IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

DE NIEUWE KATECHISMUS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE NIEUWE KATECHISMUS

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Nieuwe Katechismus van de r.k. kerk van Nederland is met zoveel publiciteit aangekondigd en toegejuicht, dat wij er heel veel van verwachtten.

Helaas moeten wij ook hier weer tegen de algemene stroom oproeien. Wij kunnen niet meedoen aan die vreugderoes. Wij hadden gehoopt, dat de N.K. in deze oecumenische tijd een zuiver beeld zou hebben gegeven van het reformatorische belijden. In plaats daarvan troffen we er een volkomen verminking en mistekening in aan van het diepste reformatorische bedoelen.

Ik wilde beginnen met de beschouwingen van de N.K. over de reformatie op bl. 265-267. Daar lees ik:

Het diepste verseliil

„Misschien kan het diepste onderscheid zo beschreven worden. De katholieke christenheid gelooft sterker dat het heil is vastgelegd tot in de gewoonste dingen: het brood op het altaar, de stem van een vergadering in Rome, de woorden van de vergeving".

Dit is niet waar. Juist de Reformatie ziet het heil vastgelegd in de gewoonste dingen en dit in tegenstelling met Rome.

Dat komt reeds in de leer tot uitdrukking, dat volgens Rome het heil ten diepste een bovennatuurlijke verheffing van de natuur is, terwijl volgens de reformatie het heil gekenmerkt wordt door een herstel van de geschonden natuur.

Daarom kan de reformatorische christen het heel gewoon vinden, dat een dominee die ambtelijk het heil verkondigt, toch echtgenoot en huisvader is met al de gewone dagelijkse zorgen van het gezin.

Daarom gebruikt men bij het H. Avondmaal gewoon brood en heeft men geen behoefte aan een leer van de transsubstantiatie, waardoor het brood zou ophouden gewoon brood te zijn. Daarom hoeft voor de protestant het heil niet „verpakt" te worden in prachtige liturgische gewaden, in een gouden kelk, in wierook en bloemen. Daarom kan men een kerkleiding aanvaarden, waarvan men zich bewust is dat ze toch niet onfeilbaar is.

Voortgezette Menswording of Inwoning?

De N.K. vervolgt dan: „Zozeer wordt God mens, ook in de huidige kerk".

Inderdaad is dit wèl een grondverschil tussen Reformatie en Rome.

De kerk als voortgezette menswording van Christus is echter een idee, die, naar ik meen, in strijd is met de Bijbel.

Christus zet Zijn werk voort, maar niet Zijn menswording. Die menswording is een feit, een heilsfeit, dat niet voor herhaling vatbaar is; evenmin als het kruisoffer en de opstanding van Christus.

De voortzetting van het werk van Christus bestaat daarin, dat Hij de vruchten van Zijn menswording, kruisdood, opstanding en hemelvaart in ons verwezenlijkt.

Christus is in de hemel

Maar hoe doet Hij dat? In de hemel doet Hij dat door als Middelaar voor ons ten beste te spreken bij de Vader. Maar op aarde is Hij niet meer als mens. Hij is als mens ten hemel opgevaren en de twee engelen hebben toen tegen de apostelen gezegd: Zo, dat is dus als mens, zult gij Hem pas zien wederkomen aan het einde der tijden.

Op aarde is Zijn Woord en Zijn Geest

Op aarde is Christus onder en in ons werkzaam door Zijn Woord en door Zijn H. Geest, die in ons woont. Jezus heeft duidelijk gezegd, dat de H. Geest Zijn plaats op aarde zou gaan innemen. „Ik zal de Vader bidden en Hij zal u een andere Trooster (parakleet) geven om tot in eeuwigheid bij u te zijn, de Geest der waarheid" (Joh. 14:16).

De H. Geest vervangt Zijn plaats

Vanuit dat beginsel van de kerk als voortgezette menswording van Christus tracht Rome de juistheid van haar machtsaanspraken te bewijzen, en inderdaad zouden de argumenten van Rome dan sterk zijn. Als we de H. Geest niet als de plaatsvervanger van Christus op aarde moeten beschouwen, dan komt er ruimte voor een onfeilbaar leergezag, dat de taak van Christus voortzet als leraar; dan is er een geestelijke moederfiguur zoals Maria nodig om ons innerlijk te troosten en ons te verzekeren van de liefde van Christus; dan moet het accent van het Woord verlegd worden naar het Sakrament, dat dan natuurlijk niet slechts teken en zegel van het heil moet zijn, maar het heil ook werkelijk moet bevatten.

Het uitgangspunt is onjuist

Deze konklusies zijn echter waardeloos, omdat het uitgangspunt van de redenering, nl. de Kerk als voortgezette menswording, in strijd is met de Bijbel.

Karikatuur van de Reformatie

Wat mij in de N.K. verbaast, is de onjuiste weergave van het belijden van de Reformatie. Ik had dat niet verwacht. De schrijvers en adviseurs van dit boek zullen toch ook mensen zijn, die in gesprekscentra telkens kontakt hebben gehad met predikanten. Hoe kan men dan de Reformatie zo verminkt weergeven. De N.K. schrijft op p. 265:

„Als contactpunten met God behoudt men (bedoeld zijn de protestanten. H.J.H.) vooral het woord van de heilige Schrift en de geloofsbelijdenissen der eerste grote concilies".

Sola Scriptura

Weet de N.K. dan niet, dat men de belijdenisgeschriften bij de reformatie niet zo maar naast de Schrift zet, maar dat ze volgens het belijden van deze geschriften zelf geheel en al ondergeschikt zijn aan de Bijbel. Bovendien meen ik, dat geen enkele protestant de belijdenisgeschriften een „contactpunt" met God zal noemen. Ze zijn een hulpmiddel om de Bijbel beter te verstaan, maar ons contactpunt met God loopt alleen door de Bijbel, alleen door Christus, alleen door Zijn Heilige Geest.

En vervolgens, als de N.K. een beetje thuis was in het geestelijk klimaat van de protestantse kerken, vooral van Nederland, dan moest hij weten dat b.v. de „drie formulieren van enigheid" in de praktijk minstens even waardevolle geschriften zijn voor de gereformeerde gezindte als de geloofsbelijdenis van de eerste grote concilies.

Wat een vertekening

Maar veel erger vind ik de karikatuur van de inhoud van het reformatorische geloofsleven als de N.K. op p. 266 zegt:

„waarbij komt een bijzondere aandacht voor de persoonlijke innerlijke ervaring. De vergeving der zonden moge als illustratie dienen. Voor de katholiek is de biecht een waarneembare garantie van Gods kant (zelfs al zou de biechtvader zelf een diep gevallen zondaar zijn). De reformatorische christen zoekt deze zekerheid van vergeving in een innerlijk teken Gods".

Buiten onszelf

Nergens zal men een gezonde reformatorische prediking aantreffen, waar dit geleerd wordt. Integendeel verkondigen wij steeds, dat wij het heil NIET in ons, maar BUITEN ons moeten zoeken, nl. in Christus en in Zijn belofte.

Zeer kernachtig wordt dat bv. uitgedrukt in het Avondmaalsformulier: „Want wij komen niet tot dit Avondmaal, om daarmee te betuigen dat wij in onszelf volkomen en rechtvaardig zijn; maar integendeel, aangezien wij ons leven buiten onszelf in Jezus Christus zoeken......"

Graag willen wij aan onze r.k. lezers zo kort mogelijk ons eigenlijke belijden weergeven. Uitvoerig heb ik dat gedaan in de brochure: „Hoe kom ik tot rust?"

Waaruit putten wij onze heilszekerheid

Allereerst uit Jezus Christus, in Wie de liefde Gods ons zichtbaar verschenen is. Maar zo zult u vragen: Hoe weet u dat het werk van Christus ook u ten goede komt? Christus is toch zo maar niet voor alle mensen gestorven, zodat alle mensen vanzelf de vergeving der zonden zouden ontvangen.

Belofte van God

Dat is ook zo. Welnu, de zekerheid dat het werk van Christus ook MIJ ten goede komt, weet ik van de ene kant langs de weg van de belofte. Christus heeft nl. herhaaldelijk gezegd, dat ieder die in Hem gelooft, het eeuwige leven en de vergeving der zonden deelachtig wordt.

Die belofte van Christus is dus de objektieve grond van mijn heilszekerheid.

Die belofte staat vast BUITEN MIJ, staat onwrikbaar vast. Want God is getrouw en vervult Zijn beloften die Hij ons in Christus doet.

Geloof van de mens

Het geloof nu dat vereist wordt om de belofte deelachtig te worden, is de subjektieve faktor. Daardoor hangt de zekerheid af van iets IN mij.

Daar komt bij, dat Jezus, wanneer Hij spreekt over het geloof dat zalig maakt, niet IEDER geloof bedoelt.

Niet ieder geloof maakt zalig

Een geloof, dat alleen maar bestaat in het aannemen van waarheden, die God geopenbaard heeft, maakt niet zalig. Ook de duivelen hebben zulk een geloof en toch zijn ze voor altijd verloren (Jak. 2:19). Het geloof is niet een loutere verstandskwestie, een werk van de hersens, een ja-knikken met je kop.

Het is ook niet een zaak van het gevoel alleen. Dat maakt Jezus ons duidelijk in de gelijkenis van de zaaier (zie Matth. 13:20).

Het zaligmakend geloof is een levend geloof, dat werkzaam is in de liefde. Het is iets van de hele mens, een innerlijke ommekeer zo diep, dat we er andere mensen door worden, een nieuwe schepping. Dit geloof is dan ook niet vrucht van menselijke inspanning, maar vrucht van de H. Geest.

Twee pijlers van een brug

Het is dus Jezus zelf, die ons opdraagt om bij onszelf na te gaan of we wel een echt, een levend geloof hebben. Maar tegelijk roept Hij ons op om langs de weg van dat levend geloof onze vastheid niet te zoeken in ons zelf, maar buiten ons, in Hem.

Het gaat hier dus om twee polen, die men niet van elkaar kan scheiden: de belofte buiten ons en het geloof in ons.

De N.K. heeft alleen de subjektieve faktor van het geloof beschreven als de grond waarin wij ons heil zoeken. Dit is een zeer ernstige mistekening van ons reformatorische belijden. Zo moet de reformatie wel een dwaasheid lijken in de ogen van de r.k. lezers van de N.K. De reformatie lijkt dan op iemand die een plan heeft gemaakt van een brug met slechts één pijler, zodat het andere einde van de brug in de lucht zou komen te hangen.

Verschillende accenten

Wel zijn er stromingen binnen de reformatie, waarbij één groep soms al te sterk de nadruk legt op de objektieve faktor en daardoor vergeet, dat niet ELK geloof, maar slechts het levende geloof zalig maakt. Een andere groep legt soms te sterk de nadruk op de subjektieve faktor en besteedt dan zulk een overmatige aandacht aan de aard van het zaligmakend geloof, dat de mens in ongezonde bevindelijkheid dreigt te verzanden, omdat hij te weinig naar Christus ziet als de grond van ons heil buiten ons.

Geloven is aanvaarden

Rooms-katholieken begrijpen ook moeilijk dat wij het zaligmakend geloof niet beschouwen als een daad, waardoor wij het heil verdienen. Het wezen van het geloof is het vertrouwvol aanvaarden van het heil in Christus. Wie een geschenk aanvaardt, verdient dit geschenk niet; anders is het geschenk geen geschenk meer, maar loon. Zie hierover Rom. 11:6.

Nogmaals, ik betreur het zeer dat de N.K. zulk een dwaze voorstelling van ons belijden heeft gegeven. Die dwaasheid en dat onrecht wordt niet weggenomen door de overigens lovende woorden, die de N.K. bezigt over de waarden van de reformatie (zie p. 22).

Mistekening van onze sakramentsopvatting

De N.K. geeft ook een karikatuur van onze Sakramentsopvatting, wanneer hij de r.k. opvatting van het sakrament als een „waarneembare garantie van Gods kant" in tegenstelling met de reformatorische christen, die ,,de zekerheid van de vergeving zoekt in een innerlijk teken Gods".

Juist voor de reformatorische christen is het Sakrament van het Avondmaal, (— dat is ook de reden, waarom wij geen behoefte hebben aan een sakrament van de biecht —), een waarneembare garantie van Gods vergevende barmhartigheid. Wanneer het Avondmaalsformulier de instellingswoorden van Jezus heeft aangehaald, vervolgt het aldus:

„......dat is: zo dikwijls als gij van dit brood eet, en van deze beker drinkt, zult gij daardoor als door een gewisse gedachtenis en pand, vermaand en verzekerd worden van deze Mijn hartelijke liefde en trouw jegens u, dat Ik voor u (daar gij anders de eeuwige dood had moeten sterven) Mijn lichaam aan het hout des kruises in de dood geve, en Mijn bloed vergiete, en uw hongerige en dorstige zielen met dit Mijn gekruisigd lichaam en vergoten bloed tot het eeuwige leven spijze en lave, even zeker, als eenieder dit brood voor zijn ogen gebroken, en deze beker hem gegeven word, en gij dit tot Mijn gedachtenis met uw mond eet en drinkt".

De door mij gecursiveerde woorden laten toch duidelijk zien, dat wij in het Avondmaal een waarneembare garantie zien van de vergeving van onze zonden en van ons eeuwig heil.

Weer vragen wij ons af: Hoe is het toch mogelijk dat zulk een officieel dokument, dat gedekt is door het gezag van de Nederlandse bisschoppen nu nog in het jaar 1966 zulk een grondige vertekening kan geven van ons reformatorisch belijden? Je zou je bijna afvragen: Wat halen al die gesprekscentra dan uit? Is het met verloren tijd?

Onwaarheid en grootspraak

In één punt heb ik mij bijzonder geërgerd aan de N.K., nl. wanneer gesproken wordt over het gemengde huwelijk.

De N.K. tracht de bestaande r.k. wetten daaromtrent goed te praten, terwijl die toch door vele r.k. priesters van Nederland worden gezien als een schending van de rechten van de menselijke persoon.

Maar wat ik ver beneden peil vond, dat is de motivering die de N.K. voor die r.k. gemengde-huwelijkswetgeving geeft: „daar de katholieke kerk zo goed als alles erkent wat de reformatie belijdt, terwijl het omgekeerd niet het geval is".

Wij kunnen verstaan dat de N.K. zo schrijft, omdat men, zoals we elders hebben aangetoond, niets van de kern van ons reformatorische belijden begrepen heeft.

Maar op zichzelf is dit een onwaarheid en een grootspraak. Het houdt dit in, dat Rome alle geestelijke waarden in zich bezit van de Reformatie, maar dat de Reformatie heel wat van de rijkdommen van Rome mist. Het belijden van de Reformatie is echter niet minder dan dat van Rome, maar anders. Daarom is het volgens mijn overtuiging ook veel rijker, omdat het alle geestelijke schatten zoekt en vindt in Christus alleen.

Misschien zal iemand zeggen: Maar begaat u nu niet dezelfde fout als Rome door zo te wijzen op de meerdere rijkdommen van de Reformatie?

Dan is mijn antwoord: „Wie roemt, roeme in de Here" (2 Kor. 10:17). En: „Het zij verre van mij, dat ik zou roemen anders dan in het kruis van onze Here Jezus Christus" (Gal. 6:14).

Denk aan onze ex-priesters

Wanneer u weer uw giro-overschrijving verricht, denk dan weer eens aan de nood van onze ex-priesters. Wij hebben tot nog toe reeds 59 ex-priesters mogen helpen. Negen van deze priesters waren getrouwd. Vijf hadden een kind en 1 twee kinderen, zodat wij in totaal reeds 75 personen hebben kunnen steunen met ons ex-priesterfonds.

„Hoe kom ik tot rust?"

Deze brochure (prijs 75 ct) kan besteld worden bij ons bureau.

HET GELOOF EEN VERDIENSTELIJKE DAAD?

In zijn algemene audiëntie van 20 april sprak Paulus VI over het geloof:

„Het geloof is een genade. En hier, bij bet graf van Sint Petrus, na Jezus de eerste leermeester van het geloof, zullen wij deze genade vragen; en het zal een geluk, een grote vreugde zijn om dat geloof te ontvangen.

Vervolgens moeten wij ons in herinnering brengen, dat het geloof niet louter een handeling van het verstand is. Het geloof is een redelijke daad, maar is toch ook niet vrucht van de rede alleen.

De wilsfaktor is ermee verbonden en daardoor wordt het geloof mogelijk en verdienstelijk: wij moeten willen geloven, wanneer wij — dat is vanzelfsprekend — inzien dat het redelijk, dat het menselijk, dat het verheven is om te geloven". (Oss. Rom. 21 april 1966).

Naar onze overtuiging kan het geloof nooit iets verdienstelijks in zichzelf hebben. Want het geloof is het aannemen van een geschenk. Een geschenk kan men op geen enkele wijze verdienen.

Dat klemt des te meer, omdat wij niet alleen geen recht hadden op dat geschenk (nl. de barmhartigheid Gods in Jezus Christus), maar omdat wij precies het tegendeel hadden verdiend, nl. de eeuwige toorn van God.

MISVERSTAND

Iemand meende, dat ik uit het feit dat het concilie en Paulus VI Thomas van Aquine opnieuw als „de" leraar voor de r.k. theologie-studenten hebben uitgeroepen, de konklusie had getrokken, dat zij ook diens mening over het uitroeien van ketters wilden propageren. Het zij echter verre van mij om ook maar een suggestie in deze richting te doen. Immers in het conciliedekreet over het oecumenisme, dat allereerst door Paulus VI werd ondertekend, worden de protestanten broeders en zusters genoemd en wordt het woord „ketter" niet meer op hen toegepast. Wij hebben meerdere stukken uit dat dekreet destijds letterlijk aangehaald.

DE FOTO OP DE VOORPAGINA

is de Richmond Bridge in Londen. Foto Peter de Suz. Een brug met slechts één pijler? Dat is de karikatuur die de Nieuwe Katechismus geeft van de reformatie.

RUIM EEN MILJOEN VOOR K.K. EX-PRIESTERFONDS?

Er is thans in Nederland ook een r.k. ex-priesterfonds opgericht. In De Nieuwe Linie werd voorgesteld om te starten met een beginkapitaal van meer dan een miljoen. Dat zou moeten gebeuren door een gift van ƒ 100.000,— door elk bisdom, van ƒ 50.000,— door elke kloosterorde enz. Het is verblijdend dat men nu ook in r.k. kringen oog krijgt voor de ontstellende nood van zovele expriesters en die nood ook daadwerkelijk enigen wil.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 1966

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

DE NIEUWE KATECHISMUS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 1966

In de Rechte Straat | 32 Pagina's