IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

Wat moet ik doen?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wat moet ik doen?

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hebt u al eens de Bergrede (Matth. 5-7) gelezen? Hoe subliem zijn die woorden van Christus. Ze ademen een intense rust en vrede uit. Ja als wij zó zouden leven, dan zou het paradijs op aarde zijn weergekeerd. Kent u het loflied op de liefde in 1 Kor. 13? Niet? Dan moet u dat zeker eens lezen. Dan zult ook u onder de indruk komen van dat ontroerende ideaal: „De liefde zoekt zichzelve niet, ze wordt niet verbitterd, ze denkt geen kwaad", enz. Ja, als je dat toch eens bereiken kon; als je eens helemaal los kon komen van jezelf! Hebt u het al eens geprobeerd? En wat was uw ervaring? Bent u geslaagd? Ik weet het al; u hoeft het mij niet te vertellen. Ook ik heb het geprobeerd en ook ik ben mens, net als u. En ook ik bemerkte: ik kan het niet; ik zit te vast aan mijzelf. En tóch kon ik daar geen vrede mee hebben; en ik denk: ook ü niet. We willen niet altijd maar achter ons eigen „ik" aanhollen. Het is verschrikkelijk, als je moet konstateren dat je gedoemd bent tot die zelfzucht, dat je niet vrij bent maar slaaf blijkt te zijn van je eigen begeerten. En u en ik, we hebben het opnieuw geprobeerd. Het móét toch kunnen! Maar helaas, bij u en bij mij is opnieuw de teleurstelling gekomen. Het gaat eenvoudig niet.

Wat nu?

Is het voldoende als we zeggen :„Nou ja, het was een mooie droom, die niet te verwezenlijken bleek…." en verder over gaan tot de orde van de dag?

Nee, beslist niet. Als u de Bijbel leest, dan zult u bemerken dat dit streven naar de verwezenlijking van de volmaakte liefde geen hobby is, waar de een zin in heeft en de ander niet, zoals er mensen zijn die hun vrije tijd graag besteden aan tuinieren, figuurzagen, sport, fotografie enz.

De liefde is geen hobby, maar een uitdrukkelijk gebod van God: „Gij zult liefhebben de Heere, uw God, met geheel uw hart, met geheel uw ziel en met geheel uw verstand. Dit is het eerste en het grote gebod. En het tweede, aan dit gelijk, is: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf" (Matth. 22:37-39).

Het is vrijwel zeker dat u geprikkeld reageert, wanneer u dat leest: die liefde is niet een mooi ideaal alleen, maar het is tevens een verplichting. Nog feller zal uw verontwaardiging worden, wanneer u leest dat God degene vervloekt, die die wet van de liefde niet volmaakt tot in alle puntjes onderhoudt (Gal. 3:10). Vooral als u uit de Bijbel begrijpt, wat die vloek Gods inhoudt nl. de eeuwige dood: „Dan zal Hij zeggen ook tot degenen die ter linkerhand zijn: Gaat weg van Mij, gij vervloekten, in het eeuwige vuur .. want Ik ben hongerig geweest, en gij hebt Mij niet te eten gegeven.." (Matth. 25:31-46).

Doodzonde — dagelijkse zonde?

Wij menen dan ook — we willen dat even terloops opmerken — dat er in de Bijbel geen onderscheid wordt gemaakt tussen een „doodzonde", waarmee we de vervloeking Gods en de hel zouden verdienen, en een „dagelijkse zonde", waarmee we alleen een tijdelijke straf zouden verdienen.

Immers het wezen van de zonde bestaat in het feit dat God zegt: „Je zult dit doen!" en dat ik antwoord — hetzij met even zoveel woorden of slechts metterdaad, dat blijft gelijk —: „Ik doe het NIET". Zonde is míjn wil tegenover Gods wil stellen, en dat doe ik ook bij de geringste overtredingen van Gods geboden. Als God zegt: „Je zult niet liegen" en ik doe het tóch, dan ga ik even goed tegen Hem in en doe dus een zonde, als wanneer ik echtbreuk pleeg, terwijl God zegt: „Gij zult niet echtbreken".

Natuurlijk is er wel verschil in intensiteit van de zonde. Iemand die een ander neersteekt en vermoordt, zet daarbij, met zijn hele persoonlijkheid en tot in de laatste konsekwenties, het gebod Gods opzij: „Gij zult niet doodslaan!". Dat doet iemand die alleen maar de verbittering tegen die ander in zijn hart toelaat, minder; maar hij kan die verbittering koesteren en laten uitgroeien tot intense haat. En ook al heeft hij dan niet naar het mes gegrepen, omdat hij bang is voor de gevangenis, in zijn hart heeft hij allang de dood van de ander gewenst. Johannes schrijft: „Wie zij broeder haat, is een doodslager" (1 Joh. 3:15) . En de Heere zegt: „Wie een vrouw aanziet om haar te begeren, heeft reeds overspel in zijn hart met haar gedaan" (Matth. 5:29).

Onze oerschuld

We keren nu weer terug tot die ontzettende ontdekking nl. dat we:

1. Gods gebod van de liefde niet kunnen volbrengen;

2. en tóch door God bedreigd worden met Zijn vloek, wanneer we die liefde niet op volmaakte wijze vervullen in ons leven.

Tegen zulk een boodschap moet alles in ons zich wel verzetten. Dit accepteren we zo maar niet.

En net als bij kinderen stijgt ook in ons hart het verwijt naar boven (— dat we misschien in onze angst voor God toch zoveel mogelijk proberen te onderdrukken): „Da's gemeen! Hoe kan ik nu gestraft worden om iets dat ik niet kan volbrengen?"

De Bijbel geeft daar een antwoord op. God had ons goed en gaaf geschapen. Onze eerste stamouders Adam en Eva, waren niet gedoemd tot zondigen zoals wij. Zij beschikten over een vrije wil. Maar zij hebben het voor zichzelf en voor ons bedorven. Ze hebben moedwillig Gods gebod overtreden. Daarmee stortten ze ook ons in het ongeluk.

Oersmet

Sindsdien hebben deze eerste vader en moeder mensen voortgebracht, die in alles op hen geleken: „En Adam gewon een zoon naar zijn gelijkenis, naar zijn beeld" (Gen. 5:3). En hoe zou het ook anders kunnen? Immers: „Wie zal een reine geven uit de onreine?" (Job 14:4). Of zoals Christus zegt: „Hetgeen uit het vlees geboren is, dat is vlees en hetgeen dat uit de Geest geboren is, dat is Geest" (Joh. 3:6).

Zonder deze leer van de erfzonde en de erfsmet blijft het lijden van deze wereld een volkomen raadsel. Dan zouden we moeten aannemen dat God ons slecht heeft geschapen en dat Hij dus de oorzaak is van alle zonde, van alle haat, ruzie, verbittering en oorlog in onze geschiedenis. Wie kan geloven in een God, die onbewogen toeziet, hoe zijn schepselen elkaar verscheuren en kwellen, een God die daar dan misschien zelfs plezier in zou hebben?

Nee, wij trekken de duisternis van de zinloosheid van heel ons bestaan over ons heen, wanneer wij niet zelf als mensenras de schuld van deze kapotte wereld en van zoveel geschonden verhoudingen op ons nemen.

Rome en de Nieuwe Katechismus

Daarom betreuren wij het dat de Nieuwe Katechismus (voortaan afgekort als N.K.) het bestaan van deze erfzonde ontkent. „Pas met hoofdstuk 12 (van Genesis), Abraham, beginnen wij historische figuren in het verleden te onderscheiden" (p. 307). „Wij behoeven niet een bijzondere betekenis toe te kennen aan een 'eerste zonde'. Het gaat er niet voornamelijk over dat de mens heeft gezondigd en is bedorven. Hij zondigt en wordt bedorven" (N.K. p. 309).

Maar hoe verklaart dan de N.K. Rom. 5, met name deze tekst: „Want gelijk door de ongehoorzaamheid van die ene mens velen tot zondaars gesteld zijn geworden, alzo zullen ook door de gehoorzaamheid van één velen tot rechtvaardigen gesteld worden" (Rom. 5:19). De N.K. antwoordt: „Dit echoën van het woord 'een', waarbij Paulus uitging van het toenmalige wereldbeeld, is een litteraire vorm, niet de boodschap" (N.K. p. 308).

Paulus VI heeft echter via zijn kardinalencommissie geëist dat de Nederlandse bisschoppen duidelijk de oude leer van de erfzonde zouden verkondigen. Wij, gelovige protestanten, staan in dit punt dichter bij Rome dan bij Utrecht.

Ik, ellendig mens! (Joh. 7:24)

De ellendige toestand, waarin wij, mensen, verkeren, is dus als volgt. Wij worden geboren met de neiging om allereerst onze eigen begeerten na te streven en om daar desnoods al het andere aan op te offeren. Ieder kan dat overigens reeds bij een baby konstateren.

Die zelfzuchtige instelling wordt ingedamd en geremd door de opvoeding. Maar daardoor verdwijnt die instelling zelf nog niet. Ten diepste gaat het bij de mens altijd weer om zijn eigen 'ik'. Ook als hij zich niet uitleeft in bepaalde begeerten bv. sexualiteit, dan is dat omdat hij de vervulling van andere begeerten bv. het verlangen naar eer en aanzien, macht en geld. belangrijker vindt.

En zo herhalen wij de zonde van Adam en Eva voortdurend in ons eigen bestaan, ja, zo is heel onze zondige levensinstelling een bevestiging, een goedkeuring van wat zij gedaan hebben.

God hoeft niet ieder te vergeven

Wie door het lezen van de Bijbel iets geproefd heeft van de heiligheid van God, zal weten dat deze zuivere Heere nooit zulk een zelfzuchtig wezen als de mens is, tot Zich kan toelaten in Zijn heerlijkheid. God zal ons allemaal eens voor altijd van Zich moeten wegwerpen, wanneer er niets aan ons is veranderd, voordat wij komen te sterven en de eeuwigheid ingaan.

En wanneer God dan enkelen uit deze ellende redt en anderen niet, dan doet God aan die anderen geen onrecht. Zij krijgen slechts datgene wat zij verdiend hebben. Heel hun leven hebben ze alleen maar aan zichzelf gedacht, aan de vervulling van eigen begeerten. God was heel ver weg van hen. Ze bekommerden zich niet om Hem die hen geschapen had. Ze gingen volledig hun eigen weg en trokken zich niets van Hem aan.

De ontluistering van de mens

En toch is het merkwaardig dat velen deze leer niet kunnen aanvaarden. Ze springen vol verontwaardiging op, als ze zo iets horen en ze vinden dat God alle mensen toch maar zalig moet maken, en dat Hij althans verplicht is die onmacht om zich tot Hem te bekeren, die onmacht die ze zelf over zich hebben gehaald, op te heffen. Ze zien blijkbaar niet in, dat ze dan toch weer de schuld van de ellendige toestand, waarin wij ons hebben gestort, aan God toeschrijven.

Heel wat mensen worden gewoonweg razend, als ze deze leer horen verkondigen. Ze trappen en spuwen er op. Ze honen de verkondigers van deze leer.

Vanwaar toch deze soms zo uitermate felle reaktie? Omdat wij door deze verkondiging van de Bijbel aangetast worden in ons diepste mens-zijn. We worden daardoor volkomen ontluisterd en in ons hemd gezet.

Maar de Bijbel spaart ons op geen enkele wijze. Daarin spreekt God tot Zijn maaksel. En die Schepper wenst er geen doekjes om te winden. Hij wil niet uit vriendelijkheid de waarheid geweld aandoen. Hij is niet Iemand die zit te bedelen om onze gunst. Hij is levende, diep-doordringende Waarheid.

Maar waarom spreekt God zo onomwonden en zo radikaal met ons? Doet Hij dat om ons te kwellen?

Nee, God spaart ons niet in de ontmaskering van onszelf, omdat Hij „ook Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar Hem voor ons heeft overgegeven" (Rom. 8:32). Gods levende Waarheid is tegelijk Heils-Waarheid. Daarover in het volgende hoofdstukje.

Gods spreken is leven

Alleen nog deze opmerking: Die openbaring van de uitverkiezende genade Gods mag nooit gehanteerd worden als een soort filosofie, zoals helaas in sommige kringen gebeurt. We kunnen die openbaring nooit essentieel benaderen, maar slechts existentieel verstaan. We moeten nooit vergeten dat de Bijbel eigenlijk geen boek is, waar een bepaalde leer in wordt ontvouwd, maar in de Schrift spreekt de Maker tot ons, Zijn maaksel. Dat gesprek van God met ons is vol rijke en diepe inhoud, maar het neemt nooit de vorm aan van abstrakte leer. Het! is en blijft een levend gesprek tot het laatste toe, een gesprek, waar wij antwoord op moeten geven, wij, ieder van ons persoonlijk.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 mei 1974

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

Wat moet ik doen?

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 mei 1974

In de Rechte Straat | 32 Pagina's