gevallen hoger achten, maar bovendien zou ik de christelijke denkers niet zonder reden ernstig verdenken van bevooroordeeld-zijn en daardoor van verstandelijk gebrek aan objectiviteit. Ik kan me daarom ook heel goed indenken dat iemand dat doet.

Enige goed gefundeerde zekerheden zal al dat denken echter nooit aan een mensenleven kunnen geven. De ene mening mag wat waarschijnlijker lijken dan de andere, maar zekerheid krijgt men nooit. Want op grond van verstandelijke redeneringen kan men iedere mening, hoe tegengesteld ook, „bewijzen". Uit hetzelfde boek „bewijst" de ene advocaat dat u schuldig bent en de andere dat n onschuldig bent!


Van predikheer


Op grond van verstandelijke redeneringen kan men alles „bewijzen". En daarom kan een mens op grond daarvan nooit enige zekerheid hebben.

Bij een studie van de filosofie en vooral van de geschiedenis van de filosofie was dat geen prettige ontdekking, maar wel een onvermijdelijke. Daarom hecht ik alleen maar waarde en zelfs veel waarde aan verstandelijke redeneringen als die dienen om iets wat men op andere gronden reeds als waarheid aanneemt toe te lichten en te verduidelijken, zoals men dat doet in de theologie en de apologie, maar ik zal nooit iets als zeker aannemen uitsluitend op grond van verstandelijke redeneringen. Want daarvoor is die grond alléén onvoldoende.

Toch zijn er vooral tegenwoordig veel mensen, die bijzonder veel waarde hechten aan verstandelijk geredeneer. Debatteren en discussiëren zijn op het ogenblik veel gehoorde modewoorden. Er zijn discussiegroepen, die aan het begin van hun samenkomsten het liefst maar achter alles een vraagteken zetten, om daarna samen al denkend, debatterend en discussiërend alles opnieuw verstandelijk te bekijken en te beoordelen en de waarde of onwaarde ervan te bepalen. Het gevolg van deze manier van doen is een steeds groeiende geestelijke onzekerheid onder de mensen. Men ontkent die ook niet, want tegen klaarblijkelijke feiten valt niets te ontkennen. Maar men stelt deze onzekerheid eenvoudig vóór als iets wat normaal en onontkoombaar bij het menselijk leven behoort. Men glimlacht daarom ook medelijdend en zelfs minachtend, als iemand meent iets zeker te weten.


tot predikant


Op zichzelf heeft men daarin volkomen gelijk. Want op grond van alleen verstandelijk geredeneer en gediscussieer kan een mens nooit tot zekerheden komen. Op die manier zal men eindeloos kunnen doorgaan met discussiëren en eeuwig van mening blijven verschillen. Wat dan ook gebeurt!

En toch is de conclusie, dat een mens dus geen enkele zekerheid in het leven kan hebben er helemaal naast. Want een mens kan die wèl hebben! Echter niet op grond van de conclusies van een verduisterd, wankel en onbetrouwbaar menselijk verstand, maar wèl op grond van het GELOOF, op grond van een volkomen en blindelings vertrouwen in de Here en in zijn woord in de Heilige Schrift. Want van dat geloof zegt de Heilige Schrift, dat het is „de zekerheid der dingen, die men hoopt, en het bewijs der dingen, die men niet ziet" (Hebreeën 11:1). En dat zijn niet alleen maar mooie woorden. Een gelovige heeft inderdaad in zijn geloof zekerheden over en bewijzen van dingen, die voor het menselijke verstand zelfs volkomen onbereikbaar zijn.

Ik weet zeker, dat ook sommige christenen, die dit lezen, nu hun schouders zullen ophalen en het woord „fundamentalist" zullen mompelen. Want ze zijn van mening, dat ze momenteel tegenover hun ongelovige en onzekere medemensen verplicht zijn om ook te twijfelen en onzeker te doen en alles ter discussie te stellen, ook de Heilige Schrift. En met de Heilige Schrift bedoel ik dan niet een bepaalde uitleg van de Heilige Schrift (want die is verre van onfeilbaar en mag daarom gerust ter discussie worden gesteld), maar de inhoud van de Heilige Schrift zelf.

Ik weet ook dat dit helemaal niet kwaad bedoeld is. Integendeel, men meent op die manier zijn kerk meer aanvaardbaar en meer geloofwaardig te zullen kunnen maken voor moderne jonge mensen en voor de mensen van de wetenschap. Daarvoor wil en durft men iets wagen wat men vroeger minder gemakkelijk gedurfd zou hebben, nl. zoals de apostel Petrus, en ongetwijfeld even goed be doeld, een eindje binnengaan in het andersdenkende kamp; nieuwsgierig kijken wat men daar van plan is met Jezus te gaan doen; proberen om zich een beetje te warmen aan het vuur van de vijand. Maar de apostel Petrus is niet de enige voor wie deze manier van doen fataal is geworden!

En wat bereikt men er feitelijk mee bij de ander?

Vrede? Rust? Geluk? Bekering?

Vervolg op blz. 27

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 november 1969

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

van predikheerot predikant

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 november 1969

In de Rechte Straat | 32 Pagina's