IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

Het probleem van de oecumene

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het probleem van de oecumene

23 minuten leestijd Arcering uitzetten

Er is in deafgelopen maand januari weer heel wat 'geoecumeend'. Het lijkt mij daarom goed om op deze hevig-aktuele kwestie nog eens in te gaan.

A. RICHTLIJNEN

Richtlijnen van de bisschoppen

De bisschoppen van Nederland hebben een zeer belangrijke brief gepubliceerd, waarin zij' grenzen en mogelijkheden van godsdienstige gemeenschap tussen katholieken en protestanten' aangeven.

In dit gedegen stuk zijn er verschillende dingen die ons zeer verblijden.

Allereerst wel dat de bisschoppen, zoals ook wij dat in ons januarinummer hebben gedaan, als algemeen beginsel vooropzetten, dat een oecumenische manifestatie nooit onwaarachtig mag zijn.

'Ook zal men de schijn niet mogen wekken van een eenheid, die er nog niet is. Dit zou geschieden wanneer men al te gemakkelijk gebruik gaat maken van elkanders kerkgebouwen voor het houden van religieuze samenkomsten, zodat het gemeenschappelijk gebruik der kerkgebouwen de normale regel gaat worden. De pijn over de verdeeldheid, nog maar nauwelijks aan het opkomen, mag niet te snel worden weggewerkt. Deze pijn zal tot het uiterste doorleefd moeten worden, wil het verlangen naar de eenheid echt christelijk kunnen zijn.' (Kath. Archief, 19 jan. 1962, kol. 66).

Rooms-katholieken mogen protestantse kerkdiensten bijwonen

Wat mij wel het meest verblijdt, is de toestemmi ng die aan de rooms-katholieken wordt gegeven om nu ook protestantse kerkdiensten bij te wonen.

U weet dat wij in het verleden meerdere malen de waarachtige oecumenische bedoelingen van de Nederlandse bisschoppen meenden in twijfel te moeten trekken, zol ang zij de bepaling van het provinciaal concilie van Utrecht bleven handhaven, dat de rooms-katholieken niet bij een preek tijdens een protestantse kerkdienst aanwezig mochten zijn. Thans echter is dit verbod opgeheven. Dat blijkt wel duidelijk uit het volgende:

'Het ontdekken van waarden, die wij in de gescheidenheid gemeenschappelijk bezitten, is alleen maar mogelijk wanneer wij elkander leren kennen juist in de viering van de cultus, waaruit het dagelijks denken en leven gevoed wordt. Daarom lijkt het uit oecumenische motieven noodzakelijk, om door een niet volledig deelnemende en daarom niet zonder meer instemmende aanwezigheid bij de officiële kerkelijke diensten van de anderen, door een aanwezigheid derhalve die door oecumenische liefde gedragen is, de anderen in de intimiteit van hun godsdienstig leven en denken nader te leren kennen.' (Kath. Arch., kol 62). Di t is nu werkelijk niet alleen maar oecumenisch gepraat, maar een duidelijke oecumenische daad van de Nederl andse bisschoppen.

Wanneer nu het komende concilie ook het verbod zou opheffen, dat roomskatholieken geen protestantse geschriften mogen lezen, dan zou het daardoor voor ons ook heel wat gemakkelijker worden om te geloven in de waarachtige oecumenische bedoelingen van paus Johannes XXIII en van heel de roomskatholieke kerk.

Reformatorische richtlijnen

Het is wel duidelijk dat wij niet zonder meer de richtlijnen van de rooms-katholieke bisschoppen kunnen overnemen.

Allereerst niet omdat de bischoppen - vanzelfsprekend - uitgaan van hun eigen rooms-katholieke opvatting over het christendom.

Daar in de rooms-katholieke opvatti ng het sakrament boven het Woord wordt geplaatst, is het volkomen begrijpelijk, dat reeds in punt A 1 van de richtlijnen wordt gezegd: 'Dit officieel kerkelijk belijden drukt zich uit in de officiële kerkelijke eredienst' .... 'Daarom is een deelname aan de cultus .... volstrekt ontoelaatbaar te achten, in directe strijd met de trouw aan het eigen kerkelijk belijden'.

Populair zou ik het zo kunnen zeggen: Volgens Rome moet als eerste beginsel gelden: 'Geen dominee aan het altaar'.

Maar, als het waar is, dat de reformatie de bediening van het Woord in het midden van de eredienst stelt, dan zouden wij van onze kant als eerste populair geformuleerde richtlijn moeten opstellen: 'Geen priester op de kansel'.

Rome een wereldkerk

Vervolgens moeten wij, reformatorische christenen, andere richtlijnen voor de oecumenische beleving hebben, omdat de rooms-katholieke kerk een ander soort kerk is dan de reformatorische kerken.

Het is zeer te prijzen, hoe ernstig de bisschoppen in punt A 2 nagaan, wanneer men in een protestantse, met name in een calvinistische kerk, kan spreken van een eredienst. Zij laten daarbij protestantse auteurs zelf aan het woord. Dit is beslist oecumene in de goede zin.

Maar dan moeten ook wij, protestanten, Rome niet beschouwen door onze eigen bril, maar uitgaan vanuit de eigen visie die Rome op zichzelf heeft.

Welnu, Rome beschouwt zichzelf allereerst als een wereldkerk, die bestuurt wordt door één absoluut gezag, n.l. de paus. De rooms-katholieke kerk stelt haar eenheid over heel de wereld telkens weer op de voorgrond als een argument tegenover het verdeelde protestantisme.

Maar dan moet men ook konsekwent zijn. Dan hebben de priesters van Nederland, als de officiële vertegenwoordigers van de rooms-katholieke wereldkerk, ook t en volle te maken met de vervol gi ngen van de reformatorische christenen in Spanje en Columbië. Dan mogen en moet en wij een aflaatbrief, die nu nog in Spanje ver kocht wordt met volle schriftelijke instemming van paus Johannes XXIII , op de tafel deponeren van priesters die op onze kansel willen verschijnen. Dan moet en wij hen wijzen op de zeer onrechtvaardige rooms-katholieke wetten inzake het gemengde huwelijk. Enzovoort.

Protestanten die beweren: Ja, maar daar hebben de priesters van Nederland toch niets mee te maken wat er elders op de wereld in de rooms-katholieke kerk gebeurt, of wat de paus allemaal decreteert, - dragen daarbij onbewust hun eigen protestantse idee van de mindere of meerdere mate van zelfstandigheid van de plaatselijke (of landelijke) kerk over op de rooms-katholieke kerk. Dit is onjuist, dat is - hoe vreemd het ook moge klinken in dit verband - onoecumenisch.

Als wij de rooms-katholieke kerk au serieux nemen, dan hebben ook de Nederlandse priesters te maken met het vol gende bericht dat ik las in 'Het Zendingsblad' van de gereformeerde kerken in Nederland, februari 1962:

Sumba overstroomd door rooms-katholieke missionarissen.

Het eiland Sumba is reeds 80 jaar zendingsterrein van onze kerken. Ze hebben zich voor het werk daar vele offers getroost. Duidelijk breekt de laatste jaren het Evangelie door: op vele plaatsen komen grote groepen tot bekering. De Christelijke Sumbanese kerk telt nu bijna 19.000 leden.

In oktober 1959 werd Sumba verheven tot Apostolische Prefectuur. Dit betekent, dat het missiewerk sedertdien rechtstreeks vanuit Rome wordt geleid. De zaak wordt grondig aangepakt: er zijn nu 13 pastoors werkzaam en in 1962 kunnen er nog 9 worden verwacht. Sumba heeft 250.000 inwoners. Dit is toch wel in strijd met vele schone beloften, ons de laatste tijd vanuit Rome gedaan.

Ik weet wel dat het de Duitse paters redemptoristen zijn die nu op Sumba willen maai en wat de zending jarenlang gezaaid heeft. Maar juist omdat Rome een wereldkerk is, die bestuurd wordt door één centraal diktatoriaal gezag, is er alle reden voor om aan te nemen dat het hier een kwestie van taktiek is, dat men niet door Nederlandse priesters dit onsympathieke werk laat verrichten.

Mag ik misschien een duidelijke vergelijking maken? Wij zullen nooit aan een Russische consul, buiten de noodzakelijke diplomatieke vor men, publieke hulde brengen, omdat hij nu eenmaal een officiële vertegenwoordiger is van het Kremlin, waar Chroesjtsjew de verdrukking van de naar vrijheid snakkende Hongaren nog steeds toelaat. Deze consul moge dan persoonlijk nog zo'n sympathiek man zijn, maar wij zouden het als een ernstig gebrek aan solidariteit met de Hongaarse vrijheidsstrijders beschouwen, wanneer aan zulk een vertegenwoordiger van het Sowjet-regiem werd toegestaan om op officiële nationale samenkomsten ons toe te spreken.

Welnu een priester is toch officieel vertegenwoordiger van paus Johannes XXIII, die bijv. toelaat dat de soldaat, Geñaro Redrero, nog altijd in Spanje in de gevangenis zit, omdat hij weigerde te knielen voor de hostie, die volgens zijn reformatorische overtuiging alleen maar brood is. Is het dan geen gebrek aan solidariteit met onze vervolgde broeders en zusters in Spanje en Columbië, deze evangelische vrijheidsstrijders, wanneer wij een priester op onze kansel toelaten zonder dat er door de priesters (of door de bisschoppen in naam van hen) ook maar een enkele poging is gedaan om aan die mistoestanden een einde te maken, bijv. door een gezamenlijk protest?

B. VIJFKERKENTOCHT

De meest opvallende oecumenische manifestatie heeft plaats gehad in Rotterdam. Alle Rotterdamse christenen werden opgeroepen om deel te nemen aan een vijfkerkentocht. Deze kerken met de respektievelijke leiders waren: Oud-katholieke kerk: pastoor G.A. van Kleef ; gereformeerde kerk: dr. K.J. Kraan; roomskatholieke kerk: kapelaan T. Naastepad; hervormde kerk: ds. W. Vos; remonstrantse kerk: da. G.S. Westerouen van Meeteren. In elk van die kerken werd een korte dienst gehouden.

Er is hierover veel te doen geweest.

Ds. J. Diepersloot schreef hierover in 'De Rotterdamse Kerkbode' (hervormd) van 20 januari: 'Dit is geen Oecumene, maar show; oneerlijke, onwaardige show'.

Op dit artikel is echter felle reaktie gekomen. Ook van kapel aan Naastepad, de rooms-katholieke leider van deze tocht. Deze reakties werden gepubliceerd in 'De Rotterdamse Kerkbode' van 3 februari.

Kapelaan Naastepad beschuldigt ds. Diepersloot van 'rancuneuze' gevoelens, en noemt zijn artikel 'dit minderwaardig stuk geschrijf' en 'een zware belediging van de geestelijke standing van de Hervormde Kerk'. Toe maar!

Ik zou kapel aan Naastepad willen zeggen: Maar uw eigen bisschoppen waarschuwen in hun richtlijnen toch ook ernstig voor het gevaar van een schijneenheid. Moet U dan ineens zo van leer trekken als een hervormd predikant meent de vijfkerkentocht als een schijneenheid, als een show, te moeten brandmerken?

En vervolgens: Uw eigen ingezonden stuk bewijst maar al te zeer, dat ds. Diepersloot wat U betreft, in de roos heeft geschoten. Uw bittere reaktie toont toch wel aan, dat U beslist niet bezield bent door een waarachtige oecumenische gezindheid. Anders zoudt U iemand die met U van mening verschilt, toch niet zo bruut te lijf gaan. Wat U betreft, was dus deze oecumenische manifestatie beslist een show.

Ds. Diepersloot heeft op zeer waardi ge wijze geantwoord op dit grove geschut dat tegen hem in stelling werd gebracht. Wij drukken hier een gedeelte van zijn antwoord af.

Gebed mag geen manifestatie zijn van iets dat er niet is

'In een echt, werkelijk gebed moet men zich kunnen uitspreken; men moet niet in de noodzaak verkeren terwille van de anderen die aan het gebed deelnemen, eigen geloofsinhoud te moeten verzwijgen. Maar dat gebeurt nu onvermijdelijk wanneer rooms-katholieken en reformatorische mensen samen om eenheid bidden.

De rooms-katholiek zal reeds met het woord 'kerk' iets totaal anders bedoelen dan de protestant. Terwille van de reformatorische partner zal hij over Maria, die voor hem een wezenlijk aandeel in de verlossing heeft, zwijgen. Het woord 'genade' zal hij misschien noemen, maar het heeft voor hem een totaal andere inhoud dan voor de hervormde of gereformeerde. En bij de afgebeden eenheid denkt hij totaal iets anders dan de mens uit de reformatie; zijn kerk verkondigt immers onveranderlijk en onmisverstaanbaar dat eenheid voor haar in niets anders kan bestaan dan in terugkeer tot de moederkerk. De rooms-katholiek, als hij dat werkelijk is, kan in zijn gebed om eenheid aan niets anders denken dan aan een toekomst waarin ook wij de onfeilbaar verklaarde leerstellingen van de roomskatholieke kerk omhelzen.

Dat is de reële stand der dingen. Pijnlijk, veel pijnlijker dan door een kerkentocht, wordt door deze eerlijke erkentenis 'de verdeeldheid aan den lijve ervaren'.

Zó pijnlijk zelfs dat als konklusie moet volgen dat een gemeenschappelijk gebed, juist om eenheid, in de lucht hangt. Hoe zou het anders, als wij zelfs over de betekenis van Christus en Zijn werk verdeeld zijn? Als dus zelfs het adres van het gebed verschillend is? Dan toch samen om eenheid bidden kan niet anders dan onzuiver zijn, ondanks de oprechtste bedoelingen der deelnemers. De vooronderstellingen voor dit gemeenschappelijk gebed zijn, hoezeer het ons door de ziel snijdt, afwezig. De woorden die men gebruikt en de inhoud die men zelfs aan gelijke woorden geeft, zijn verschillend, vaak zelfs tegengesteld; de eenvoudigste analyse van het woord 'eenheid' zou de deelnemers reeds uit elkaar werpen. Er zal nog veel, oneindig veel met elkaar gesproken en onder de tucht van de Schrift gedacht moeten worden, eer het gebed om eenheid gezamenlijk met rooms-katholieken mogelijk is. Staat de zaak dan hopeloos, als zelfs bidden, tenminste in deze dingen, niet meer mogelijk is? M.i. niet; wij zullen de vraag der eenheid alleen bescheidener en nadenkender moeten benaderen; niet in een plechtig-geënsceneerde gebedsstoet die, ondanks alle verklaringen, toch op zichzelf al een zekere eenheid suggereert. In het huidige stadium bestaat de ware oecumenische arbeid in het in alle stilte en ernst met elkaar spreken en denken. Daarom heb ik in mijn eerste artikel de gesprekken tussen rooms-katholieke en reformatorische theologen toegejuicht; dat is de oecumenische arbeid van de eerste orde, die niet tot de kring der theologen beperkt mag blijven. Maar om dezelfde reden verwerp ik een gemeenschappelijk gebed dat voor zichzelf nog niet de klaarheid heeft van wat het vraagt en bedoelt. Wanneer dat dan bovendien op een bijzonder demonstratieve wijze gebeurt, blijkbaar zonder besef van de reële stand der dingen, misschien zelfs met de bedoeling dat besef juist uit te wissen — ja, dan spreek ik van show, omdat de zaak nog veel ernstiger ligt dan door een kerkentocht kan worden uitgedrukt. Niet met plezier heb ik het woord 'show' gebruikt, maar met verontwaardiging, nu van mijn kant, over de oppervlakkigheid en onnadenkendheid waarvan zo'n tocht getuigt; het gemis aan kennis van de werkelijke diepte der verdeeldheid. Het beklemt mij (en dat heeft mij misschien wat geïrriteerd doen schrijven) dat juist zij, die zozeer op het gebed om eenheid aandringen, vaak tevens de mensen lijn die zich aan theologische gedachtewisseling en gesprek stelselmatig onttrekken, of de reele geloofsverschillen in een nevel van liturgie willen laten verdwijnen. Gebeurt dat laatste, dan wordt de liturgie, met een variant op Marx, opium voor de kerk; een verdovingsmiddel, na gebruik waarvan roomsen en protestanten elkaar gauw genoeg gevonden hebben, maar waarbij zij ontdekken zullen, dat de werkelijke geloofssubstantie hun ontvalt, zoals dat in een verdovingstoestand niet anders kan. Het is zaliger desnoods nog wat te vechten om de Waarheid dan het hoofd ter ruste te leggen op oude formules die, ondanks hun schoonheid en diepte vaak, hun kracht pas tonen doordat wij er zelf mee en om worstelen en er zo de aktualiteit van aan de dag brengen.'

J. Diepersloot.

„Ik zeg niet dat het niet kan, maar...... "

Ook buiten Rotterdam werd hierover geschreven. Bijvoorbeeld:

'Zo heb ik mij afgevraagd of, wanneer in mijn eigen woonplaats, een vijf- of elfkerkentocht - in een half uur tijds passeer je hier wel meer dan één kerk! - werd ondernomen, ik mijn huisgenoten en mijzelf zou hebben moeten opwekken, er in mee te lopen. Ik zeg niet dat het niet kan. Maar ik zeg wel dat de spanningen erg groot worden, 's Zondags hoor ik over de rooms-katholieke mis, dat het een v. afgoderij is en de dominee bidt: Heer, bekeer ze daarvan. En 's maandags of's donderdags bid ik onder leiding van de pastoor en in een dienst die is 'opgezet volgens het karakter dat de rooms-katholieke kerk daaraan verleent': Heer, verenig ons toch als rooms-katholieke en gereformeerde kerken!' Aldus prof. dr. Herman Ridderbos in 'Gereformeerd Weekblad' van 2 febr. 1962.

Innig devoot, daarna de ander van alles verwijten

Zelf ontving ik ook een reaktie uit Rotterdam van een rooms-katholiek. Hij noemde de vijfkerkentocht 'zo innig, zo devoot, zo openhartig'. 'Deze ontroering is niet te beschrijven'.

Iemand had hem echter ons aflaatnummer toegestuurd. Daarover schrijft hij: 'Uw boekje is van voor tot achter vervuld van haat'. En: 'Ik heb in de meeste landen van Europa gezworven, maar verklaar, dat er in de rooms-katholieke kerk niets te koop is'.

Als dat de uitwerking van de oecumene is, dat men zelfs de echtheid van dokumenten, die voorzien zijn van de handtekening en het zegel van een kardinaal, nog ontkent, laten we dan maar ophouden.

C. REAKTIES

Op ons vorig artikel over het probleem van de oecumene ontvingen wij enkele reakties.

Een kort antwoord: Dat wij met instemming een uitspraak van de Wereldraad van Kerken aanhaalden, wil nog niet zeggen, dat we daarmee ook partij gekozen hebben vóór de Werel draad, en tegen de I.C.C.C. In liet zelfde nummer haalden we immers ook met instemming een bericht aan van het I.C.N., dat is het internationale nieuwsbulletin van de I.C.C.C.

Vervolgens: Wij hadden geschreven, dat Schriftgelovige protestantse kerken één moeten worden. Onder Schriftgelovige protestanten versta ik hen die ook met het hart de reformatorische beginselen belijden: 'Alleen de Schrift, alleen het geloof en alleen de genade'. Hoe deze eenheid dan bewerkt moet worden, daarover kan en wil ik mij niet uitlaten.

Gezamenlijke Bijbelverspreiding ?

'Met genoegen en instemming lees ik altijd 'In de Rechte Straat'. Nu schrijft U in het januarinummer, dat het toe te juichen is, als rooms-katholieken de roomskatholieke Bijbel gaan lezen. Dit als gevolg van de aktie van het Nederlandse Bijbelgenootschap.

Mede door onze schuld worden de rooms-katholieken dan verkeerd voorgelicht, als wij in een gezamenlijke aktie de rooms-katholieke Bijbel meehelpen te verspreiden.

Een poos geleden - ik stuur mijn nummer altijd door, zodat ik niet kan nagaan, wanneer en in welk nummer - was U fel tegen deze N.B.G.-aktie. Hoe is U zo tot andere gedachten gekomen?'

Uw dw., hoogachtend: A. B. te E.

Zo precies heb ik het ook niet geschreven. Enkele citaten uit mijn artikel daarover: 'En wij willen ook vanuit deze plaats telkens het lezen van de Bijbel aanmoedigen voor rooms-katholieken, ook al is het dan de rooms-katholieke Bijbel met al die kanttekeningen, die het zaad van het Woord telkens weer dreigen weg te pikken'.

Ik vermoed dat iedereen het daar eens mee moet zijn. Immers het Woord van God is toch altijd nog machtiger dan de aantekeningen daarop. En wij hebben in ons blad reeds twee keer een getuigenis opgenomen van rooms-katholieken die juist via het lezen van de rooms-katholieke Bijbel tot het volle licht kwamen en overgingen naar de reformatie. Zie I.R.S., mei 1960, blz. 73 - 74 en I.R.S., juli-aug. 1961, blz. 121 - 122.

En vervolgens schreef ik: 'Mijn bezwaar richt zich dus slechts tegen de officiële aanbieding van de rooms-katholieke Bijbel aan rooms-katholieken namens het protestantisme, met het begeleidende gentleman's agreement van terugwijzing naar de rooms-katholieke kerk (van niet meer praktizerende rooms-katholieken)'. Destijds beschouwde ik het Nederlandse Bijbelgenootschap als een officiële uiting van het Nederlandse protestantisme. Bij nader inzien meen ik echter dat dit niet juist is. Immers het Nederlandse Bijbelgenootschap is geen kerk, en heeft ook geen kerkelijke belijdenis.

Ter verduidelijking: De volgende maand hopen wij onze eerste folders te publiceren. Wanneer dan het Nederlandsch Bijbelgenootschap of een andere protestantse instantie er bezwaar tegen zou maken dat deze folders verspreid worden in de plaatsen waar men gezamenlijk de Bijbel heeft verspreid, dan zou het duidelijk zijn dat door deze gezamenlijke Bijbelverspreiding het reformatorische getuigenis verkwansel d werd in ruil voor wat valse oecumenische vriendelijkheid.

Een andere godsdienst

De vraag van de juiste benadering van de rooms-katholieken is niet zo eenvoudig. Er is nog weinig fundament eel s over geschreven. Wi j moeten ons denkend een weg banen door deze materie.

Daarbij komt dat de oecumene in de goede en de kwade zin ons telkens weer voor nieuwe verrassingen plaatst. Dit jaar de vi j fkerkent ocht. Wat zal nu weer volgen?

Maar waar gaat het bij ons om? Immers niet om gelijk te hebben en te houden, maar om mensen voor Jezus Christus te winnen. En dan moeten wij van de ene kant altijd weer luisteren naar hen aan wie wij het blijde Evangelie brengen. Wij moeten luisteren naar hun reakties, en als die negatief zijn, dan moeten we ons steeds weer afvragen: Ligt dat misschien aan ons? Prikkelen wij de ander door onze zondigheid? En vervolgens moeten we steeds weer luisteren naar de Bijbel. Verstaan wij Gods Woor d wel goed, wanneer wij menen daaruit richtlijnen af te leiden voor de benadering van de ander?

En dan meen ik dat wij nog meer dan vroeger onderscheid moeten maken tussen het rooms-katholieke stelsel en de rooms-katholieke mens. Ik meen echter dat wij nog meer onderscheid moeten maken tussen het roomskatholieke stelsel en de rooms-katholieke mens.

Onze houding ten opzichte van het rooms-katholieke stelsel is niet gewijzigd Nog maar pas is de vierde druk van ' Moeder, ik klaag u aan' verschenen. Wel heb ik deze druk voor een groot gedeelte omgewerkt, maar ik handhaaf er nog ten volle in mijn 'j' accuse' tegenover het rooms-katholieke stelsel.

De vraag is echter: Kan en mag ik die taal nu zo maar overbrengen in mijn aanspraak van de rooms-katholieke medemensen?

Ik meen van niet. Waar om niet?

Omdat de rooms-katholieken zich totaal niet meer één met ons voelen. Het protestantisme is voor hen een totaal andere godsdienst geworden.

Wanneer wij hen dan vanuit het protestantisme profetisch zouden aanspreken, dan wordt dat door hen gemakkelijk geïnterpreteerd als vijandigheid van de 'andere partij'. Zij zullen dan in ons profetisch spreken geen veront waardiging beluisteren om de geschonden eer van God. Ze zullen er niet de liefelijke tonen in horen van een oproep tot terugkeer naar de waarheid op grond van Gods Woor d, geen smeking om de paden van duisternis en schemering te verlaten, geen blijde uitnodiging om zich in geloof heen te keren naar het wondere Licht, Jezus Christus alleen.

Wanneer de pastoor hen 's zondags striemt, dan aanvaarden ze dat meestal wel, omdat ze hem beschouwen als één der hunnen. Zo is het immers ook bij ons. Als een dominee op grond van de Schrift de toorn Gods laat branden over de zonden van de gemeente, dan worden ook wij niet kwaad op hem, want we weten dat hij dan niet uit zichzelf spreekt, maar op grond van de bediening van het Woord van God, waartoe Christus hem door middel van de gemeente geroepen heeft.

Had Paulus een dubbele tong ?

De Bijbel maakt zelf ook dat onderscheid. Op de Areopagus spreekt Paulus heel anders tot de heidenen, dat hij over hen schrij ft in de brief aan de Romeinen. Dan zegt hij niet: Jullie zijn 'vervuld van allerlei onrechtvaardigheid, boosheid, hebzucht en slechtheid, vol nijd, moord, twist, list en kwaadaardigheid; oorblazers, lasteraars, haters van God, verwatenen, overmoedigen, grootsprekers, hun ouders ongehoorzaam; onverstandig, onbestendig, zonder hart of barmhartigheid' (Rom. 1:29 - 31 ) .

Maar: 'Mannen van Athene, ik zie voor mijn ogen, dat gij in elk opzicht buitengewoon ontzag hebt voor godheden...' (Hand. 17:22).

Was Paulus daarom dubbeltongig? Neen, want als hij tot hen gesproken had in de termen van de brief aan de Romeinen, dan zouden deze gekultiveerde heidenen dat helemaal niet hebben verstaan als een oproep van Paulus tot zondebesef en zo tot aanvaarding van de blijde verlossing in Jezus Christus. Ze zouden Paulus alleen maar beschouwd hebben als een stuk onbeschaafdheid, die geen manieren kent en op een zeer onbeschofte wijze hun vriendelijke uitnodiging om voor hen te spreken beantwoordde.

Wanneer, wij tot een ander spreken, dan moeten we er niet alleen op letten of wij het juist zeggen, maar ook of de ander misschien door zijn persoonlijke instelling, zijn vooroordelen ons toch verkeerd verstaat.

En zo zijn ook rooms-katholieken en protestanten door de eeuwen heen volkomen uit elkander gegroeid. Het zijn twee verschillende godsdiensten geworden. Dat kan niet worden opgeheven, ook niet al worden de protestanten nu door de paus genoemd: 'onze afgescheiden broeders', en ook al wordt er in onze tijd nog zo hevig 'geoecumeend'. Rooms-katholieken aanvaarden het niet wanneer een dominee hun gebreken zou striemen zoals hun pastoor dat doet; zoals ook de protestanten het niet zouden dulden als een pastoor op dezelfde wijze hun zonden zou hekelen als de predikant dat 's zondags doet op grond van Gods Woord.

De Bijbelse profeten spraken tot de Joden als tot hun eigen volk. En de apostolische vermaningen in de brieven van het nieuwe testament richten zich eveneens tot de gemeenten, tot de eigen mensen dus waartoe ook de gewijde schrijvers zichzelf rekenen.

Daarom kunnen wij deze profetische wijze van spreken niet zonder meer overnemen, wanneer wij ons richten tot de rooms-katholieken. Want zij beschouwen ons niet als een der hunnen. Onze profetische taal zou bij hen niet aanslaan. Ze zou waarschij nlij k worden misverstaan.

Een profetisch alibi

Prof. J.T. Bakker is op zeer sympathieke wijze ingegaan op ons artikel over de oecumene in het januarinummer. Hij meende dat ook de kerken officieel aan allerlei oecumenische samenkomsten met de rooms-katholieken kunnen deelnemen.

Toch heeft zijn argumentatie mij niet ten volle kunnen overtuigen. Hij schrijft o.a.: ' dat de kerk daar dikwijls een zeer slecht alibi mee krijgt'.

Ik vraag me af, of dit zo is. Wanneer een kerk zich afzijdig houdt in zulk een geval, dan wordt dat toch niet zo gemakkelijk als onsympathiek ervaren dan wanneer het over personen gaat.

En zo is er kans dat ook de rooms-katholieken er over nadenken, als een reformatorische kerk op grond van Gods Woord aantoont, waarom ze aan bepaalde oecumenische manifestaties met rooms-katholieken helaas niet kan meedoen. Ik geloof dat juist in zo'n geval er kans is dat zulk een profetisch alibi wel verstaan wordt door rooms-katholieken.

En vervolgens moet de kerk nu eenmaal zich meerdere malen onsympathiek maken door een alibi. Een duidelijk geval is: 'Omdat gij van de wereld niet zijt, maar Ik u uit de wereld uitgekozen heb, daarom haat u de wereld' (Joh. 15:19).

D. SLOTBEMERKINGEN

Oecumenische mode of oecumenische overtuiging

Wij moeten eerbied hebben voor de oecumenische overtuiging van een ander, ook al zijn wij het er niet mee eens. Maar er is in onze tijd zoveel oecumenische mode. Mensen die het woord 'oecumene' nauwelijks kunnen uitspreken, dwepen ermee als met het nieuwste type scheerapparaat.

Maak elkaar niet verdacht

Ik zou dit met nadruk willen zeggen. Wanneer een predikant op ernstige gronden meent te moeten overgaan tot verregaande samenwerking met de roomskatholieken, dan moet men hem niet meteen 'verraad van de reformatie' of iets dergelijks naar het hoof d slingeren. Ik heb persoonlijk meerdere malen een bidstonde in besloten kring meegemaakt, waarbij ik op de knieën lag naast een van de organisatoren van de vijfkerkentocht in Rotterdam. Ik ken deze predikant zeer van nabij in zijn oprechte en warme gelovige overgave aan Jezus Christus, en ik zou daarom meteen protesteren als iemand hem zou beschuldigen van oecumenische mode of iets dergelijks.

En wie het artikel van prof. Bakker in 'Gereformeerd Weekblad' over: 'Gebedsweek voor de eenheid der Christenen' eerlijk leest, zal onder de indruk komen van de diepe gelovige ernst en bewogenheid, waarmee prof. Bakker schrijft over het probleem van de oecumene.

Maar van de andere kant mogen ook wij verwachten, dat men ons niet meteen van antipapisme of ressentiment beschuldigt als wij op grond van Gods Woord en op grond van ons inzicht in het wezen van het rooms-katholiscisme bepaalde oecumenische manifestaties afwijzen.

Overtuig de ander in liefde en geduld

Neen, wij moeten de ander proberen te overtuigen. Rustig, duidelijk en beslist. Verdachtmakingen brengen alleen verbittering en vijandschap voort. Dat zijn niet de vruchten van de Heilige Geest.

Daarom moeten wij gestaag voortgaan met ons blad. Daarom verblijdt het ons, dat het aantal abonnees steeds blijft stijgen. Op deze manier bereiken wij steeds meer mensen; mensen die dan gaan nadenken over wat wij op grond van Gods Woord menen te moeten zeggen.

De publiciteit is een enorme macht. Ook de kinderen des Lichts mogen en moeten daarvan gebruik maken.

En mag ik dan dit lange artikel besluiten met de bede, dat alles moge zijn:

'tot lof van de heerlijkheid zijner genade,

waarmede Hij ons begenadigd heeft in de Geliefde'. (Ef. 1:6).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 maart 1962

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

Het probleem van de oecumene

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 maart 1962

In de Rechte Straat | 32 Pagina's