IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

Alleen de Schrift Gedachtenwisseling met een protestantse lezer

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Alleen de Schrift Gedachtenwisseling met een protestantse lezer

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Remonstrant?

„In I.R.S. december op blz. 19 schrijft u: „Dergelijke belijdenisgeschriften zijn blijkbaar toch om een of andere reden noodzakelijk". Hiermede geeft u blijk dat li niet de traditie, maar onze vaderen, welke door God Zelf verlicht zijn geweest, een klap in het gezicht geeft, u daarboven stelt en Jezus a.h.w, in het midden legt. Neigt dit niet naar oecumene? Het blijkt dus wel dat er mensen zijn die de rechte belijdenis voordragen met de remonstrant in het hart".

Krabbendijke

ONS KOMMENTAAR:

....of rooms?

Het lijkt mij niet goed om over eikaars hart te oordelen, zeker niet wanneer men elkaar alleen maar langs de weg van geschriften kent. Maar dat iemand mij van remonstrantisme kan beschuldigen op grond van wat ik geschreven heb, is mij een raadsel.

Maar nu ter zake: Ik ben het geheel eens met de inhoud van de „Drie Formulieren van Enigheid", maar wilde in dat artikel nog eens duidelijk de leer van de reformatie uiteenzetten, dat de Bijbel de enige bindende norm is voor ons belijden. Nu schrijft echter de heer Bart dat deze belijdenisgeschriften een aparte waarde hebben en dus blijkbaar toch enigszins onze gewetens binden, niet slechts omdat hun inhoud overeenstemt met de Bijbel, maar omdat ze opgesteld zijn door „onze vaderen welke door God Zelf verlicht zijn". Ik meen dat deze gedachtengang in wezen rooms is. Ik kan nl. niet het onderscheid zien tussen deze opvatting van de heer Bart en de leer van de r.-k. kerk, die de paus de „heilige Vader" noemt, omdat hij door een bijzondere bijstand van de Heilige Geest verlicht zou worden, zodat zijn verklaringen van de Bijbel een aparte, zelfs een onfeilbare waarde bezitien. In beide gevallen wordt het beroep op de Bijbel praktisch onmogelijk gemaakt: in het ene geval door verwijzing naar de bijzondere verlichting van de „Heilige Vader" in Rome; in het andere geval door een verwijzing naar „onze vaderen" in het verleden. Juist voor de handhaving van dit beginsel: „De Schrift alleen " hebben onze vaderen hun leven geofferd ten tijde van de reformatie.

WEDERWOORD

Wij hebben ons kommentaar aan dhr. Bart gezonden en hem uitgenodigd zijn zienswijze hierover kenbaar te maken. Wij ontvingen van hem onderstaand wederwoord.

We kunnen uit Gods woord duidelijk lezen, dat het vormelijk Christendom van het begin der wereld al bestaan heeft; die hiertoe behoren, hebben genoeg aan de vorm, zonder hel hemels ingeplante en ziel/aligend geloof; maar de ware kerk en de levende leden, kunnen of mogen evenmin onvormelijk leven; een stad zonder poorten, muren en fortressen ligt voor de vijand open. U spreekt dat de Formulieren menselijke geschriften zijn, maar de Heere heeft beloofd tot de voleinding der wereld dienstknechten te zenden om Zijn Woord te laten prediken, alzoo heeft het Zijne volwijze Voorzienigheid behaagd, door onze vaderen in navolging van de Jeruzalemsche gemeente, Handelingen 15, een ringmuur rondom de kerk te laten bouwen, om zijn heilig Woord te beschermen, tegen de dwaalgeesten die maar waarheden uit de Bijbel grijpen, naar hun eigen verstand verklaren en op hun gevoelen toepassen. Al de godzalige leraren, o.a. Brakel, Comrie, Smytegelt, Vermeer enz. enz. hebben wat een loffelijke getuigenis gegeven aangaande de Drie Formulieren van Enigheid, dat die geloofshelden met een zeer ruime mate des Heilige Geestes zijn bedeeld geweest. Hunne geschriften zijn bijzonder tot bescherming tegen het misbruik der H. Bondszegelen; de Heilige Geest waarschuwt ons (dus God Zelf) door Salomo: Zet de oude palen niet terug, die uwe vaderen gemaakt hebben. En vermeng u niet met hen die naar verandering staan, Spreuken 22:28; 24:21.

Gods knechten en kinderen hebben al vóór jaren opgemerkt, en ik ben er reeds in mijn jeugd tegen gewaarschuwd: Wie de Formulieren verachten, dwalen met verloop van tijd al verder van de Waarheid af, wat in vele personen duidelijk openbaar is geworden.

A. Bart

ONS ANTWOORD:

Allereerst meen ik bezwaar te moeten maken tegen de manier van diskussie van dhr. Bart. Hij probeert mij het etiket op te plakken van verachter van de Formulieren. Dat is niet korrekt. Natuurlijk zou het voor hem heel gemakkelijk zijn, wanneer hij mij daarvan zou kunnen beschuldigen. Dan zouden al onze abonnees zich TERECHT tegen mij keren.

Het tegendeel is echter waar. Ik ben het niet alleen geheel eens met de inhoud van die Formulieren, maar ben ze ook door de jaren heen gaan liefhebben. Hoe troostrijk heeft vooral de Heidelbergse Katechismus het Evangelie weergegeven. Hoe diep ontluisteren de Dordtse Leerregels de zondige mens en hoe machtig' verkondigen zij de roem van de soevereine genade van de in Christus uitverkiezende God. En dan die Nederlandse geloofsbelijdenis. Alleen reeds het feit, dat de opsteller daarvan. Guido de Brés, zijn getuigenis heelt moeten bezegelen door de marteldood, vervult ons met diep ontzag.

Broeders, I a t en we onszelf steeds kontroleren, wanneer we met een ander van gedachten wisselen. Wanneer we de „tegenstander" meningen in de schoenen gaan schuiven, die hij niet deelt of die juist tegengesteld zijn aan zijn eigenlijke opvatting, dan misdoen wij, zonder dat wij er ons van bewust zijn, tegen het negende gebod. Wanneer wij iemand die de belijdenisgeschriften liefheeft, proberen voor te stellen als iemand „die de Formulieren veracht", dan misdoen wij tegen de waarheid.

Nu weet ik, dhr. Bart heeft mij daar niet letterlijk van beschuldigd, maar de onbevangen lezer zal het er duidelijk in lezen. Verder neem ik ook aan, dat dhr. Bart niet opzettelijk onwaarheid wilde gebruiken om mij te kunnen verslaan. Zulke zinswendingen glijden zo gemakkelijk via je onderbewustzijn in de pen. Maar daarom veronderstel ik ook, dat dhr. Bart het mij niet kwalijk neemt, wanneer ik hem daarop wijs. Ik weet, dat ook de lezers mij het zullen schrijven, wanneer ik niet korrekt ben geweest in de wijze van diskussiëren. Dat is waarachtige broederliefde, die de waarheid in fijngevoeligheid probeert te zeggen.

Ik heb wat lang stilgestaan bij de manier van diskussie van dhr. Bart, omdat ik meen dat heel wat narigheid in de protestantse wereld zou voorkomen worden, wanneer wij meer acht zouden geven op deze eis van het negende gebod. Hoe vaak geeft men een „tegenstander" onjuist weer. Deze voelt zich dan terecht verongelijkt. Soms geeft men hem dan niet eens de kans voor een weerwoord, waarin hij zich verdedigen kan en zijn eigenlijke opvattingen kenbaar kan maken. Dan wordt zulk een tegenstander dikwijls verbitterd, — dat is zonde, maar wel begrijpelijk. En dan gaat hij vanuit zijn eigen blaadje een soort wraak nemen. En zo ontstaat dan dat droevige, troosteloze geharrewar in de kerkelijke pers, waarbij de liefde vertreden wordt op grove wijze, met spijkerlaarzen, terwijl de modder van de wederzijdse verdachtmaking hoog opspat. En alles onder de naam van onze lieve Zaligmaker, Jezus Christus, en tot eer van de eeuwige God, die gezegd heeft: „Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf".

En het tragische is, dat we ons dat niet bewust zijn. Nogmaals, ook dhr. Bart zal beslist niet bedoeld hebben mijn opvattingen onjuist weer te geven. Maar dit is dan weer zo jammer: Zowel dhr. Bart als ik hebben beiden onze belijdenisgeschriften lief. Wij beluisteren beiden daarin het eeuwige loflied op de genade van God, die zich over ons, schuldige, doemwaardige zondaars, heenboog en ons in onbegrijpelijk ontfermen rein wilde wassen door het bloed van Zijn eigen Zoon. Ik mag ervan zingen: Ik was verloren, maar toch van eeuwigheid af verkoren, uitverkoren in de Geliefde, Jezus Christus; uitverkoren zonder dat er enige aanleiding was in mezelf, dan juist dat ik er zo ellendig aan toe was. Dat wekte Gods erbarmen op. Hij kan mijn kermen niet meer horen: „En als hij nog ver van hem was, zag hem zijn vader en werd met innerlijke ontferming bewogen" (Luk. 15:20).

Broeder Bart, als ook u daar zo van mag zingen, als ook u overweldigd is door deze machtige psalm van Gods barmhartige liefde in Zijn Zoon, die ons vanuit de Bijbel via de belijdenisgeschriften tegenklinkt, zouden we er dan niet beter aan doen om de strijdbijl te begraven en samen neer te knielen aan de voet van het Kruis? U hebt gevraagd, dat ik uw wederwoord onverkort zou publiceren. Vanzelfsprekend deed ik dat, maar ik moest wel wat uitvoerig antwoorden om tot een vruchtbare gedachtenwisseling te komen.

De Schrift biedt voldoende bescherming

Maar nu dan terzake. Ik meen dat 11 in uw wederwoord niet ingaat op mijn bezwaar, dat ik geen verschil zie tussen belijdenisgeschriften, die een apart, in geweten bindend gezag zouden hebben op grond van het feit dat ze opgesteld zijn door onze vaderen, die verlicht werden door de Heilige Geest, en de dogma's van Rome, die een apart, in geweten bindend gezag zouden hebben, omdat de pausen zouden mogen bogen op de onfeilbare verlichting door de Heilige Geest.

En vervolgens: in uw wederwoord haalt u een argumentatie aan, die ook Rome gebruikt om het onfeilbare gezag van de pausen te bewijzen. U zegt: „De Heere heeft een ringmuur rondom de kerk laten bouwen, om zijn heilig Woord te beschermen, tegen de dwaalgeesten die maar waarheden uit de Bijbel aangrijpen, naar hun eigen verstand verklaren en op hun gevoelen toepassen". Maar weet u, hoe het eerste Vaticaanse Concilie de onfeilbaarheid van de paus probeerde te bewijzen? Eerst wordt getracht om vanuit de Schrift aan te tonen, dat Petrus zulk een onfeilbaar gezag bezat. Vervolgens uit de traditie, dat dit gezag is overgegaan op de bisschoppen van Rome. En tenslotte, vlak vóór de afkondiging van het dogma (Denz. nr. 1837), zegt het concilie: „Dit charisma (gave van de Heilige Geest) van de waarheid en van het nooit bezwijkende geloof is van Godswege aan Petrus en aan zijn opvolgers in deze zetel geschonken, opdat zij hun verheven ambt tot heil van allen zouden kunnen uitoefenen: opdat zij het vergiftige voedsel van de dwafing zouden kunnen weren van de gehele kudde van Christus en die kudde gevoed zou worden met de spijs van de hemelse leer; opdat aldus de aanleiding tot schisma zou worden weggenomen en de gehele Kerk in de eenheid bewaard moge worden en, rustend op haar fundament, met kracht weerstand zou kunnen bieden aan de poorten van de hel".

Neen, laten wij onverbiddelijk vasthouden aan het beginsel van de reformatie: „De Schrift alleen". Dat heeft ook Guido de Brés beleden: „Men mag ook geneimensen geschriften, hoe heilig zij geweest zijn, gelijkstellen met de Goddelijke Schrifturen,.. want alle mensen zijn uit zichzelve leugenaars en ijdeler dan de ijdelheid zelve" (Art. 7 Ned. Geloofsbelijdenis). Ook op onze vrome voorvaderen durft Guido de Brés deze woorden uit de Bijbel over de leugenachtigheid die elke mens uit zichzelf bezit, toe te passen. En ik meen dat dit weer een ander stuk van onze belijdenis is: Hoe vroom wij ook mochten zijn, altijd is daar weer de strijd met de oude mens in ons. De Heidelbergse Katechismus zegt het zo: „Ook dt allerheiligsten, zolang zij in dit leven zijn, hebben maar een klein beginsel dezer gehoorzaamheid" (zd. 44). Laten wij daarom niet op protestantse wijze aan heiligenverering gaan doen, maar onverkort vasthouden aan deze belijdenis: „De Schrift alleen", waarvoor ook Guido de Brés zijn leven gegeven heeft.

Vertrouw op de kracht van Gods Woord

Tot slot: nog eens, ik ben wel uitvoerig geweest, maar ik vind dit beginsel van de reformatie zo enorm belangrijk. Daar staat en valt eigenlijk alles mee. De r.-k. kerk is ook niet ineens met het dogma van de onfeilbaarheid van de paus gekomen. Dat is langzaam gegroeid. Eerst begon ook daar de bewondering, later de verering, voor de heiligen te komen, vooral ook voor de martelaren en kerkvaders. Toen men merkte, dat die kerkvaders elkaar toch nog wel eens tegenspraken, moest men een ander beginsel zoeken om een oplossing te vinden voor allerlei vragen, waarvoor -de kerk zich gesteld zag, vooral ook toen de ketterijen steeds meer opdrongen en verwarring stichtten. Zo kwam men logischerwijze tot de konklusie: Er moet één man aan het hoofd van de Kerk staan, die met onfeilbaar gezag uitmaakt, wat waarheid en wat dwaling is.

Laten wij toch onvoorwaardelijk vertrouwen hebben in de kracht van het Woord Gods. Alleen de Schrift!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 februari 1969

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

Alleen de Schrift Gedachtenwisseling met een protestantse lezer

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 februari 1969

In de Rechte Straat | 32 Pagina's