IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

Jezus droeg mijn last

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jezus droeg mijn last

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ter inleiding

In de rooms-katholieke kerk worden kinderen opgevoed met het fabeltje, dat het biechtgeheim door een wonder van God nooit zou zijn geschonden. Men dist dan een huilerig verhaaltje op van een priester, die gemarteld werd omdat hij aan een koning niet wilde zeggen, wat diens vrouw aan hem in de biechtstoel had beleden. De priester werd verbrand en heel zijn lichaam verkoolde tot as, maar zijn tong bleef gaaf en levend en wordt tot op de huidige dag ergens in een uithoek van Europa bewaard. Zulk een verhaaltje maakt op de kinderfantasie natuurlijk een geweldige indruk. En op deze manier hoopt men dan te bereiken, dat de rooms-katholieken met het volste vertrouwen hun zonden aan de priester gaan biechten.

Een rooms-katholiek, die echter een beetje nadenkt, kan begrijpen dat dit een fabeltje is. Immers op de schending van het biechtgeheim heeft Rome de zwaarste straf gezet. Als werkelijk door de eeuwen heen het biechtgeheim nooit geschonden was, dan was er nooit aanleiding geweest om dat geheim met zulke zware straffen te beschermen. Integendeel, het „wonder van God" zou immers nog veel meer uitkomen, wanneer dat geheim zonder enige bedreiging van straffen gehandhaafd was. Rome heeft het blijkbaar nodig geacht om dat „wonder Gods" een beetje te helpen door haar uiterst strenge maatregelen. Daaruit blijkt dus heel goed, dat Rome zelf niet in dat wonder van God gelooft. God heeft toch immers bij zijn wonderen de hulp van menselijke maatregelen niet nodig. God behoeft niet het ruggesteuntje van de rooms-katholieke wetgeving.

In dit getuigenis van br. Backers wordt de schending van het biechtgeheim aanleidng tot zijn bekering. Mogen wij daarom de priesters verzoeken om de kinderfantasie niet meer te belasten met dergelijke verzinsels over een priestertong, die nog altijd vers en levend is, na eeuwen? (Red.)

De ouders van mijn moeder waren eigenaars van een groot hotel-restaurant in Gouda. En mijn moeder zelf was verloofd met een jonge man, wiens ouders eveneens een groot hotel bezaten in Zeist. Toen ik werd geboren, waren zij nog niet gehuwd en het is om mij onbekende redenen nooit tot een huwelijk gekomen.

In sommige boeken kun je prachtige volzinnen lezen over de romanti ek van zulk een geboorte, die uit spontane aandrift voortkomt, maar de gevolgen voor het ki nd kunnen vreselijk zijn. De smaad van de publieke opinie blijftaltijd op zulke kinderen rusten, ook al heeft datzelfde publiek in romans en filmen genoten van de dramatiek van zulke spanningen.

Zelf wil ik mijn ouders niet veroordelen. „Wi e uwer zonder zonde is, werpe de eerste steen", heeft Jezus gezegd.

Toen ik zeven jaar was, kwam mijn moeder helemaal alleen te staan voor de zorg van mijn levensonderhoud. Ten einde raad zocht zij contact met de Sint Vincentiusvereniging. Ook hiervoor wil ik haar geen verwijt maken. Zij is en blijft mijn moeder en God alleen kent de strijd, die deze vrouw heeft moeten voeren.

Stenig die zondares!

Toen mijn schooljaren voorbij waren, wilde ik verder studeren voor het priesterschap. Maar nu kwam ik in aanraking met de harde wetten van een kerk, die zich de enige ware kerk van Jezus noemt. Het was deze kerk, die juist wel met stenen gooide, niet alleen naar de vrouw, die haar overtredingen reeds lang diep betreurd had, maar ook naar mij. Volgens de kerkelijke bepalingen kan niemand priester worden, die niet uit een wettig huwelijk is geboren. Er staat in de Bijbel, dat God de zonden achter zich werpt en onze overtredingen bedekt, wanneer wij gelovig onze toevlucht nemen tot Jezus Christus. Maar de kerk van Rome vergeet en vergeeft niet. Petrus, de zogenaamde eerste paus, had zijn meester verloochend. Hij ging echter naar buiten en weende bitter, want de bedroefde ogen van Jezus waren doorgedrongen in zijn duistere ziel. En later heeft Jezus hem weer volledig hersteld in zijn ambt als apostel. Voor mij werd echter de toegang tot het ambt van zielzorger ontzegd, omdat mijn moeder een zonde had bedreven.

U begrijpt dat dit een diepe teleurstelling voor mij was en dat het mij veel pijn deed aldus weer herinnerd te worden aan de smet, die aan mijn oorsprong kleefde.

Toch trok het geestelijk leven mij aan en ik wilde dan maar kloosterbroeder worden. Ook om eenvoudig lekebroeder te worden bleek echter datzelfde bezwaar te gelden. Bij elke kloosterpoort zou het hooghartige farizeïsme wachten: „Here, wij danken U, dat wij niet zijn als deze zoon van een zondares. Wij danken U dat Gij ons gemaakt hebt tot zulke superieure mensen!"

Toch was de broederoverste van de congregatie, die ik hierover raadpleegde, een vriendelijk, vroom en eenvoudig man. Hij meende, dat het zo'n vaart niet zou lopen en dat voor de intrede in een lekencongregatie Rome wel dispensatie zou verlenen.

De goede broeder had echter buiten de waard, in casu buiten Rome gerekend. Zijn hart was milder, bezat meer de geest van vergeving van Jezus Christus dan de harcle heersers te Rome. Na negen maanden van pijnlijk wachten kwam eindelijk het antwoord van Rome: neen!!, neen!!, neen!!

Kontakt met het evangelie

Ik werd naar de weesinrichting teruggezonden. Ik voltooide mijn studies en na de verschrikkelijke crisisjaren, die de ouderen onder u zich nog wel zullen herinneren, kreeg ik een betrekking in de gemeente, waar ik te werk werk gesteld op een kantoor.

Ik had veel vrije tijd en besteedde die aan jeugdwerk en maatschapjjelijk werk, altijd in katholiek verband. Ik verbleef in een gereformeerd pension en kreeg aldus mijn eerste kontakt met de gereformeerde levenssfeer. De manier, waarop deze mensen de zondag heiligden, stichtte mij zeer. Soms ging ik ook mee naar hun kerkdienst. Dan genoot ik van de vaak zo mooie psalmen, maar verder kwam ik niet. Ik was nog steeds gevangen in het rooms-katholieke stelsel. Dikwijls hielden wij discussies over de verschilpunten tussen beide godsdiensten, maar ze konden mij niet afdoende weerleggen. (Terloops wil ik hierbij even opmerken, dat een eenvoudige, voor iedereen begrijpelijke apologie voor het protestantisme van het grootste belang is bij de benadering van rooms-katholieken).

Wel bleven sommige gedachten in mij hangen en hielden mij bezig, zoals de leer van Jezus als de enige middelaar, de verlossing uit genade alleen, het vreemde van de heiligenverering. Maar de tijd was nog niet rijp voor de aanvaarding van al die waarheden.

Gebroken harten

In dezelfde tijd verloofde ik mij met een rooms-katholiek meisje. Vanwege bovengenoemde bezwaren, en ook vanwege mijn leeftijd had ik het voornemen om kloosterling te worden moeten opgeven, ofschoon diep in mijn hart dit verlangen sluimeren bleef. Ik dacht nu, dat God mij geroepen had tot het huwelijk. Ik zag nu ook veel duidelijker de schoonheden van huwelijk en gezinsleven. Mijn verloofde was een hoogstaand meisje, en wij hielden veel van elkaar. Wat kan de geestelijke gemeenschap met een vrouw de man verrijken!

Anderhalf jaar waren wij verloofd. Wij kenden elkaar nu goed, wij waren overtuigd dat onze liefde geen bevlieging was. Wij durfden samen het leven aan en droomden van het komende geluk.

Wij stelden samen de datum vast van ons huwelijk en ik ging naar de pastoor om af te spreken wanneer wij ons huwelijksexamen konden doen. Deze pastoor was in zijn parochie zeer bemind. Hij stond bekend als een uitermate voorzichtig en wijs bestuurder en iedereen stelde veel vertrouwen in hem.

Tot mijn grote verbazing deelde hij mij mee, dat het volgens hem nog niet helemaal zeker was, dat dit Gods bedoelingen waren. Hij raadde mij aan eerst nog eens rustig na te tienken en te bidden om licht en om wijsheid.

Ik antwoordde hem: „Maar U weet toch zeker wel van de moeilijkheden, die Rome mij in de weg heeft gelegd."

„Ja, maar", zo zei hij, „die beletselen worden de laatste jaren niet meer zo streng door Home gehandhaafd. De kerk is soepeler geworden en er wordt gemakkelijker dispensatie verleend".

Ik was er beduusd van. Heel mijn oude verlangen werd weer wakker. Weer lokte de geheimzinnige zelfweggave in het klooster. Het ascetische ideaal boeide mij opnieuw.

Een vreselijke tijd brak aan. Ik moest een keuze doen tussen het meisje, dat ik liefhad en God. want ik meende in alle ernst dat het toch Gods wil zou zijn. dat ik kloosterling zou worden. In deze smartelijke strijd heeft echter mijn verloofde mij geholpen. Zij was een sterke vrouw met een groot en tfiep geloof, waaraan ik met grote dankbaarheid terugdenk.

Zij wilde geen mededingster worden van God. Zij offe rd emij voor Heul en offerde daarmee zichzelf en de mooie verwachtingen, die zij gekoesterd had.

Wij gingen uit elkander. De lezer vergeve mij, dat ik de pijn van dit afscheid niet meer wil ophalen, en het daarom niet in bijzonderheden ga beschrijven. Wij meenden, dat God dit van ons vroeg. Zijn wegen zijn nu eenmaal niet de onze. En daarom was er bij al het schrijnen van dit afscheid ook een vreugde om de nabijheid van Hem in die uren.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 oktober 1959

In de Rechte Straat | 20 Pagina's

Jezus droeg mijn last

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 oktober 1959

In de Rechte Straat | 20 Pagina's