IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

van predikheer tot predikant

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

van predikheer tot predikant

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toen ik twaalt jaar oud was, ging ik naar een priestercollege. Vanwege mijn keuze was dat het college van de Dominicanen. Op een avond in het begin van september 1927 stapte ik daar binnen. Meteen al bij het binnengaan kwam ik lievig onder de indruk van de rijzige gestalte van de prefect van de school, die in zijn lange, witte habijt bij de deur stond.

Die plechtstatige kleding gaf de prefect in mijn ogen een aanzien en een waardigheid van jewelste.

Ik kende hem helemaal niet, maar zonder verder enig bewijs te hebben voor zijn eventueel buitengewone persoonlijke kwaliteiten was ik alleen al door zijn indrukwekkende kleding meteen van diepe eerbied en achting voor hem vervuld.

Tegenwoordig schaft men allerlei klerikale- en kloosterkleding met nogal veel gemak hoe langer hoe meer af, maar daarmee ongetwijfeld ook een flink stuk indrukwekkende waardigheid, die de dragers ervan zonder veel persoonlijke inspanning of vertoon van persoonlijke kwaliteiten ten toon kunnen spreiden. Misschien is dat wel de reden waarom heel wat dominees, ondanks de door hen enthousiast toegejuichte vereenvoudigingen in de roomse kerk, in hun eigen kerk toch maar liever blijven vasthouden aan het dragen van een plechtige toga! En wellicht is dit voor anderen juist weer de reden waarom zij tegenstanders zijn van allerlei imponerende ambtskledij. De Sinterklaas van „Au Bon Marché" behoeft nu eenmaal niet de kwaliteiten van een bisschop te bezitten, omdat hij in zijn kleding zo sprekend op een bisschop lijkt. Dat is de reden waarom ook ik persoonlijk niet zo erg voorstander ben van allerlei ruisende, wapperende of fladderende ambtskledij in de kerk. Men moet maar proberen om zich ook zonder dergelijke uiterlijke hulpmiddelen als ambtsdrager waar te maken.

Daar komt nog bij, dat ik al één keer in mijn leven over zo'n kledingstuk (geestelijk) gestruikeld ben, zodat ik liever niet de kans wil lopen, dat me dat nóg eens overkomt. Maar ik herhaal, dit is alleen maar mijn persoonlijke mening. Een ander mag er gerust anders over denken. En ik vrees ook niet dat men dat niet zal doen

Overigens bleek die door zijn kleding zo indrukwekkende prefect achteraf ook inderdaad een indrukwekkende persoonlijkheid te zijn, een geweldige redenaar en een reus in de wiskunde.

Het komt trouwens wel meer voor dat iemand uiterlijk lijkt wat hij ook werkelijk innerlijk is. Duidelijke voorbeelden daarvan waren in mijn jonge jaren de meeste priesterstudenten. Die jongens droegen wel geen bijzondere kleding (hoogstens een min of meer luidruchtige studentenpet), maar toch waren ze gewoonlijk uiterlijk onmiddellijk herkenbaar. Een eerbiedig, bleek gezichtje met daarboven een argeloos kort geknipt keurig rechtop staand kuitje waren onmiskenbaar de uiterlijke tekenen van iemand, die het op een celibatair leven aanstuurde en daarvoor kennelijk ook bijzonder geschikt was. Tegenwoordig zijn de priesterstudenten meestal niet meer zo direkt uiterlijk van anderen te onderscheiden. Het zijn gewone, vlotte, zich gemakkelijk bewegende heren. Maar.... zo te zien en te lioren, denken ze dan ook wel een beetje anders over het celibaat dan hun collega's in 1927.

In die tijd was alles wat met sex te maken had voor priesterstudenten taboe. Wij mochten bijvoorbeeld volstrekt geen liefdesromannetjes lezen en nog minder bewonderend of ademloos naar jonge meisjes kijken. Niet dat die volgens ons niet mooi waren. Integendeel, een voor die tijd vlotte en progressieve pater zei eens tijdens de schoolretraite: „Je doet zonde, als je zegt, dat je meisjes niet mooi vindt, want dan lieg je!" Daarom vonden de meeste collegestudenten, ook zonder aanmoedigingen van die pater, jonge meisjes ongetwijfeld mooi. Maar ja, leeuwen zijn ook mooi. En toch doe je er verstandig aan tegenover hen een flinke afstand te bewaren. Als je tenminste geen leeuwentemmer wilt worden. En dat waren wij in dit opzicht nu eenmaal niet van plan.

Dit betekent echter niet, dat zo'n kostschool, waar alleen maar mannen en jongens waren, een „broeinest van homosexualiteit" was, zoals van nietroomse zijde wel eens wordt verondersteld. Dit is beslist niet waar. Wij werden op ieder gebied van de sexualiteit juist heel erg zorgvuldig opgevoed. Zorgwékkend zelfs! Vooral door de tweede prefect die ik meemaakte en die een heel wat minder imposante persoonlijkheid was dan de eerste. Zo moesten wij van hem onder de douche zwembroeken dragen. Als je uit de douchecel kwam, controleerde hij zelf of de zwembroek van je nat was en dus tijdens de douche gedragen. Daarbij vergat hij echter, dat een zwembroek ook nat kan zijn, doordat hij vlak vóór de controle even onder een straal water is gehouden!

Ook de lessen in de oude geschiedenis en de antieke kunst stelden de leraren van de aanstaande celibatairen voor niet geringe problemen. Wij mochten bijvoorbeeld als regel geen afbeeldingen van naaktfiguren uit de oudheid bekijken, ofschoon onze klassieke opvoeding dat toch eigenlijk eiste. De leraar vertelde ons wel, met rood oplopend enthousiasme, hoe prachtig en kunstzinnig de beelden in de oudheid waren en hoe geweldig veel bewondering wij ervoor moesten hebben, maar we mochten ze niet zien. Tenminste niet helemaal. Als het soms eens een keertje wél mocht, bedekte de leraar nauwkeurig en zorgvuldig sommige gedeelten van de afbeelding in de kunstatlas met de punt van zijn middelvinger of zijn duim. Bij het tonen van een plaat met méérdere afbeeldingen erop was dat echter een verre van eenvoudige zaak. Want dan moest de leraar eerst de toppen van alle tien zijn vingers links en rechts op de afbeeldingen plaatsen, voor-dat wij door hem uitgenodigd werden om met ademloze bewondering de kunstwerken te komen bekijken. En wee je gebeente als je dan bij het nieuwsgierig opdringen naar de kunstplaat per ongeluk (of opzettelijk) tegen zijn ellebogen stootte!

Achteraf kun je hierom lachen en van mening zijn, dat men op die manier meer werd opgevoed tot preutsheid dan tot kuisheid. En toch heb ik vele redenen om te geloven, dat niet weinig priesters, die vanwege celibaatsmoeilijkheden later uitgetreden zijn, die celibaatsproblemen voor een gering gedeelte daaraan te wijten hebben, dat ze de vroeger geleerde voorzichtigheid, ook al was die toen nogal overdreven, verwaarloosd hebben. Ik bedoel dit: Wie niet mag of wil roken, moet niet de hele dag naar sigaren en sigaretten gaan zitten kijken. Dat is niet om vol te houden. Zo houdt ook niemand een celibatair leven vol, als men zichzelf niet op vele gebieden beheerst en ontziet, zelfs niet als men aanvankelijk de ,.bijzondere gave" van onthouding heeft gekregen, die zonder twijfel bestaat en waarover Paulus schrijft in 1 Kor. 7:7.

De manier van sexuele opvoeding op de priestercolleges wekte echter bij te véél studenten de indruk dat zij die „bijzondere gave" bezaten. En dat is zich later bij velen ernstig gaan wreken, ook bij velen, die dit niet behoeven te verwijten aan een te roekeloos of te lichtzinnig priesterleven. Ik heb op dit gebied van nabij verschrikkelijk treurige geschiedenissen meegemaakt. Dat was zelfs een van de redenen waarom ik niet meer kon geloven in de bovennatuurlijke, door de Heilige Geest geleide wijsheid van de roomse kerk.

Men moet de nood van vele priesters, van veel méér dan officieel bekend is, niet onderschatten. De verwarring op dit gebied wordt hoe langer hoe groter. Priesters treden uit en trouwen zeer kort daarna. Dat wekt het toch niet ongegronde vermoeden, dat men de huwelijkspartner reeds lang tevoren van zeer nabij kende. En dan tegelijk maar iedere dag mislezen en op de preekstoel aan de „leken" vertellen hoe het zedelijk allemaal hoort! Dat komt tegenwoordig nogal eens voor. En niet alleen in Nederland!

Maar wat moet een dergelijk huichelachtig leven ontzettende geestelijke spanningen en konflikten veroorzaken. En nog treuriger als dat niet het geval is. Want wat moet men bijvoorbeeld denken van priesters, die vrijmoedig en openlijk, op het brutale af, in een radiouitzending rustig verklaren, dat ze in het geheim al jarenlang met een vrouw leven? Hoe kan men dat zo rustig zeggen? Voor gewone christenmensen heet zoiets toch nog altijd ontucht en concubinaat!

In zulke gevallen is men toch wel in een situatie terecht gekomen, die regelrecht tegengesteld is aan het onbevangen, kuise leven, waartoe in de studententijd de priesteropleidingsschool, zij het dan ook te preuts en te bekrompen, bedoelde op te voeden.

Maar misschien dat de veranderde houding hier en daar in de roomse kerk ten aanzien van priesters in moeilijkheden de ernstige problemen op dit gebied wat heefi verminderd.

Zelf ben ik pas drie jaar na mijn uiltreden getrouwd. Dat veroorzaakte echter bij mij geen enkel probleem. Want op grond van Gods Woord in de Heilige Schrift geloofde ik toen al lang niet meer in bepaalde leerstukken en praktijken van de roomse kerk. Zo stond het bijvoorbeeld onomstotelijk voor mij vast, dat de echtheid en geldigheid van een christelijk huwelijk helemaal niet de tussenkomst van de roomse kerk vereist, en dat die kerk op geen enkele manier het recht heelt om een uitgetreden priester het trouwen te beletten en tot een onvrijwillig celibatair leven te dwingen, wat in mijn tijd nog volop gebeurde.

Daarom heb ik geen problemen meer zoals vroeger als lid en priester van de roomse kerk, maar voel ik me helemaal en iedere dag blij en gerust in het heerlijke bijbelse vertrouwen alléén op de Here, mijn enige en volkomen Heiland.

Ik hoop en bid, dat vele andere uitgetreden priesters ook deze weg zullen mogen vinden en dat Gods genade in ieder geval moge verhoeden, dat nog meer van mijn vroegere medebroeders temidden van hun problemen wegzinken in ongeloof en in onverschilligheid of in een soort onduidelijk humanisme, wat men met een groot woord liberaal katholicisme noemt.

Misschien zelfs kan in dit opzicht de herinnering aan het argeloze, vredige leven op het priestercollege van vroeger mede een heilzaam heimwee wekken naar een nieuwe, innige ontmoeting met de Here, zij het dan ook langs een andere weg.

(wordt vervolgd)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 juli 1969

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

van predikheer tot predikant

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 juli 1969

In de Rechte Straat | 32 Pagina's