IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

Zo is het NU

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zo is het NU

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

In deze gangbare opvatting over de lichamelijke tegenwoordigheid van Christus via de transsubstantiatie is echter een enorme verschuiving opgetreden. We moeten zelfs zeggen, dat de nieuwe opvatting lijnrecht tegenover de oude staat, althans wat de kernpunten betreft.

In Nederland is, voor zover mij bekend, de eerste gewaagde publikatie op dit gebied gekomen van de hand van dr.J.B.M. Möller in Ned. Kath. Stemmen van jan. 1960. Wij laten hier de inhoud van dit glasheldere artikel volgen, al geven we meteen toe, dat die inhoud zo diep is, dat het beter is het eigenlijke artikel in zijn geheel te lezen.

Möller gaat uit van de term „transsubstantiatie". Hij zegt: de Kerk kan hiermede niet bedoeld hebben een bepaalde wijsgerige opvatting n.l. van Thomas van Aquine te dogmatiseren.

„Brood en wijn zijn kultuurprodukten"

„In het dogma van de transsubstantiatie wordt slechts te geloven voorgehouden, dat datgene wat brood was, na de consecratie werkelijk het lichaam van Christus is. Hoe dit verdere wordt uitgelegd, is een vrij probleem".

Thomas vatte het zo op, dat het brood een eigen fysieke zelfstandigheid heeft, die dan door de transsubstantiatie verdwijnt en overgaat in de fysieke zelfstandigheid van het lichaam van Christus. „Hij zag echter veel minder dan wij na Kant en Hegel, dat brood geen brood is buiten de mens om".

„Brood en wijn zijn kultuurprodukten. Zelfs degenen die bijvoorbeeld een molekuul voor een buiten de mens om bestaande zelfstandigheid houden, nemen ditzelfde niet aan voor brood en wijn. Ook in hun opvatting moet een stuk brood, een hostie, beschouwd worden als een vrij losse samenstelling van bepaalde molekulen, die alleen maar in de verhouding tot de etende mens als een eenheid, één stuk brood, beleefd worden".

„Verlengstuk van het menselijk lichaam"

„De sakramenten zijn instrumenten des heils.

Wat is eigenlijk het aangrijpen van een instrument? Wanneer wij een instrument aangrijpen, komt er een bijzondere, menselijke kracht over dit instrument. Het dode dirigeerstokje begint te leven, wordt muzikaal, drukt in de hand van de dirigent kracht uit of slepende droefheid. Het instrument wordt althans als het ware het verlengstuk van het menselijk lichaam".

„Wij mogen dus zeggen, dat in de sakramenten het zichtbare en tastbare, het zintuigelijk waarneembare door de verheerlijkte lichamelijkheid van Christus wordt aangegrepen, gesubjektiveerd en dat het daardoor in staat is effekten voort te brengen, die alleen door de Heer kunnen worden voortgebracht".

„In het geschenk leggen wij iets van onszelf"

„Een bepaald soort van instrumenten zijn de geschenken. Een geschenk geven is niet enkel iets overhandigen, iets uitwisselen." „Bij het overhandigen van een geschenk leggen wij er iets van onszelf in: wij verlengen onszelf, subjektiveren het geschenk om door het geschenk onszelf aan de ander te geven. Wij voelen dit aan. wanneer wij zeggen: het gaat niet zozeer om de materiële gave als orr het gebaar".

„Volslagen oneens"

Hier moest natuurlijk reaktie op komen. In Ned. Kath. Stemmen van juni 1960 keert Mag. Dr. J. B. Kors zich tegen Möller en zegt o.a.:

„Ik ben het volslagen daarmee oneens".

„Als ik dr. Möller goed heb begrepen, zou hij transsubstantiatie moeten definiëren als de overgang van de funktie van het brood: lichaamsvoedsel te zijn, tot de funktie: bemiddelend teken te zijn tussen de Verlosser en het gelovig hart" (bl. 163).

De verklaring van dr. Möller maakt het woord transsubstantiatie tot een leeg woord" (bl. 164).

Möller heeft gewonnen

Toch heeft de opvatting van dr. Möller steeds meer veld gewonnen. In ons nummer van mei 1964 (bl.26) citeerden wij reeds een artikel in dezelfde geest van pater Arts in De Nieuwe Linie.

Twee artikelen in De Heraut van dec. 1964 hebben echter veel meer reakties teweeggebracht. Allerlei ingezonden stukken in De Tijd waren er b.v. het gevolg van.

Het ene artikel is van prof. dr. P. Schoonenberg en draagt tot titel: „Eucharistische tegenwoordigheid". Ik citeer daaruit:

„Ruimtelijke en persoonlijke tegenwoordigheid"

Tegenwoordigheid is ni et allereerst de aanwezigheid van b.v. het water in een glas, een hond in zijn hok, een lijk in een doodskist, ons lichaam in een stoel. Deze kunnen we ruimtelijke tegenwoordigheid noemen en zij is de laagste vorm van tegenwoordigheid.

De tegenwoordigheid in volheid is die tussen personen, de persoonlijke tegenwoordigheid, synoniem met interpersoonlijke communie. Ont breekt die tussen ons mensen, dan wor dt een ruimtelijke nabijheid eerder als afwezigheid gevoeld: je zit er afwezig bij" (bl. 333).

Zelf heb ik in een van mijn geschriften deze vergelijking gemaakt: „Wanneer »" in een drukke trein tegen elkaar aangeperst zit, zoals in de oorlog gebeurde, dan kreeg je daardoor een nog sterker gevoel van eenzaamheid. Dat ongewilde lichamelijke kontakt kon je alleen nog maar meer bewust maken van je eigen eenzaamheid

„Slechts tekenverandering"

„Over deze persoonlijke aanwezigheid spreken wij, als het gaat over „Christus' tegenwoordigheid. Zijn ruimtelijke aanwezigheid was zelfs cdens Jezus' aardse leven nooit van belang zonder zijn persoonlijke tegenwoordigheid voor hen die in Hem gel oof den" (334).

„Door de consecratie wordt dus niet Christus op ruimtelijke wijze „uit de hemel gehaald" . Evenmin geschiedt er een fysische of chemische verandering van brood en c. Wat er geschiedt is een tekenverandering. De transsubstantiatie is een transiinalisatie of transsignificatie, maar dan in de diepte die alleen Christus in zijn meest werkelijke zelfweggave bereikt. Brood en wijn (vergezeld van het woord) worden de tekenen die deze diepste zelfgave verwerkelijken" (335).

„De eucharistieviering begint met een werkelijke tegenwoordigheid van de Heer onder ons en heeft tot doel deze tegenwoordigheid inniger te maken. En dit geschiedt in de tekenen van het woord en het brood en de wijn. Slechts in de funktie van dit inniger worden van Christus' tegenwoordigheid kunnen wij spreken van zijn tegenwoordigheid onder de tekenen van het geconsacreerde brood" (334).

Wij moeten meer semietisch denken

Het tweede belangrijke artikel in De Heraut van dec. 1964 was van prof. mag. dr. L. A. H. Smits en was getiteld: „Van oude naar nieuwe transsubstantiatieleer". Wij citeren daaruit:

„De substantie geeft ant woord op de vraag wat is dat voor iets of iemand dat zich daar tegenover mij stelt. "Welnu, na de consecratie is voor mijn waarneming alles het zelfde gebleven: brood blijft zich voordoen als brood. Toch mag ik voorgelicht door mijn geloof, niet meer spreken over brood, want dit brood is een sacrament geworden. In dit sacramentele teken van brood geeft de Heer zichzelf aan ons" (bl. 341).

„"Wanneer wor dt het brood bemiddelend? Op het ogenblik dat de Heer het in zijn handen neemt. Dat is slechts de eerste fase. Doordat Hij het in zijn handen neemt, wordt het brood iets dat de Heer in bezit heeft genomen: Hij „heeft" dit brood. In tweede instantie spreekt Hij er woorden over uit en reikt Hij het uit. Op dat moment verlengt Hij in het brood de expressie van zijn eigen lichamelijkheid" (342).

„Zodra men er echter in slaagt het mysterie op heel andere wijze te benaderen, nl. als een teken dat niet verwijst naar iets buiten zichzelf, maar naar iets in zichzelf waarmee het identiek is, dan opent zich de mogelijkheid van een dieper verstaan en een juistere verwoordi ng. Dan denkt men weer semietischer" (243).

Wat dit laatste betreft, in een artikel van In De Rechte Straat 1960 (bl. 157-162) heb ik eveneens als voornaamste oorzaak van onjuiste opvattingen over het Avondmaal aangegeven ons gebrek aan semietisch, oosters denken. Wij laten allerlei uitingen van de Bijbel vaak eerst gaan door de zeef van ons westerse denken en dan komen ze er soms geheel verminkt uit tevoorschijn. De oude transsubstantiatieleer was daar een sprekend voorbeeld van. Ditzelfde heb ik ook uitgewerkt in: „Ik zag Gods heerlijkheid" bl. 83-93.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 april 1965

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

Zo is het NU

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 april 1965

In de Rechte Straat | 32 Pagina's