IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

OORLOG

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

OORLOG

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Oorlogen zijn de openbaring van het absolute kwaad. De oorlogen laten op allerlei wijze zien wie de mens is, wat er in hem leeft en waartoe hij in staat is. Over de slagvelden klinkt de noodschreeuw: Heere, verlos ons van onszelf, van dit verschrikkelijke mensdom dat elkaar deze vreselijke dingen aandoet. In het verleden is de oorlog vaak geromantiseerd. Oorlogshelden werden verheerlijkt. Vechten hoort bij een echte man, zo werd het voorgesteld.

Maar dat is volkomen valse romantiek. Tijdens de slag zijn er de gewonden, die brullen van de pijn, is er de doodsangst in de ogen, is er de flikkering van de haat en van allerlei agressieve driften.

Na de veldslag zijn er de lijken met hun vale kleur, is er de stank van de verrotting, is er het geronnen bloed, het vuil van de ontlasting.

Oorlog is de volstrekte ontluistering van de mens. Oorlog maakt hem tot een beest. Tijdens de samenkomsten van Evangelisch Ontwaken, jaren geleden, vertelde iemand hoe hij bij zichzelf de moordlust ontdekt had, toen hij op een brug een gevecht had van man tegen man tegen de Duitsers. Hij voelde hoe het in hem was gaan razen, toen hij bemerkte dat de „vijand" het op zijn leven had gemunt. Hij wilde doden, neerknallen, neersteken… niet omdat hij in dienst was van de overheid, niet uit gehoorzaamheid aan een wettig bevel, niet uit liefde voor het vaderland… maar omdat hij het zélf wilde. De woede verteerde hem als een vuur. Het was een woest genot voor hem als hij een Duitser had kunnen afmaken of over de brug in de rivier had kunnen smakken.

Maar ze moesten capituleren. O die machteloze woede! die vernedering dat je moet buigen voor een overmacht! Maar al na een dag kwam de ommekeer. Toen hervond hij zichzelf. Toen stond hij verbijsterd te kijken naar die afgrond van duisternis, die zich in hem geopend had. Het was of de monden van de hel hun duistere duivels over zijn ziel hadden uitgestort. Was ik dat? zo vroeg hij zich af. Terwijl hij het vertelde, leed hij nóg steeds onder die vreselijke mogelijkheden in hem. Maar tegelijk getuigde hij van de heerlijkheid van de verlossing en van dat geweldige vooruitzicht dat eenmaal het grote Vrederijk door Christus Zelf op de vernieuwde aarde zal worden gevestigd.

Heere, zegen deze bommen, amen

Hoe moet je als christen tegen de oorlog aankijken? Vandaag kun je, bij wijze van spreken, nog met een buitenlander in een restaurant een gezellig kopje koffie drinken. Dan eet je met hem aan een tafel met helder linnen, met borden waar geen stofje op mag zitten, keurig volgens de etiquette, met mes en vork. En mor gen is de oorlog er, en als je dan elkaar tegenkomt, loer je naar elkaar, hoe je de ander zo snel mogelijk de dood kunt injagen.

Hoe moet je bidden op de morgen vóór de veldslag? „Heere, zegen deze bajonet, dat ik hem trefzeker in de buik van mijn tegenstander kan steken… en deze handgranaat dat hij zoveel mogelijk vijanden uit elkaar mag rijten"???

En de gezagvoerder van een bommenwerper? Zo meteen moet hij het bevel geven: „Bommen los!" en dan vallen die lugubere gevaarten neer op die stad in het vijandige land. (Ik denk aan de vorige wereldoorlog). Hij splijt een wolkenkrabber uit elkaar, dringt door in de kelders waar de mensen angstig waren samengedrongen en verwringt en verminkt en versplintert alles, mensen, dieren, huizen. Stenen, planken, stof, bloed en vlees, het is allemaal door elkaar gespat. En wat moet de kapitein van de atoombommenwerper boven Hyroshima hebben gedacht? Hij moest het bevel geven: „atoombom los!". En nog geen minuut later waren er 70.000 doden en verder 100.000 gewonden.En tientallen jaren daarna zouden er nog sterven aan de radio-aktieve verwonding van die bom. Och, het was niet eens zulk een groot gevaarte. Het leek een lief, aardig bommetje.

Ik heb ergens gelezen dat de gezagvoerder van dat vliegtuig krankzinnig is geworden. Ik kan het heel goed begrijpen.

Er is een rechtvaardige oorlog

Hoe moeten we als christen over de oorlog denken? We kunnen er niet langs, maar er is een rechtvaardige oorlog. De Bijbel zegt het duidelijk genoeg.

Paulus schrijft: „Want zij (de overheid) is Gods dienares, u ten goede. Maar indien gij kwaad doet, zo vrees; want zij draagt het zwaard niet tevergeefs; want zij is Gods dienares, een wreekster tot straf van hem die kwaad doet" (Rom. 13 :4). De overheid heeft dus tot taak de goedwillenden te beschermen tegen hen die slechts uit zijn op de bevrediging van eigen begeerten en om dat te bereiken desnoods (of zelfs met alle plezier) over lijken gaan.

Onze oorlog in 1940 was volkomen rechtvaardig. Onze regering móést aan ons leger de opdracht geven: „Weersta de Duitsers". Zij vielen ons immers aan, terwijl wij hen geen strobreed in de weg hadden gelegd.

Een rechtvaardige atoomoorlog?

We kunnen op deze vraag niet te diep ingaan in ons blad. Persoonlijk meen ik dat er geen principieel verschil is tussen de vroegere oorlogen en een atoomoorlog. Het gaat immers om dezelfde waarden. Wij hebben Hitier weerstaan, ook in het ondergrondse verzet, omdat hij als diktator over ons wilde heersen en ons wilde verlagen tot robots en ja-knikkers. Velen hebben toen vrijwillig hun leven gewaagd, omdat zij er niet in konden berusten dat hun menselijke waardigheid aldus volkomen zou worden vertrapt.

En diezelfde vragen doen zich voor, wanneer het gaat om een atoomoorlog. Zulk een oorlog wordt ook alleen maar ontketend door een diktator, die de gehele wereld aan zich wil onderwerpen en die uitroeit wie hij wil, afzonderlijke mensen en gehele volken. Dat hebben we ook bij Hitier gezien, die besloten had het gehe Ie Joodse volk uit te roeien. En hij is erin geslaagd zes miljoen Joden, na onvoorstelbare vernederingen, kwellingen, martelingen, om te brengen. Met duizenden werden ze dagelijks door de schoorstenen van de concentratiekampen gejaagd, nadat ze met honderden tegelijk in een bunker waren geperst en vergast.

Men zegt dan: „Maar nu gaat het om het bestaan van het gehele mensdom". Inderdaad, maar blijven er nog „mensen" over, wanneer wij met z'n allen zijn overgeleverd aan zulk een werelddiktator? Zijn we dan niet verworden tot een kudde dieren, die voortgedreven worden onder de zweepslagen van de angst? Wie dan nog echt mens wil zijn en dus zichzelf wil uiten, die wordt meteen omgebracht, na de allervreselijkste moderne folteringen. Meent men dat het „mensdom" nog werkelijk voortbestaat, wanneer die toestand is gekomen? Is het dan niet beter dat het mensdom dan ook maar fysiek helemaal verdwijnt? God heeft toch de mens geschapen naar Zijn beeld en gelijkenis. Maar wat blijft er van dat beeld over, wanneer wij gedoemd zouden zijn om alleen maar napraters te zijn van een werelddiktator, die alleen maar zijn eigen verheerlijking zoekt en zich vol haat keert tegen God? We weten immers dat alles verfijnd wordt, ook de methoden om mensen door injekties psychisch aan te tasten, zodat ze anders gaan voelen en denken en in elk geval psychische wrakken worden. Het kwade neemt op alle gebieden schrikbarende vormen aan.

Er is dus volgens mij geen principieel verschil tussen een oorlog met conventionele wapens of met kernwapens. De vraag is echter of er aan het hebben en gebruiken van atoomwapens niet zulke ingrijpende praktische bezwaren verbonden zijn, dat we toch om principiële redenen het hebben en gebruiken van kernwapens moeten afwijzen. Maar nogmaals, ons blad is er niet voor om daar verder op in te gaan.

De zonde is het absolute kwaad

We herhalen: het gaat mij in dit artikel niet zo zeer over de vraag of een oorlog (atoomoorlog) geoorloofd is, ja of nee. Ik wilde wijzen op dat absolute kwaad dat er in de mens altijd geweest is en dat op huiveringwekkende wijze naar voren komt in de oorlogen.

De overheid is van Godswege geroepen om dat kwade zoveel mogelijk te stuiten. En ze moet dat doen door eveneens gebruik te maken van het kwade, het zwaard, de straf door vrijheidsberoving of zelfs door een doodvonnis.

Wat een verschrikkelijke verantwoordelijkheid voor zulk een overheid! En als we dat weten, dan moet dat ons brengen tot veel en intens gebed voor de overheid. Maar hier komen ook ontzettende vragen op ons af. Wat moet ik bidden op de morgen, dat ik, Duitse soldaat (- ik verplaats me even in de situatie van de Eerste Wereldoorlog), weet dat ik bij het aanlichten van de dag met mijn bataljon de citadel van Dinant moet bestormen? Of als Nederlands soldaat, die aan de Grebbelinie ligt? Ik zie ze daar op mij afkomen. Wie is die man in dat andere uniform? Is hij getrouwd? Heeft hij kinderen? Wacht zijn meisje thuis in zijn vaderland op de bruiloft, die ze gaan vieren, zodra hij terug is van de oorlog? Is hij een kind van God? Heeft hij die morgen misschien ook intens tot God gebeden? Heeft ook hij de aanraking van de Heilige Geest ervaren?

En nu… moet ik hem nu werkelijk aan flarden schieten? Maar ik kan en mag daar niet lang over nadenken. Ik ken het bevel van de generaal, die dat bevel weer heeft gekregen van de wettige regering: „Weersta de Duitsers, die ons land ten onrechte zijn binnengevallen". En ik schiet. Ik schiet… verschrikkelijk! Op dat moment ben ik een verlengstuk van de overheid, die het zwaard niet tevergeefs draagt en de kwaden straft om de goeden te beschermen. Ik ben tot kwaad, tot zwaard, geworden in dienst van de gerechtigheid.

Christus, de Verlosser

Lezer(es), beseft u de verschrikkelijke wereld, waarin wij leven? Deze wereld ligt in de greep van de duivel, die in de Bijbel de vorst van deze wereld wordt genoemd. Hij is de verpersoonlijking van het absolute kwaad.

Maar dan kan er van u en van mij toch maar één bede uitgaan: Zie naar de Verlosser. Hij heeft Zich tot kwaad, tot zonde, laten maken om het kwade te stuiten, om daardoor voor ons de weg naar de verzoening open te maken.

Wij kunnen dan ook deze wereld nooit „kerstenen". De eeuwen door hebben idealistische wereldverbeteraars dat geprobeerd. Ik kan daar niet in geloven. Zeker, de overheid is er om door wetten die een vertolking zijn van Gods geboden, een halt toe te roepen aan de macht van het kwade, er paal en perk aan te stellen, maar meer kan die overheid niet doen. Want het kwaad zit in ons aller mensenhart. En dat kan alleen veranderd worden door het Woord en de Geest.

Laten wij dan naar Christus vluchten. In en door Hem kunnen we werkelijk het kwaad in ons eigen hart terugdringen, nadat wij door Zijn Geest een nieuwe schepping zijn geworden. Laten wij ons bekeren tot Hem; anders worden ook wij meegesleurd in die vaart van het kwade. En dan zal het zwaard van Gods toorn zich eenmaal voor altijd keren tegen ons. Dan worden we uitgestoten in de uiterste duisternis, in het oord van het eeuwige kwaad.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1980

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

OORLOG

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1980

In de Rechte Straat | 32 Pagina's