IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

MARIA, ONZE ZUSTER IN HET GELOOF

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MARIA, ONZE ZUSTER IN HET GELOOF

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Aan onze r.-k. lezers

In dit nummer keren wij ons in enkele artikelen tegen de Maria-verering. We doen dat met een bezwaard hart, omdat we weten dat we u wellicht daar pijn mee aandoen. Vanaf uw vroegste jeugd is Maria u voorgesteld als de middelares van alle genade, als degene die in moederlijke zorg waakt over uw zieleheil en tot wie u in alle nood uw toevlucht kunt nemen.

Maar wij zijn overtuigd dat Maria deze verering beslist niet wil. Zij was een ootmoedig en gelovig Joods meisje. In haar prachtige „magnificat" verheerlijkt zij God als haar Zaligmaker, „tooi Sootèri mou", zo staat er in het Grieks letterlijk:mijn Redder. Zo vertaalt ook de Katholieke Bijbelstichting: „Van vreugde juicht mijn geest om God, mijn Redder" (Luk. 1:47). En waarvan moest zij dan gered worden? Dat staat duidelijk te lezen in de boodschap van de engel die Jozef verscheen in een droom: „Zij zal een zoon ter wereld brengen die gij Jezus moet noemen, want Hij zal Zijn volk redden (in 't Grieks: soosei) uit hun zonden" (Mat. 1:21 RKV). Het is daarom in strijd met dit duidelijke Schriftwoord, wanneer de R-K. Kerk beweert dat God Maria heeft gered door te voorkomen dat zij in zonde ontvangen en geboren zou worden en door te voorkomen dat zij ooit zonde zou doen.

Nee, dat is juist de vertroosting die vanuit het bijbelse verhaal over Maria tot ons komt, dat wij haar mogen zien als een zuster in het geloof naast ons. Op allerlei wijzen is zij zelfs de uitbeelding van het leven van een gelovige.

Dat begint al meteen bij de boodschap van de Engel: „In de zesde maand werd de engel Gabriël van Godswege gezonden naar een stad in Galilea, Nazareth" (Lk 1:26 RKV). Ja, zo gaat het met een mens die tot bekering komt. Het initiatief gaat van God uit. Uit onszelf kunnen wij nooit tot God naderen. God moet met ons beginnen. Hij is begonnen in de zending van de Zoon. Hij past het werk van de Zoon toe door de zending van de Heilige Geest.

Ook het werk van de Heilige Geest in de harten van de gelovigen wordt uitgebeeld door de wonderbare ontvangenis: „De Heilige Geest zal over u komen en de kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen; daarom ook zal wat ter wereld gebracht wordt, heilig genoemd worden, Zoon van God" (vs. 35 RKV). Zo is het ook met de gelovige: „Aan allen die Hem wèl aanvaarden, aan hen die in Zijn naam geloven, gaf Hij het vermogen om kinderen van God te worden; zij zijn niet uit bloed noch uit de begeerte van het vlees of de wil van een man, maar uit God geboren" (Joh. 1:12-13 RKV). In diezelfde zin sprak ook Jezus tot Nicodemus: „Wat geboren is uit vlees, is vlees en wat geboren is uit de Geest, is geest" (Joh. 3:6 RKV).En dan het antwoord van Maria:„Zie de dienstmaagd des Heren; mij geschiede naar uw woord" (vs 38). Zo geeft ook de gelovige antwoord op de roepstem van God. Hij zegt niet: „Ik zal dan mijzelf veranderen", maar: „ik laat de omvormende werkzaamheid van Uw Geest zich aan mij voltrekken". Dat is dus wel een ja-zeggen met onze wil op de uitnodiging van God, maar een ja-zeggen vanuit de Heilige Geest, die mij door het Woord tot dit ja-zeggen brengt.

Op nog veel meer wijzen is Maria het type van de gelovige bv. ook in haar strijd en twijfels, die zij had, én in haar overwinning door haar geloof, de overwinning door de genade van haar Zoon. Daarom denken ook wij met veel liefde aan deze sublieme gestalte, aan deze moeder des Heeren.

Maar daarom vinden we het zo intens verdrietig, wanneer juist Maria een belemmering zou vormen voor de gelovige overgave aan Christus. En dat kan toch eigenlijk niet anders. Heeft Jezus niet gezegd dat niemand twee heren kan dienen? Dan moet het toch ook uitermate moeilijk, zo niet onmogelijk, zijn om tegelijk je algehele vertrouwen te stellen èn op Christus èn op Maria als middelaars tussen God en ons.

En blijkt dat ook niet vaak in de praktijk? Er zijn heel wat rooms-katholieken die wel bidden tot Maria, maar niet of nauwelijks tot Christus.

Wij zijn ervan overtuigd dat dit geheel ingaat tegen de bedoeling en de wens van de gelovige Maria. Op de bruiloft van Kana meende Maria haar Zoon opmerkzaam te moeten maken op het ontbreken van wijn. Jezus wijst haar dan terecht: , Jezus zei tot haar: Vrouw, is dat soms uw zaak?" Aldus Joh. 2:4 in de roomskatholieke vertaling van de „Katholieke Bijbelstichting". In een voetnoot geeft deze RKV dan deze verklaring: „Letterlijk staat er: Wat is er tussen Mij en u? Deze uitdrukking komt meermalen voor, zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament, vgl. Richteren 11:12; 2 Sam. 16:10; Mat. 8:29; Mk. 1:24; 5:7. Die uitdrukking wijst een relatie af, geheel of gedeeltelijk, naar gelang van de samenhang, waarin de tekst voorkomt. De voorafgaande woorden: „Ze hebben geen wijn meer" sloten blijkbaar een vraag om een wonderbare tussenkomst in. Jezus antwoordde hierop dat het niet aan Maria is, ook al is zij Zijn moeder, vandaar het woord „vrouw" - invloed uit te oefenen op de openbaring van Zijn heerlijkheid. Het uur van die openbaring wordt uitsluitend door de Vader bepaald, vgl. Joh. 7:30; 8:20; 12:23, 13:1; 17:1. Het wonder datjezus nu toch doet, is een teken en een begin van die openbaring van Zijn heerlijkheid, zie v. 11".

Wij zijn erg blij met deze voetnoot in deze r.-k. Bijbelvertaling. Vroeger werd het door de r.-k. kerk voorgesteld alsof Jezus later tóch het wonder zou hebben gedaan vanwege de tussenkomst van Zijn moeder. Maar dat was volkomen in strijd met wat Johannes schrijft en zoals ook nu door deze r.-k. Bijbelvertaling wordt erkend. Moge ook dit een bewijs zijn dat onze afwijzing van de Mariaverering slechts daaruit bij ons voortkomt dat wij trouw willen zijn aan wat de Heilige Schrift zegt.

We kunnen eraan toevoegen dat Maria als gelovige Joodse vrouw zichzelf ook heeft gekorrigeerd, toen ze daarna tot de bedienden zei: „Doet maar wat Hij u zeggen zal". Zo hebben ook wij als gelovigen onszelf telkens te korrigeren, wanneer blijkt dat we in strijd zijn geweest met wat de Schrift zegt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juli 1979

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

MARIA, ONZE ZUSTER IN HET GELOOF

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juli 1979

In de Rechte Straat | 32 Pagina's