IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

DE VERWOESTING VAN JERUZALEM

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE VERWOESTING VAN JERUZALEM

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een uitermate boeiend boek van dr. H. Mulder (uitgave Ton Bolland Amsterdam, prijs ƒ 19,90). Volledig gedokumenteerd. We laten enkele citaten volgen:

De vervloeking van de christenen

Dr. Mulder geeft eerst een overzicht en inzicht in de bronnen, waarmee hij werkt. Daarna beschrijft hij de verwoesting van Jeruzalem, om vervolgens na te gaan wat de gevolgen waren bij de Joden, de joodse christenen, de christenen uit de heidenen en de Romeinen.

Over de gevolgen bij de Joden schrijft hij: „De verwoesting van Jeruzalem heeft in het Jodendom een politieke, maar vooral religieuze aardverschuiving teweeg gebracht" (59).

Een van de gevolgen was dat, vooral onder leiding van Gamaliël I, het de joodse christenen onmoglijk werd gemaakt nog langer de synagogen te bezoeken. Gamaliël I zag in de joodse christenen de grootste bedreiging van het jodendom.

Daarom heeft hij doorgezet dat aan het „achttiengebed" een vervloeking van de christenen werd toegevoegd tijdens de samenkomsten in de synagogen. Wat was de oudste tekst van die vervloeking. Mulder schrijft:

Een zeer oude omschrijving die misschien nauw aansluit bij de oorspronkelijke tekst werd gevonden in een geniza te Cairo en luidt: „Laat er geen hoop zijn voor de afvalligen en moge het hoogmoedige koninkrijk (Rome?) in onze dagen vernietigd worden en mogen de Nazareners en de minim in een ogenblik omkomen en uitgedelgd worden uit het boek des levens en met de rechtvaardigen niet ingeschreven worden. Geprezen moet U zijn, HEER, die de hoogmoedigen vernedert " Het is aan geen twijfel onderhevig dat Gamaliël niet na jaren van aarzeling en afwachten tot het besluit kwam om de vervloeking van de joodse christenen in het sjemone-es're te laten opnemen maar reeds in een vroeg stadium van zijn patriachaat hiertoe overging. Hoe eerder er duidelijkheid kwam in de verhoudingen des te beter zou dit zijn. Bovendien was Gamaliël een sterke, autoritaire persoonlijkheid die voor de zaken die naar zijn mening dringend waren geen uitstel gedoogde. Het is daarom aannemelijk dat de birkat-ha-minim omtreeks het jaar 80 werd geformuleerd.

De opneming van deze spreuk in het „achttiengebed" stemde Gamaliël tot tevredenheid maar voldaan was hij niet. Ten eenmaal de verbinding met het „achttenigebed' tot stand was gebracht en de meerderheid van de rabbijnen voor de door Gamaliël ontwikkelde argumenten was gewonnen, beschouwde de patriarch het als zijn dure plicht er zorg voor de dragen dat dit gebed ook werkelijk integraal in de synagoge zou worden uitgesproken. Er mocht door weglating van één of meer passages geen mogelijkheid worden geopend dat de joodse christenen zich toch tersluiks zouden kunnen handhaven, (p. 65-66).

Ons kommentaar

Toen ik dat las, schrok ik toch wel. Dat zij de christenen vervloekten, is erg, maar veel erger is dat zij in de christenen Christus Zelf vervloekten: „Saul, Saul, wat vervolgt gij Mij ?" (Hand. 9 : 4).

Nu kan ik iets meer begrijpen van het verschrikkelijke lijden dat de Joden door de eeuwen heen is overkomen. Ik vind niet dat men de latere Joden aansprakelijk kan stellen voor de gerechtelijke moord op Christus. Maar in deze vervloeking stemden zij daar eigenlijk mee in door alle tijden heen.

En hebben zij de maat van de toorn Gods niet vol gemaakt door zo Gods eigen Zoon, de door de eeuwen heen beloofde Messias, te blijven vervloeken?

En vervolgens kon ik toen toch wel wat beter het antisemitisme begrijpen, hoewel ik elke vorm van antisemitisme hardgrondig veroordeel en verafschuw. Christenen moesten juist een voorbeeld geven dat zij, evenals hun Meester, geen kwaad met kwaad vergelden.

Zulk een vervloeking van de christenen in de synagoge kon moeilijk verborgen blijven. De r.-k. kerk heeft in haar liturgie daarop geantwoord met een gebed voor de bekering van de „trouweloze" (perfidos) Joden. Men heeft echter gelukkig ingezien dat zulk een betiteling in strijd is met de liefde die door de Messias de Joden gepredikt werd en tijdens het tweede Vatikaanse Concilie is dat gebed eindelijk geschrapt.

Zijn de christenen gevlucht naar Pella?

…vóórdat Jeruzalem verwoest werd? Eusebius en Epiphanius (waarschijnlijk steunend op Eusebius) beweren dat. De leiders van de joodse christenen te Jeruzalem zouden door een goddelijke openbaring de opdracht hebben gekregen om te vluchten naar een stad in Perea, Pella.

Dr. Mulder toont echter met overtuigende bewijzen aan dat dit bericht onjuist moet geweest zijn.

Een van de argumenten is Hand. 21 : 21-22. Daaruit krijgen we toch wel echt de indruk dat zij zich solidair voelden met de overige Joden, hoe diep verder de geloofsverschillen ook waren. En het betrof hier volgens Jakobus „vele duizenden van Joden".

Een ander argument is het gemeenschapsdenken van de Joden. Ik heb daarover meerdere artikelen geschreven in Waarheid en Eenheid, omdat dit gegeven erg belangrijk is om een juiste kijk te krijgen op de funktie van Doop en Avondmaal, alsook op Verbond en belofte, Israël en de gemeente. Dr. Mulder schrijft:

Het nationale saamhorigheidsgevoel, waaraan een krachtige relegieuze verbondenheid ten grondslag lag, gaf de doorslag bij de positiekeuze. Ondanks alle verscheidenheid konden de joodse christenen hun landgenoten niet loslaten. Ook de Essenen die zich uit de volksgemeenschap hadden teruggetrokken en in isolement leefden in hun kloosterachtige nederzettingen bij de Dode Zee, hebben zich toen hun een beslissing werd opgedrongen in de strijd om het volksbestaan niet onbetuigd gelaten. Dit behoort in de grond der zaak tot de joodse „way of life". Deze is evenals die van andere volken in het Midden-Oosten door de eeuwen heen anders geweest dan die van de europese volken. Het verschil manifesteert zich in de manier waarop de mensen in hun maatschappij met elkaar samenleven. In het westen is die verhouding meer die van een wedstrijd tussen individuen. Deze resulteert soms in enorme persoonlijke prestaties, en ontaardt in andere gevallen niet zelden tot een werken „met de ellebogen" om anderen vóór te blijven of de baas te worden. In het oosten overheerst de band aan familie, stam of volk. Het natuurlijke respect voor eeuwenoude wetsbepalingen en zeden komt tot uitdrukking in de onvoorwaardelijke gehoorzaamheid aan beslissingen die door het hoofd van de familie of religizeuze groep zijn genomen.

Pogingen tot herbouw van de tempel

Julianus, in de geschiedenis bekend als „de afvallige", heeft in tegenstelling met zijn voorganger, keizer Constantijn, geprobeerd niet het christendom, maar juist het heidendom te bevorderen. Hij had zelf een christelijke opvoeding genoten en had zelfs enige tijd als lector in de kerk dienst gedaan, maar was later openlijk overgegaan tot het heidendom.

Op allerlei wijzen wilden hij de christenen treffen. Hij wilde bewijzen dat de profetie van Christus in Markus 13 : 1-2 over de totale verwoesting van de tempel niet op waarheid berustte.

Wij gaan niet op de vraag of de kerk zich terecht als „het ware Israël" heeft beschouwd in die zin, dat er voor het Jodendom als volk van God totaal geen toekomt meer zou zijn: We citeren:

Julianus wilde nu bij de uitvoering van zijn bouwplannen aantonen, dat de christenen ten onrechte uit de verwoesting van de tempel de conclusie hadden getrokken, dat deze profetie in vervulling was gegaan. Indien de tempel in oude luister werd hersteld zou de kerk zich niet langer „het ware Israël" kunnen noemen. De keizer liet daarom uit de kanselarij een aantal brieven — minstens vier — uitgaan waarin hij de Joden bezwoer en aan de hank van teksten uit het Oude Testament bewees, dat thans de tijd was gekomen „om naar hun vaderland terug te keren, de tempel te herbouwen en de heerschappij van de vaderen weer te herstellen." Van zijn kant beloofde Julianus alle steun bij de uitvoering van deze plannen, (p. 123)

De herbouw volkomen mislukt

Spoedig na dit laatste en dringende appel op de leiders van het volk werd met de bouw een begin gemaakt. Sedert de regering van Constantijn waren de plechtigheden in de tempel ter ere van Jupiter Capitolinus die Hadrianus op de restanten van het oude tempelcomplex had laten oprichten, niet meer gehouden. De tempel zelf was verwaarloosd en gedeeltelijk vervallen. Eerst moesten nu de muren van dit heidense bouwwerk worden neergehaald, voordat de herbouw van de tempel ter ere van Israëls God ter hand kon worden genomen. Twee maanden lang waren de arbeiders met dit sloopwerk bezig. Toen vonden verschillende rampen plaats waardoor de bouw geheel stagneerde en vervolgens werd stilgelegd. Aardbevingen richtten grote verwoestingen aan in het binnenland van Palestina en springvloeden teisterden de kustgebieden. De bouwputten waarin de arbeiders op het tempelplein aan het werk waren, stortten telkens weer in. Verschillende mensen, bij het graafwerk betrokken, die een toevlucht hadden gezocht in één van de overgebleven zuilengangen, werden door neervallend gesteente getroffen en gedood. Ook braken op tal van plaatsen branden uit. Hierdoor werd opnieuw paniek gezaaid. Niemand had na al deze calamiteiten nog de moed om de bouw voort te zetten. In datzelfde jaar, op 16 juli, amper vier maanden nadat de eerste spade in de grond was gestoken op het voormalige tempelplein, stierf keizer Julianus tijdens de terugtocht van Stesiphon, de hoofdstad van het perzische rijk, dodelijk getroffen door een speer. (p. 125).

Huub Oosterhuis mag niet dopen

In „De Katholieke Stemmen" van augustus 1977 beantwoordt prof. v. d. Ploeg de vraag die een lezeres hem stelde: „Mag Huub Oosterhuis het doopsel toedienen? Is zijn doopsel geldig?", dit naar aanleiding van het feit dat Oosterhuis (r.k.priester) twintig kinderen gedoopt had in het gebouw, de Populier, in Amsterdam. Ziehier het antwoord van VdP:

Huub Oosterhuis is een ex-Jezuïet, die doctfr zijn generale overste, Pater Arrupe, uit de Sociëteit is gezet, een in onze tijd zeldzame gebeurtenis, die bijzonder ernstige redenen had. Oosterhuis is ook zonder verlof van de Kerk gehuwd, waardoor hij volgens canon 2388 de kerkelijke ban heeft belopen. Krachtens een voorschrift van de Congregatie van de Geloofsleer van 13 januari 1971 mag geen enkele priester die met dispensatie gehuwd is nog enige kerkelijke funktie waarnemen (zelfs niet die van godsdienstleraar).

Het is duidelijk dat een priester die zonder verlof huwt en daardoor geëxcommuniceerd is dit zeker niet mag doen. Maar wat zijn dat voor „katholieken" die hun kinderen door zulk een man laten dopen?

Wij weten niet hoe Oosterhuis heeft gedoopt. Gezien zijn volslagen on-katholieke opvattingen om welke hij ok uit de Sociëteit van Jezus is verwijderd, menen wij sterk te moeten twijfelen aan de geldigheid van de door hem toegediende „dopen". Wij zullen die pas aannemen, wanneer wij precies weten wat er is gebeurd. Onze dringende raad: laat de door Oosterhuis gedoopte kinderen opnieuw dopen, en wel in hun parochiekerk, door een katholieke priester, die hun namen in het doopregister opneemt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 mei 1978

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

DE VERWOESTING VAN JERUZALEM

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 mei 1978

In de Rechte Straat | 32 Pagina's