IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

Getuigenis van een ex-jezuit.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Getuigenis van een ex-jezuit.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dhr. Jean de Savignac, Brussels:

De Rooms-Katholieke Kerk werd door mij in twee étappes verlaten: éérst door de Compagnie van Jezus te verlaten in 1937 en vervolgens door het verzaken aan het roomse stelsel.

Gedutende 14 jaar was ik lid van de Jezuitenorde. Ik was er nimmer op mijn gemak. Zeven jaar was ik in België en zeven jaar in Frankrijk. Ik had bij de Jezuiten goede leraren in de profane wetenschappen en ook behoorlijk goede leraren in de theologie, want de faculteit van Lyon—Fourvière, waar ik mijn studies deed, is een school, die bruist van leven en die al twee maal veroordeeld is door het,.roomse gezag.

Mijn persoonlijke onderzoekingen zijn het geweest, die mij allereerst overtuigd hebben van de schadelijkheid en van het onrechtzinnige karakter van bepaalde praktijken en van zekere leerpunten der Jezuiten.

Op vier verschillende punten heb ik de constituties van de Jezuiten verwerpelijk geaisht, ofschoon de Pausen hen goedkeurden.

Het eerste punt is de manier, waarop de geloften opgevat worden van hen, die het Noviciaat voleindigd hebben. Die geloften zijn "eeuwig" en worden aangegaan voor God en de Orde, maar de Orde van haar kant is geenszins gebonden. De Oversten kunnen op ieder ogenblik deze geloften verbreken om redenen, die alleen aan haar oordeel zijn onderworpen een waarvan zij de betrokken persoon geen rekenschap behoeft te geven.

Het tweede punt is dat van de verplichting tot een practijk, welke genoemd wordt: rekenschap van het geweten. Deze verantwoording moesten de jonge religieuzen twee maal per jaar afleggen en de gevormde religieuzen één maal per jaar. Zij bestaat hierin, dat men aan zijn overste moet openbaren: de gedachten, de meningen, de fouten,welke men begaan heeft, de zegeningen, welke men ontving. Zulks dient te geschieden zo volledig als het maar mogelijk is. Men is zelfs verplicht om te zeggen wat men van de anderen denkt en ook wat men denkt van zijn eigen overste. De religieus kan zich weliswaar beroepen op het ambtsgeheim, hetgeen hem waarborgt, dat héjgeen hij zegt niet openbaar gemaakt zal worden, maar evenzogoed is deze practijk verwerpelijk, omdat een dusdanig zich ontdekken ten overstaan van een mens alleen te rechtvaardigen is voor zuiver—religieuze doeleinden maar niet gebruikt mag worden voor de regering van mensen.

Het derde punt, waarom ik de constituties van de Jezuiten moet afkeuren is de verplichting om elkaar aan te brengen bij de Overste. De uitwisseling van alles wat men weet zou alleen te rechtvaardigen zijn, indien de Overste zelf zich ook zou openbaren aan zijn ondergeschikten over zijn plannen en over zijn foutan. Anders is het een tyrannieke manier van doen, waaraan het te wijten is, dat de ondergeschikten geen enkel vertrouwen in elkaar kunnen stellen en zij totaal afhankelijk zijn van hun Oversten.

Het viorde verwerpelijke punt in die constituties is, datgene, wat zij leren omtarent de gehoorzaamheid, waartoe zij verplichten. Zij leren de onderwerping van het verstand van de ondergeschikte aan de Overste en bepleiten een blinde gehoorzaamheid. De onderwerping van het verstand is een nieuwe leer van Ignatius van Loyola, die nimmer theoloog is geweest. Hij is het geweest, die de volgende regel van rechtzinnigheid heeft neergeschreven

"Ik moet geloven, dat het wit is, wat ik als zwart aanzie, als dat het oordeel is van de hiërarchische kerk, want zij is de bruid van Christus." (Cfr.Geestelijke oefeningen). Die leer over de gehoorzaamheid is gevaarlijk, want zij kan het geweten tot zwijgen brengen en vervalsen. Nooit hebben de Apostelen zulk een gehoorzaaïfcheid geeist, want de gehoorzaamheid is slechts gerechtvaardigd voor de christen, als zij bekrachtigd is door de Heilige Geest, die leiding geeft. (Rem.8,14)

Nadat ik aan de Generaal der Orde,Pater Ladochowski, mijn voorbehoud bekend gemaakt had betreffende de ignatiaanse gehoorzaamheid, (ik sprak met een zin van verantwoordelijkheid omdat ik één jaar tevoren tot priester gewijd was) oordeelde deze, dat ik niet geschikt was om Jezuit te zijn en gaf hij me de raad. om mijn ontslagbrief aan te vragen en aldus verliet ik de Jezuiten orde.

Op dat moment wist ik nagenoeg niets af van het protestantisme'. Ik had mijzelf namelijk gevormd in de theologie van de grote klassieke theologische schrijvers: Gregorius van ïlazianze, Thomas van Aquino en Franciscus de Vitoria, een groot Spaans theoloog uit de 16e Eeuw. Vandaar dat ik een roomskatholiek onderricht zocht, dat ruim genoeg van opvatting was, opdat ik er mee kon instemmen. Ik verzocht en ik verkreeg van Mgr. Ruch, bisschop van Straatsburg, toelating om te studeren op de r.katholieke theologische faculteit, die deel uitmaakt van de staatsuniversiteit in deze stad. Sinds die tijd was ik van oordeel, dat het pausdom mij bedrogen had. Ik begon dus alles te lezen, wat ik nuttig oordeelde, ook zelfs de boeken, die veroordeeld waren door het roomse gezag. Gedurende mijn studie te Straatsburg ontving ik van mijn dogmatiek professor aldaar een antwoord, dat mijn besluit om de roomse kerk geheel te verlaten wel moest verhaasten. Ik zeide hem: "hoe meer ik studeer,hoemeer ik er toe geneigd ben om te geloven, dat in de grote controverse van de 16e Eeuw de waarheid aan de kant van de protestantse theologen was," "Dat ben ik ook van mening, maar ik geloof, dat wij geleidelijk aan moeten evolueren......

In October 1938 werd ik benoemd tot aalmoezenier en leraar in een grote instelling voor jonge meisjes in de stad Reims, waar ik als aartsbisschop had: Mgr.Suhard, de toekomstige aartsbisschop van Parijs. Ik werd belast met de godsdienstlessen in de drie hoogste klassen en met de cursus "moraal" in de klas van filosofie. De Overste, een intelligente vrouw, verving cp mijn raad de apologetische handboekeh door het Nieuwe Testament en ik legde aan die jonge meisjes de eerste brief van Johannes uit. Zij dronken mijn woorden bijna op alsof het voor de eerste keer was, dat zij van Jezus Christus hoorden spreken.

Ik vervolgde intussen mijn studies en na een kleine drie maanden bezocht ik Mgr. Suhard cm hem mede te delen, dat ik de pauselijke leer op twee punten verwierp, namelijk betreffende het OFEER-karakter, dat men aan de Mis geeft en de aanbidding van het H.Sacrament. Voor het eerste punt volstaat het te verwijzen naar de rief aan de Hereeën, het tiende hoofdstuk, vers 10 en vers 18 om aan te tonen, dat deze roomse leer niet in overeenstemming is met het N.Testament. Wat de aanidding van de hostie betreft, ik wist, dat dit pas veel later in geruik was gekomep. ( de tabernakels dateren pas uit de dertiende Eeuw en de orthodoxe kerk, die over het algemeen de begruiken van de vijfde Eeuw heeft ewaard, kent deze pracijk niet. Een fergelijke recente instelling mag men niet opleggen aan de vroomheid der gelovigen.

Op twee andere punten oordeelde ik de roomse leer ook nog twijfelachtig, namelijk wat betreft de Onevlekte Ontvangenis van Maria en de onfeilbaarheid van de paus.

Het eerste punt mist elk geldig schriftuurbewmjs en was mij volkomen duister. Ik wist, dat tweede punt onekend was bij de twee grootste getuigen van het christelijk geloof Gregorius van Naziane en Basilius de Grote ,

Als gevolg van mijn gesteltenis ontnam Mgr. Suhard mij al mijn volmachten en al mijn fincties. Ik etreurde van mijn kant,, dat hij niet aanvaardde, wat voor mij de waarheid was. Gedurende het gesprek gaf hij mij een antwoord, dat mij verwonderde. Op mijn gezegde: Uieindelijk,Monseigneur is het niet de kerk maar Jezus, die ons heiligt', antwoordde hijs "Gevaarlijk, gevaarlijk" ! Aan het einde van het onderhoud opende hij de deur en zeide: Ik zie, dat een beetje wetenschap u uit de kerk heeft gebracht; ik hoop, dat eens veel wetenschap u terug zal brengen.

Dit geeurde eind 1938. Thans, twintig jaar later, etreur ik geenszins de eslissing, welke ik nam.

Het is ook zo: een beetje wetenschap heeft mij wel het pausdom doen verlaten, maar NIET de Kerk van Jezus Christus!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 juli 1958

In de Rechte Straat | 24 Pagina's

Getuigenis van een ex-jezuit.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 juli 1958

In de Rechte Straat | 24 Pagina's