IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

De dood van de wetteloze

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De dood van de wetteloze

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Dan zal de wetteloze zich openbaren, dien de Here Jezus zal doden door de adem zijns mond en machteloos zal maken door zijn verschijning, als Hij komt" (2 Thess. 2 : 8). NBG. „En alsdan zal de ongerechtige geopenbaard worden denwelken de Heere verdoen zal door de Geest Zijns monds, en te niet maken door de verschijning Zijner toekomst" (ib. S.V.)

In het tweede hoofdstuk van de tweede brief aan de Thessalonicenzen wordt ons even een blik gegund in de toekomst. De H. Geest schuift even het gordijn van de komende eeuwen voor ons open, maar laat het ook weer snel vallen. We krijgen slechts een momentopname, een close-up.

Daarmee zal de H. Geest zeker zijn bedoeling hebben gehad. Het is ook een ontzettend gebeuren wat we hier even als in een glimp aan onze ogen zien ontrollen.

Zeker, tegelijk zien wij het happy end van deze enorme strijd. De overwinning van Jezus Christus wordt ons aangekondigd. De Here Jezus zal de Wetteloze doden door de adem van Zijn mond. Maar wat eraan voorafgaat, is verschrikkelijk.

Het geheim van de wetteloosheid

Volgens Paulus is de wetteloosheid reeds werkzaam, alleen is ze nog niet openbaar. Hij spreekt daarom over het „geheim van de wetteloosheid" v. 7. Waarom zou die wetteloosheid een geheim, een verborgenheid zijn? Welk soort wetteloosheid zal hiermee bedoeld zijn?

Daar kan niet mee bedoeld zijn de wetteloosheid van de heidenwereld. Die is volkomen openbaar. Paulus somt in Rom. 1:18-32 de zonden van de heidenen op, en het is een indrukwekkende, gedetailleerde lijst: „vervuld van allerlei onrechtvaardigheid, boosheid, hebzucht en slechtheid, vol nijd, moord, twist, list en kwaadaardigheid; oorblazers, lasteraars, haters van God, verwatenen, overmoedigen,, grootsprekers enz."

Daar kan ook niet mee bedoeld zijn het openlijk heidendom van onze tijd, zoals zich dat b.v. in Rusland openbaart, waar men het atheïsme publiek verkondigt en waar het door de staat wordt gesteund.

De wetteloosheid onder le schijn van de wet

De wetteloosheid kan zichzelf slechts verbergen onder de schijn van de wet. De antichrist kan slechts volgelingen krijgen door Christus na te apen. De vorst der duisternis zal bijna de uitverkorenen kunnen vetleiden, doordat hij zich voordoet als de engel des lichts.

 

Het kruis van Christus is voor de heidenen slechts een dwaasheid. Ze trekken er de schouders voor op. Het laat hun volkomen onverschillig. En als de wereld de christenen vervolgt, is dat alleen maar omdat zij gebruikt wordt als een marionet van de duivel. Immers de wereld verstaat niet wat het Kruis bedoelt. Maar het Kruis van Christus is voor de Joden een steen des aanstoots en een rots der ergernis (1 Kor.1: 23;1 Petr. 2:7).

Het farizeïsme felle vijand van het Evangelie

Het Kruis van Christus doorkruist hun systeem van gerechtigheid door de wet. Het heidendom en het Evangelie zijn vreemden voor elkaar en daarom vijanden. Het Jodendom (het farizeïsme) en het Evangelie zijn konkurrenten van elkaar en daarom vijanden.

Farizeïsme en Evangelie prediken beiden een weg des behouds. Beiden verkondigen het oordeel van God en de redding.

Maar de weg naar de redding is geheel anders. Het farizeïsme verkondigt een redding op grond van de vervulling der wet, dus een eigen, menselijke gerechtigheid. Het Evangelie verkondigt dat deze weg niet uitloopt op redding, maar op ondergang, en dat de mens slechts kan behouden worden door niet op eigen werken te vertrouwen, maar enkel op het Werk van Jezus Christus, op Zijn verzoenend sterven aan het kruis.

De farizeën, de mannen van de wet, verweten aan Paulus, dat hij de wetteloosheid predikte. Dat de mens niet door de eigen werken gerechtvaardigd kan worden, maar slechts door de toerekening van de gerechtigheid van Christus, was voor hen een gruwel, een godslastering, een ontluistering van de heilige wet,de thora die met zoveel heerlijkheid en madht aan Mozes was geopenbaard op de Sinaï.

De razende Paulus

Daarom was Paulus vóór zijn bekering ook zulk een felle vervolger van de christenen. „Ik heb de gemeente Gods bovenmate vervolgd en getracht haar uit te roeien, en in het Jodendom heb ik het verder gebracht dan velen van mijn tijdgenoten onder mijn volk, als hartstochtelijk ijveraar voor mijn voorvaderlijke overleveringen. Maar toen het Hem, die mij van de schoot mijner moeder aan afgezonderd en door zijn genade geroepen heeft, behaagd had, zijn Zoon in mij te openbaren" (Gal. 1:13-15).

In het farizeïsme zit een grote onrust, geen ijver des Heren, maar een hartstochtelijke ijver. „Wee u, schriftgeleerden en farizeën, gij huichelaars, want gij trekt zee en land rond, om één bekeerling te maken, en wanneer hij het wordt, maakt gij van hem een kind der hel, twee maal zo erg als gij zelf zijt" (Mat. 23:15).

Een teleurgestelde bekeerling

Dit farizeïsme heeft in het christendom al vrij spoedig opnieuw zijn kop opgestoken. Paulus moest er al tegen vechten. De gemeente van Galatië was er bijna aan ten onder gegaan. De dwaze Galaten hadden zich laten betoveren door die uiterlijke schijn van heiligheid, die de Jodenchristenen vertoonden in hun ijver voor Gods wet. Ze hadden niet begrepen dat achter die ijver voor de wet de wetteloosheid schuilging.

Jezus zeide tegen de Joden:„Die is het werk Gods, dat gij gelooft in Hem, dien Hij gezonden heeft" (Joh. 6:29).

Maar dat werk van God wilden zij niet doen. Zij wilden alleen maar eigen werken verrichten en die dan bii God in rekening brengen als een eis tot behoud. Dat werk Gods (het geloof) konden ze ook uit zichzelf niet verrichten. Want het was immers een werk van God. Hun ogen waren verblind en hun harten verhard, en deze verblinding en verharding bevestigden zij voortdurend met hun eigen zonde en met hun eigen verzet tegen het Evangelie.

 

Dit farizeïsme is tenslotte in het hele christendom werkzaam aanwezig,maar het is tegelijk uitgegroeid tot een geweldig stelsel, dat gestalte heeft aangenomen in de roomse kerk.

Die zij vervloekt!

Het concilie van Trente heeft de vervloekingen uitgesproken tegen degene die zou durven prediken, dat wij de hemel niet „waarlijk zouden moeten verdienen",„dat de mens slech s gerechtvaardigd wordt door de toerekening van de gerechtigheid van Christus", dat het rechtvaardigmakend geloof niets anders is dan het vertrouwen op Gods barmhartigheid, die ons de zonden vergeeft om wille van Christus" (Conc. Trid. sess. VI, can. 11,12,32).

In dezelfde zin heeft ook de synagoge de vloek over Paulus uitgesproken:„Toen nu de zeven dagen nagenoeg om waren, zagen de Joden uit Asia hem in de tempel, en brachten al het volk in opschudding en zij sloegen de handen aan hem, al schreeuwende: Help, mannen van Israël! Dit is de mens, die tegen het volk, de wet, en deze plaats overal allen leert, en nu beeft hij ook nog Grieken in de tempel gebracht en deze heilige plaats ontwijd".„En terwijl zij poogden hem te vermoorden..." „Dezen gingen naar de overpriesters en de oudsten en zeiden: Wij hebben onszelf met een vloek verbonden om niets te nuttigen, voordat wij Paulus gedood hebben" (Hand. 21:27,28,31;23:14).

Een laatste geweldige camouflagepoging?

Merkwaardig is in dit verband, dat de bekende r.k. theoloog Hans Küng in zijn boek „Rechtfertigung" tracht aan te tonen,„dat juist in de leer over de rechtvaardigmaking, die het uitgangspunt is geweest voor de reformatorische theologie, er in onze dagen weer principiële overeenstemming bestaat tussen katholieke en evangelische theologie. Zijn wij elkander na 400 jaar, ondanks alle moeilijkheden, niet op een beslissende wijze ook theologisch naderbij gekomen?" (bl. 276).

Het is voor mij onbegrijpelijk, dat iemand die de 23 canones van het concilie van Trente over de rechtvaardigmaking legt naast de geloofsbelijdenis van de verschillende protestantse kerken, kan beweren, dat daar geen principieel verschil in zou zijn. Nog minder wordt dat begrijpelijk, wanneer men de geschrif ten van de r. katholieken na Trente tot nu toe legt naast de geschriften van de protestanten over dit onderwerp.

Wij hebben moeite om hierin niet te zien een laatste poging van het „geheim der wetteloosheid" om zichzelf te verbergen tegenover het Evangelie van de gerechtigheid die louter uit Jezus Chrisus is, die enkel bestaat in de gunst van God. En de Here laat deze verblinding toe als straf tot de grote eindstrijd zal losbreken.

De schijn van de wet kan verblinden

Het is duidelijk, dat door deze ijver voor de wet Gods de dieper liggende wetteloosheid, die er achter zit, gemakkelijk verborgen blijft voor degenen, die zich niet onvoorwaardelijk aan het Woord van God toeverrouwen.

Zo is het ook te begrijpen, dat protestanten, zelfs predikanten, betoverd kunnen worden door het machtige gebouw van het roomse wetsstelsel, dat alleen reeds in het algemene kerkelijke wetboek 2414 canones heeft, die weer onderverdeeld zijn in paragrafen en paragraafjes. Daarnaast zijn er dan nog de wetten van de bisschoppen en vooral van de kloosterorden.

De ex-priester, Michiel de Berdt, had uitgerekend, dat hij als priester-kloosterling onderworpen was aan meer dan 6000 bepalingen en bepalinkjes. Toen hij dat ontdekt had, gingen zijn ogen open voor het Evangelie van de loutere genade.

De openbaring van de Wetteloze

Eenmaal zal de wetteloosheid geen verborgenheid meer zijn. Ze zal dan ontmaskerd worden. En ze zal zelf het masker afwerpen.

Deze ontmaskering zal vooral gebeuren, doordat de wetteloosheid zich gaat openbaren in een konkrete persoon. De wetteloosheid zal verpersoonlijkt worden. De „mens der wetteloosheid" zal optreden. Hij zal de Antichrist zijn. Nog zal hij de schijn van de wet handhaven, maar dan van de wetten die hijzelf zal uitvaardigen. Hij zal religieuze verering voor zichzelf opeisen:„Hij zet zich in de tempel Gods, om aan zich te laten te laten zien, dat hij een God is" v. 4.

Dan zal het voor de gelovigen duidelijk zijn, dat achter die ijver voor de wet de ijver voor zichzelf zit, de zelfhandhaving, de poging om zichzelf te redden voor de dreigende toorn Gods, om een eigen gerechtigheid voor God op te bouwen. Dan wordt het openbaar dat achter die strakke vroomheid, achter dat religieus wetsfanatisme, de zelfzucht schuilgaat, een uiterst geraffineerde poging om zidh tegenover God staande te houden, ja om zelf als God te zijn en zelf uit te maken wat goed en kwaad is, door de gerechtigheid uit het geloof te verwerpen en tegen Gods duidelijke openbaring in toch het heil te verwachten vanuit de gerechtigheid door de eigen werken.

A WAT DE WETTELOZE WEERHOUDT

Er wordt gesproken over iets (vs. 6) dat en over iemand (vs 7) die de wetteloze tot nu toe weerhoudt.

 

Het gaat hier over het tegenhouden van de openbaarwording. Want de wetteloosheid is reeds als kracht aanwezig en werkzaam.

Met datgene wat weerhoudt, zal bedoeld zijn de verblinding, waarover in vs 11 gesproken wordt: „Daarom zendt God hun een dwaling die bewerkt, dat zij de leugen geloven, opdat allen worden geoordeeld, die de waarheid niet geloofd hebben, doch een welgevallen hebben gehad in de ongerechtigheid".

De vertegenwoordigers van deze wetteloosheid zijn het zich niet bewust, dat zij wetteloos zijn. Paulus heeft zelf de gemeente vervolgd, omdat hij meende dat God dit van hem vroeg. De farizeeën hebben op hun beurt weer Paulus vervolgd en de inquisiteurs van de middeleeuwen hebben de christenen op de brandstapel gebracht, omdat zij meenden dat Gods wet dat van hen eiste.

Dat is de dwaling die God hun zendt. „Wat" weerhoudt, is dus de dwaling, die hen verblindt. Degene die weerhoudt, is dus God zelf, die die dwaling zendt, „die bewerkt dat....zij de leugen geloven", die dus de oorzaak is, dat ze in de verblinding leven, waarin zij zich door eigen schuld verharden.

Maar als die verblinding wordt opgeheven, dan zal de wetteloosheid zich ten volle als zodanig openbaren. Ze zal zichtbaar worden als een lichaam, dat een hoofd heeft, n.1. de Zoon der wetteloosheid, zoals ook de gemeente een lichaam is, waarvan de Zoon des mensen, Jezus Christus, het Hoofd is. Beide machten zullen duidleijk in slagorde tegenover elkaar komen te staan. De gemeente zal vervolgd worden.

Maar dan zal Christus wederkomen, en de Wetteloze „doden door de adem zijns monds".

Wet en Geest tegenover elkaar

De Statenvertaling heeft hier: „door de Geest zijns monds". Men kan inderdaad het Griekse woord „pneuma" zowel door „adem" als door „Geest" vertalen. Het lijkt mij echter dat de Statenvertaling juister is.

We zien n.1. in de Bijbel, vooral in de geschriften van Paulus, voortdurend een tegenstelling tussen de wet, die slaaf maakt en de Geest die tot leven wekt en de vrijheid schenkt: vooral in Romeinen en Galaten. De weg van het geloof is dan ook de weg van de Geest, omdat het geloof niet prestatie van mensen is, maar het werk van de Heilige Geest.

Eenmaal heeft Jezus over de discipelen geblazen, als een uitbeelding van de volheid des Geestes die zij zouden ontvangen, om met kracht van omhoog aangedaan te worden voor de verkondiging van het Evangelie van de gerechtigheid uit het geloof.

Maar bij zijn wederkomst zal Jezus zijn Geest ademen uit zijn mond, d.i. uit zijn Woord, die Geest „die de wereld overtuigen zal van zonde en gerechtigheid en oordeel; van zonde omdat zij in Mij niet geloven; van gerechtigheid, omdat ik 'heenga tot mijn Vader en gij Mij niet langer ziet; van oordeel, omdat de overste dezer wereld geoordeeld is" (Joh. 16:8-11).

De H. Geest zal de wetteloosheid openbaar maken, die daarin bestaat dat zij niet in Christus hebben willen geloven, maar op eigen gerechtigheid hebben gebouwd. En dan zal het oordeel komen. Zij zullen weggeworpen worden in de uiterste duisternis, in de eeuwige dood.

De Wetteloze geprikkeld tot het uiterste

Straks zal Israël als volk zich bekeren. Dan zullen zij de rouwklacht aanheffen over Hem die zij doorstoken hebben (Zach. 12:10-14). Dan zullen zij het Evangelie van de gerechtigheid, enke! door het geloof, aanvaarden.

Deze bekering moet de Wetteloze wel tot het uiterste prikkelen. Het geheim van de wetteloosheid, dat nu nog verborgen is, moet dan wel het masker afwerpen in satanische razernij. Want als Israël zich bekeert, dan heeft de Wetteloosheid haar laatste bolwerk verloren. Het oude volk, dat om wille van de wet de Zoon van God aan het kruis heeft geslagen, zal dan zijn weteloosheid erkennen en enkel gaan roemen, in de genade Gods.

Dan zal de Wetteloze elk masker afwerpen en in uiterste verblinding zullen zijn legers zich opmaken tot de laatste strijd. Maar dan zal Jezus hem doden door de Geest van Zijn mond.

B WAAROM WORDT DE WETTELOZE WEERHOUDEN?

Om wille van de uitverkorenen.

 

Ds. C. J. Hoekendijk haalt in „Aan Jezus' voeten" enkele voorbeelden aan uit de Bijbel, waaruit blijkt dat de oordelen Gods voor enige tijd weerhouden worden om wille van Gods kinderen. Hij schrijft:

„De zondvloed kon zich niet over de wereld uitgieten, zolang Noach en de zijnen niet in veiligheid waren gebracht in de ark. (Gen. 6)

 

Sodom en Gomorra konden niet worden verwoestzolang Lot en de zijnen daar niet uit weggenomen waren. De heide engelen die tot Lot gezonden waren hebben het onomwonden gezegd:„Ik zal niets kunnen doen, totdat gij daarheen ingekomen zijt"(Gen. 19:22) (p. 546-547).

En in Mat. lezen we juist in verband met de laatste verdrukking dit: „Doch ter wille van de uitverkorenen zullen die dagen worden ingekort" (Mat. 24:22). Wanneer de inkorting van de dagen van de grote verdrukking geschiedt om wille van de uitverkorenen, dan ligt het ook voor de hand, dat het uitstel daarvan ook gebeurt om wille van die uitverkorenen.

Ook in Openbaringen 17 lezen we in dezelfde geest:„En op haar voorhoofd was een naam geschreven, namelijk Verborgenheid" (v. 5 Statenvert.).„Deze zullen oorlog voeren tegen het Lam, maar het Lam zal hen overwinnen........en zij die met Hem zijn, de geroepenen en uitverkorenen en gelovigen".

We zien ook hier dus weer de wetteloosheid in verhulde vorm, ofschoon reeds op uitdagende wijze. Op het voorhoofd de naam „Verborgenheid". Dat wil dus zeggen, dat deze „hoer, die zit aan vele wateren" (vs 1), er openlijk voor uitkomt, dat er allerlei dingen achter haar schuil gaan, dat zij een bedriegster is. — En verder ook weer de overwinning door het Lam, dat wil dus zeggen, door het Evangelie van de gerechtigheid enkel door het geloof in het bloed van het Lam, het Evangelie van de loutere genade.

C WIE ZAL DIE WETTELOZE ZIJN?

Wanneer de Here nog lang zou toeven, dan kunnen wij er nu weinig van zeggen. De wereld verandert snel en over honderd jaar kan er veel gewijzigd zijn. Wanneer de Here echter weldra wederkomt, dan meen ik, dat er maar één instantie is die op het moment in aanmerking komt en dat is het pausdom.

Niet Rusland, niet China. Zij spreken helemaal niet over een weg van behoud. Zij prediken geen gerechtigheid, noch uit de werken noch uit het geloof.

 

Daar wil men geen verering van de leiders als goden of halfgoden. Integendeel, uit de jongste geschiedenis van Rusland blijkt, dat er telkens weer een opstand komt tegen een leider, die al te zeer zichzelf verheerlijkt. Dan komt er een de-stalinisatie en een de-Chroestjevisatie.

Maar wie het uitbundige eerbetoon dat aan de paus wordt toegebracht, legt naast de tekening van de Wetteloze en zijn gedragingen, zoals die in 2 Thess. wordt beschreven, dan ziet men een frappante overeenkomst.

Nog steeds echter is in de pausen de Wetteloze niet tot openbaring«gekomen. De pausen verheffen zich niet „tegen al wat God heet". Zij menen nog steeds, dat de mens langs de weg van de wet zijn eeuwig heil moet verdienen. Zij menen ook, dat zij, evenals destijds de farizeën, de heilige wet van God moeten dienen door allerlei menselijke wetten eraan toe te voegen.

Wie echter in werkelijkheid of in de geest de plechtige sluiting van de derde zitting heeft meegemaakt; wie heeft gezien hoe de paus daar weer in zijn draagstoel werd rondgedragen, zoals dat nergens meer gebeurt, — noch Stalin, Lenin of Chroestjev, noch Eisenhower,Kennedy,de Gaulle, Franco of Salazar hebben zich ooit zo laten ronddragen —; wie keek naar de meerderheid van de kardinalen en bisschoppen die door de paus in die week als kleine jongens waren behandeld en tegen wier mening hij radikaal was ingegaan, en wie zag hoe deze bejaarde mensen toch maar weer de hand kusten van Paulus VI die hen geslagen had, zonder te denken aan een „de-Paulinisatie", die zal daar zeker een voorafschaduwing in hebben gezien van wat eenmaal de Wetteloze en de Antichrist zal zijn, die „zich in de tempel Gods zet, om aan zich te laten zien, dat hij een God is".

De wetteloosheid is overal werkzaam

Het geheim van de wetteloosheid is echter beslist niet alleen werkzaam in de r.k. kerk. Ze is overal daar werkzaam, waar de mens zichzelf wil handhaven tegenover God. Overal waar de mens zich niet in ootmoed buigt voor de levende God en zich op genade overgeeft aan Jezus Christus.

Maar eenmaal zal de scheiding der geesten zich geheel gaan voltrekken, zoals ds Glashouwer schreef in het januarinummer. Dan zal de verblinding zich geheel voltooien zodat „zij de leugen geloven, opdat allen worden geoordeeld, die de waarheid niet geloofd hebben". Dan zullen zij de dwaasheid begaan om toch altijd maar de Wetteloze op hun schouders rond te dragen in triomf en steeds weer zijn voeten te kussen, ook al heeft de Wetteloze hem nog maar pas de meest vernederende trappen toegediend. Het is immers God die hen dan de dwaling zendt, „die bewerkt dat zij de leugen geloven". Dat is hun straf voor hun ongeloof, dat ze hun verblinding niet meer zien.

Ditzelfde lezen we ook reeds in Markus 4:11,12, waar staat: „En Hij zeide tot hen: Het is u gegeven te verstaan de verborgenheid van het Koninkrijk Gods; maar degenen die buiten zijn, geschieden al deze dingen, opdat zij ziende zien en niet bemerken, en 'horende horen en niet verstaan; opdat zij zich niet te eniger tijd bekeren en hun de zonden vergeven worden".

Het is een vreselijk „opdat" wat hier staat. Het is duidelijk dat de verwerping bij zulke mensen zich reeds hier op aarde definitief heeft ingezet. God heeft bij zulke mensen met zijn oordeel niet gewacht tot na de dood. Hij voltrekt aan hen Zijn vonnis over hun schuldige ongeloof reeds in dit aardse leven door middel van verblinding en verharding.

Dit alles is echter niet geopenbaard om de rust van de kinderen Gods te verstoren. Wij zien daaruit wel, dat wij, „omdat wij een onwankelbaar koninkrijk ontvangen, dankbaar (moeten) zijn en hierdoor God vereren op een Hem welbehagelijke wijze met eerbied en ontzag, want onze God is een verterend vuur" (Hebr. 12:28).

„En Hij, onze Here Jezus Christus, en God, onze Vader, die ons heeft liefgehad en ons eeuwige troost en goede hoop door zijn genade verleend heeft, trooste uw harten en make ze sterk in alle goed werk en woord" (2 Thes. 2:16).

U, die dit leest

Behoort u tot de volgelingen van de komende Wetteloze? Verwacht u uw heil van de volbrenging van de wet en verbergt u aldus uw wetteloosheid? Of verwacht u uw heil alleen van de wetsvolbrenging door Jezus Christus en verheerlijkt u zo Gods genade in Hem? Bent u een discipel van Christus of een slaaf van de komende Antichrist

Indien u behoort tot het leger van de Wetteloze, „dan zal de Here Jezus u eenmaal doden door de Geest Zijns monds en u te niet doen door zijn verschijning, als Hij komt". Verschrikkelijk als zulk een goede, barmhartige, liefdevolle Heiland u zal moeten verschroeien door het vuur van zijn H. Geest.

Vlucht dan om uws levens wil voor de komende toorn Gods. Weldra zal het oordeel losbarsten over deze goddeloze wereld. Op die grote dag des Heren zullen de verlorenen schreeuwen van ontzetting: Bergen valt op ons, heuvelen bedekt ons. Maar er zal geen ontkoming meer zijn.

Vlucht daarom nu, nu het nog niet te laat is, in de armen van de goede Herder. Bekeer u en sla u op de borst en erken, dat u een zondaar bent, die maar een uitkomst heeft: de genade van Jezus Christus, het uitsluitende vertrouwen op Zijn gerechtigheid. Kom tot geloof en leef! Leef het eeuwige leven van Jezus Christus! Geniet nu reeds van de rust die voor het volk Gods is weggelegd. Vrede zij u, een mens van Gods welbehagen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 februari 1965

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

De dood van de wetteloze

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 februari 1965

In de Rechte Straat | 32 Pagina's