IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

Kort maar krachtig

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kort maar krachtig

44 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vanuit Rome luiden de klokken, die tot een vernieuwing van de r.k. kerk op roepen. „Onze kerk moet weer bewoonbaar worden gemaakt voor de afgescheiden broeders en zusters", zo heeft paus Joannes XXIII gezegd. Als symbool van deze oproep hebben wij de foto op de voorpagina geplaatst: een klok die beiert over d$ vlakte, met in de verte een ruïne.

Reformatorische geluiden in de r.k. kerk

Wij, reformatorische christenen, verblijden ons over de nieuwe geluiden, die wij ook op het concilie konden beluisteren. Wij verheugen ons b.v. zeer over het feit, dat het concilie de mondigheid van de leek wil erkennen, en zelfs aan de leek roeping wil toekennen om mee te werken aan dt publieke opinievorming in de r.k. kerk. Wij verheugen ons erover, dat het concilie de oude „twee-bronnen-theorie" heeft verworpen, en wil uitspreken, dat er slechts één bron is van Gods openbaring, n.l. de Heilige Schrift.

Slechts één bron: de Schrift

Daarom willen wij dan ook in deze brochure argumenteren vanuit de éne bron van Gods openbaring, n.l. de Bijbel, en gemakshalve zullen wij telkens gebruik maken van de r.k. Bijbelvertalingen.

Een bewoonbare kerk

In deze brochure willen wij kort, maar krachtig uiteenzetten, wat er voor ons, reformatorische christenen, nodig is, opdat een kerk voor ons bewoonbaar kan zijn. Wij zullen onomwonden aantonen, welke dogmata van de r.k. kerk herroepen moeten worden, daar wij ze niet anders kunnen zien dan als ernstige afwijkingen van de prediking van de Bijbel.

Wij belijden onze schuld

Wij, reformatorische christenen, belijden dat wij onze kerken dikwijls moeilijk bewoonbaar hebben gemaakt vanwege onze onderlinge verdeeldheid, vanwege de verstarring die soms ook bij ons is opgetreden, vanwege onze kollektieve en persoonlijke zonden. “Wij vragen de Here daarom vergeving, maar wij vragen dat ook aan u. Vergeef het ons dat wij zo weinig de heerlijkheid van Jezus Christus in ons kerkelijke en persoonlijk leven naar buiten uitstralen.

Ga tot Jezus!

Maar daarom roemen wij in deze brochure ook allerminst op onszelf, en evenmin op onze reformatorische kerken, maar alleen op Jezus Christus. Hij is onze enige en volkomen Zaligmaker, en alleen Hij stelt nooit teleur.

Wij roepen u daarom op om tot Jezus te gaan. Hij alleen heeft woorden van eeuwig leven.

En als wij u dan toch durven wijzen op onze reformatorische kerken, dan is dat, omdat wij overtuigd zijn dat onze kerken nog steeds bewoonbaar zijn, omdat daarin uitsluitend Jezus Christus verkondigd wordt als degene die zalig maakt.

Wij hopen en bidden, dar Gods Geest deze korte uiteenzetting zal gebruiken om mensen te brengen aan de voeten van Jezus Christus tot lof en eer van Gods grote naam.

I. Hoe wordt U gered?

a) Door voor God te erkennen, dat u een zondig mens bent: „God, wees mij. zondaar, genadig" (Luk. 18:14. Rom. 3:23).

b) Door te erkennen, dat u zichzelf niet kunt redden door uw goede werken : „De mens wordt niet gerechtvaardigd door de onderhouding van de Wet, doch alleen door het geloof in Christus Jezus" (Gal. 2:16).

c) Door te geloven, dat u slechts gered wordt door het ene WERK van Jezus Christus, n.l. zijn offer aan het kruis. „Hij (God) heeft ons door Christus met Zich verzoend" (2 Kor. 5:18). „....vrede stichtend door het bloed van zijn kruis" (Kol. 1:20).

N.B. In het bovenstaande hebben wij dus op zeer schematische wijze de bekering van een zondig mens tot Jezus Christus uiteengezet. Vooral hier voelen wij het nadeel van de beknoptheid, die wij onszelf in deze brochure moeten opleggen. Want de werkelijke bekering is dikwijls een proces van weken, maanden, soms jaren. Het kan een strijd zijn, waarbij men 's nachts uren wakker ligt, die dan echter tenslotte uitloopt op een vreugde die niet onder woorden te brengen is. Maar over deze bekering tot Jezus Christus hopen wij nog een aparte brochure te publiceren.

Ons menselijk geslacht is door en door bedorven. De geschiedenis van het mensdom is een droevig verhaal van oorlogen en ruzies, van moord en bedrog, van haat en nijd, van liederlijkheid en brasserijen, van bloed en tranen.

Hiernaast ziet u een gevangene van het concentratiekamp van Dachau afgebeeld, zoals de geallieerden hem aantroffen. Wat een leed ligt er in dit gelaat. Dat is een beeld van wat wij, mensen, elkander door de loop der eeuwen hebben aangedaan en nog steeds aandoen.

„Ik, ongelukkige! Wie zal mij redden van dit bestaan ten dode? God zij gedankt door Jezus Christus, onze Heer!" (Rom. 7:24, 25).

Hoe kunt u zeker zijn van uw eeuwige redding?

God heeft niet maar in het algemeen gezegd, dat Hij barmhartig voor ons wil zijn. Maar Hij heeft beloofd, dat, wie in zijn Zoon, Jezus Christus, gelooft, voor eeuwig op zijn barmhartigheid mag rekenen. „Wie in de Zoon gelooft heeft het eeuwig leven" (Joh. 3:36). Wanneer u dus in Jezus gelooft, dan moogt u niet alleen, maar dan moet u ook vast vertrouwen op deze stellige belofte van God. Anders zoudt u Gods waarachtigheid in twijfel trekken.

Er is dus niets anders nodig voor uw eeuwige redding. Geen biecht, geen goede werken. God stelt als enige voorwaarde: het geloof in zijn Zoon. En God houdt zich aan zijn belofte.

Aantekeningen : Erkennen dat wij een zondig mens zijn, betekent niet dat wij voor God onze doodzonden en dagelijkse zonden gaan opsommen. God vraagt van ons een schuldbelijdenis die veel dieper gaat. Wij moeten voor Hem erkennen, dat heel onze natuur zondig is. God vraagt van ons een verbroken hart, een waarachtig innerlijk berouw. „Een verbroken en verbrijzeld hart veracht Gij niet, o God" (ps. 50:19). Zulk een berouw komt echter alleen tot stand door de werking van de H. Geest (Joh. 16 : 8a).

Rome leert, dat de mens door zijn goede werken „het eeuwige leven waarlijk kan verdienen", wanneer die werken voortkomen uit de door God veranderde mens. De Bijbel is echter radikaal en zegt, dat de mens op geen enkele wijze door zijn eigen werken het eeuwige leven kan beërven, maar enkel door het WERK van Christus, wanneer hij daar gelovig op vertrouwt. „Hij heeft ons gered, niet op grond van werken der gerechtigheid die wij verrichtten, maar louter uit barmhartigheid" (Tit. 3:5).

Een ernstige waarschuwing

Ernstig moeten wij dan ook elk mens er voor waarschuwen: Indien u vertrouwt om op grond van uw goede werken in de hemel te komen, zult u voor eeuwig verloren gaan. Verschrikkelijk zal zulk een ontwaken zijn na de dood, als u denkt in de heerlijkheid Gods te zijn, terwijl u uw ogen opslaat in de vlammen van de verwerping. Luister toch niet naar wat mensen zeggen, maar naar wat God zelf zegt in zijn onvergankelijk Woord: „Maar allen die steunen op de onderhouding van de Wet, liggen onder de vloek. Er is immers geschreven: Vervloekt is ieder die zich niet metterdaad houdt aan alle voorschriften in het boek der Wet" (Gal. 3:10). Alle voorschriften.... Dus ook door de overtreding van het geringste voorschrift van Gods wet, zoals door te liegen, verdienen wij Gods vervloeking. Er bestaan dus geen „dagelijkse" zonden. Elke zonde verdient de eeuwige dood als straf.

Als u dus op een of andere wijze steunt op uw volbrenging van Gods wet, dan zult u eenmaal moeten horen: „Gaat weg van Mij, vervloekten..." (Mat. 25:41).

Maar wat is dat voor een geloof, waardoor wij gered worden?

Volgens het concilie van het Vatikaan I is het geloof de aanneming van de geopenbaarde waarheden.

De Bijbel tekent ons het geloof echter als iets dat veel dieper gaat. Geloven volgens de Bijbel is niet in de eerste plaats het aannemen van waarheden, maar het aannemen van Iemand, van Jezus Christus. „Aan allen echter die Hem wél aanvaardden, aan hen die in zijn Naam geloven, gaf Hij het vermogen om kinderen van God te worden" (Joh. 1:12)

Door dit geloof aanvaarden wij Jezus Christus als onze enige hoop. We gaan dan voortaan op geen enkele wijze meer op ons zelf of op onze eigen goede werken vertrouwen. Dit geloof brengt dan ook een totaal andere levenshouding teweeg. De gerichtheid en het vertrouwen op onszelf maakt plaats voor de gerichtheid en het absolute vertrouwen op Jezus Christus, op wat Hij voor ons heeft gedaan, op zijn belofte. Wij worden daardoor een ander mens, „een nieuwe schepping" (2 Kor. 5:17). Zo diep-ingrijpend is die verandering, dat Jezus ze een wedergeboorte noemt. „Als iemand niet wedergeboren wordt, kan hij het Rijk Gods niet zien" (Joh. 3:3) en.... „niet binnengaan" (Joh. 3 : 5).

Hebt u deze radikale verandering al ondergaan? Bent u wedergeboren door het geloof in Jezus Christus? Indien niet, dan zult u voor altijd buitengesloten worden uit het Rijk der hemelen.

Aantekeningen :

1. Dit geloof verbindt ons ook heel innig met Jezus Christus, want Hij wordt dan het middelpunt van ons leven. Christus leeft dan in ons door zijn Heilige Geest. Deze inwoning van de levende Heiland in ons is het grootste geluk op aarde.

2. Zulk een levend geloof brengt vanzelf vruchten voort van goede werken. Dat is een levenswet. „Wie in Mij blijft, terwijl Ik blijf in hem, die draagt veel vrucht" (Joh. 15:5).

3. Door dit geloof zien wij steeds uit naar de wederkomst van de Here Jezus.

Dan zal „de heilige Stad, het nieuwe Jeruzalem, van God uit de hemel nederdalen, schoon als een bruid die zich voor haar man heeft getooid". Dan zal de zee en de dood er niet meer zijn. „Geen rouw, geen geween, geen smart zal er meer zijn, want al het oude is voorbij" (Apok. 21 : 1-4).

2. Geloof op gezag van de Bijbel of op gezag van de pausen?

Wellicht zegt een r. katholiek: U argumenteert telkens uit de Bijbel. Dat is echter onjuist, want wij mogen ons geloof niet rechtstreeks op de Bijbel bouwen, maar slechts indirekt. Ons geloof moet in eerste instantie steunen op het gezag van de pausen, en op hun verklaringen van de Bijbel.

De Bijbel zegt echter nooit, dat ons geloof voortkomt uit het woord van mensen, ook niet uit de verklaringen van Gods Woord, maar rechtstreeks uit Gods Woord zelf. Wij worden wedergeboren uit het Woord Gods zelf, en niet uit een verklaring van dat Woord. Lees het in uw eigen Bijbel: „als mensen die wedergeboren zijn, niet uit een vergankelijk zaad, maar door het onvergankelijke Woord van de levende en eeuwige God" (1 Petr. 1:23).

Opwerping

Ja maar Jezus heeft toch tot Petrus gezegd: „Gij zijt Petrus en op deze steenrots zal Ik mijn Kerk bouwen" (Matth. 16:18). Welnu Jezus heeft daarmee willen zeggen ,dat Hij aan Petrus en aan zijn opvolgers in Rome, de pausen, de macht heeft gegeven om voor alle christenen onfeilbaar de Bijbel te verklaren.

ONS ANTWOORD :

1. Wij moeten niet ons geloof bouwen op iets wat Jezus volgens de bewering van sommige mensen heeft willen zeggen, maar in feite nooit gezegd heeft. Wij moeten ons geloof bouwen op wat Jezus werkelijk gezegd heeft.

2. Is het niet een belediging van Christus, wanneer wij beweren, dat Jezus zulk een diep-ingrijpend punt heeft willen zeggen, maar het niet heeft gedaan? Want de vraag of wij in ons geloof rechtstreeks op Gods Woord mogen steunen of slechts indirekt, n.l. op de verklaring van dat Woord door de pausen, is het grote, eigenlijke verschilpunt tussen Reformatie en Rome.

3. Als God ons werkelijk had willen verplichten om ons volstrekt te onderwerpen aan de verklaringen van zijn Woord, zoals die door de pausen worden gegeven, dan had God dat toch zeker duidelijk in zijn Woord moeten zeggen. Paulus wijst de mensen nooit op een verplichting om allereerst te luisteren naar Petrus. Wel schrijft hij: „Maar toen Petrus in Antiochië kwam, heb ik mij openlijk tegen hem verzet, want het ongelijk was aan zijn kant" (Gal. 2:11). Paulus schrijft dus wel over zijn openlijk verzet tegen Petrus, maar nooit over een openlijke erkenning van een gezag van Petrus boven hem en de andere apostelen. Wel spreekt hij over een taakverdeling: „Integendeel, toen zij zagen, dat aan mij de prediking van het Evangelie onder de onbesnedenen was toevertrouwd, zoals aan Petrus die onder de besnedenen...." (Gal. 2:7). Paulus erkent dus geen oppertoezicht van Petrus over zijn arbeid. Hij plaatste hun beider roeping eenvoudig naast elkaar.

4. Ook de andere apostelen worden fundament genoemd van de Kerk van Jezus: „gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, terwijl de sluitsteen Christus Jezus zelf is" (Ef. 2:20). Welnu een fundament wordt maar één keer gelegd. In de beeldspraak die Jezus gebruikt ligt dus opgesloten, dat Petrus en de andere apostelen geen opvolgers hebben.

Hoe zijn de apostelen dan fundament van de Kerk van Christus?

Dat lezen we in Hand. 1:2-22. Petrus stelt daar voor om over te gaan tot de keuze van een nieuwe apostel in plaats van Judas. En hij motiveert dat zo: „Dus moet een van de mannen die tot ons gezelschap behoorden gedurende de tijd dat de Heer onder ons verkeerde, te beginnen bij het doopsel van Johannes tot de dag, waarop Hij van ons werd weggenomen, met ons een getuige worden van zijn verrijzenis". De apostelen zijn dus fundament van de Kerk doordat zij door God aangewezen getuigen waren van het leven en de verrijzenis van Christus. En omdat Christus aan Petrus het eerst verschenen is na de verrijzenis (1 Kor. 15:5), neemt Petrus ook een eerste plaats in onder die getuigen. Maar nog eens: nergens blijkt dat Jezus hem een gezag heeft gegeven boven de andere apostelen. Als zij twisten over de vraag wie onder hen de eerste is, dan zegt Jezus nooit: De eerste onder u is Petrus, maar Hij vermaant hen om eenvoudig te zijn als de kinderen (Matth. 18:1-4).

3. De Biecht

Maar Jezus heeft toch gezegd: „Wier zonden gij vergeeft, hun zijn ze vergeven, en wier zonden gij niet vergeeft, hun zijn ze niet vergeven" (Joh. 20:22). Dus is de vergeving van de zonden afhankelijk gesteld van de leiders in de Kerk van Christus. Dat waren vroeger de apostelen, maar dat zijn nu de bisschoppen en de priesters. Welnu om de zonden te kunnen vergeven, is het nodig dat men de zonde kent. Dus moeten wij onze zonden aan de priesters belijden in de biechtstoel.

ONS ANTWOORD:

1. Valt het ii niet op, dat de r.k. kerk heel wat redeneringen moet gebruiken om de biecht te bewijzen. „Dus.. welnu.... dus". Het is toch niet geoorloofd om op grond van redeneringen zulk een zware last op de kinderen Gods te leggen, terwijl Christus juist zijn bloed heeft gegeven om ons vrij te kopen (Gal. 13:13 en 5:1). Paulus roept ons op om „menselijke redeneringen omver te werpen" (2 Kor. 10:5).

2. Overal in de Bijbel vinden wij de duidelijke belofte, dat wij de vergeving der zonden enkel ontvangen langs de weg van het geloof in Jezus Christus. Het is geen eerlijke Schriftverklaring, wanneer wij dan die vele andere teksten teniet willen doen door deze ene, die nergens anders voorkomt.

3. De apostelen zelf hebben deze tekst nooit verstaan in de zin van de r.k. biecht. Zij hebben nooit in hun geschriften tot de mensen gezegd, dat het voor het verkrijgen van het eeuwige leven nodig zou zijn, dat de christenen hun zonden aan hen zouden biechten. Is het dan juist dat de r.k. kerk eeuwen later deze tekst heel anders uitlegt dan de apostelen het gedaan hebben?

4. Hoe hebben de apostelen dan wèl deze woorden van Christus verstaan?

Allereerst in deze zin, dat zij uit de kracht van de H. Geest moeten verkondigen, dat ieder die zich bekeert en in Jezus Christus gelooft, de vergeving der zonden ontvangt en dat de onbekeerden en de ongelovigen in hun zonden zullen sterven en voor eeuwig verloren gaan. Dat heeft Petrus ook verkondigd op de eerste pinksterdag (Hand. 2:38). Hij spreekt daar helemaal niet over de biecht ah noodzaak voor de zondenvergeving. Zo ook 1 Joh. 2:1, 2. Zo ook Paulus: „Ja God was het die in Christus de wereld met Zich verzoende, waarbij Hij de zonden der mensen niet in rekening bracht en aan ons de opdracht gaf de verzoening te prediken. Wij zijn dus gezanten van Christus, God roept u op door ons woord. Wij smeken u in Christus' naam: laat u met God verzoenen" (2 Kor. 5:19, 20). Dat is dus heel andere taal: niet de verzoening „schenken", maar prediken; niet „ik ontsla u van uw zonden....", maar: wij smeken u in Christus' naam: Laat u met God verzoenen!

Vervolgens heeft Jezus aan zijn woorden: „Wier zonden gij vergeeft.." vooraf laten gaan: „Ontvangt de heilige Geest..". De apostelen hebben die woorden ook in deze zin verstaan dat zij in zulk een bijzondere mate de H. Geest ontvingen, dat zij daardoor harten konden doorgronden en dus konden zien of iemand oprecht tot bekering was gekomen en in Jezus geloofde, ja of neen. En op grond van dat inzicht konden zij dan met alle stelligheid zeggen, of iemands zonden vergeven waren, ja of neen. We zien dat bijv. bij het optreden van Petrus tegenover Ananias en Sapphira (Hand. 5:1-11), of tegenover Simon de tovenaar, (Hand. 8:20), en van Paulus tegenover Elymas de tovenaar (Hand. 13:9-12).

Is het dan niet verstandiger om ons te verlaten op de verklaring die de apostelen zelf van de woorden van Jezus hebben gegeven dan ons te onderwerpen aan de strenge en harde eis van de r.k. kerk, dat wij onze doodzonden „met soort, met de on.itandighcden die de zonde van soort veranderen en met het juiste aantal" (aldus het concilie van Trente) aan de r.k. priesters moeten belijden?

4. De Mariaverering

Waarom roept u, protestanten, Maria niet aan? Zij is toch de moeder van Jezus En een kind dat zijn moeder liefheeft, zal alles doen wat zijn moeder vraagt, als hij daartoe in staat is. Dus is dat bij Jezus ook zo.

ONS ANTWOORD:

„Dus is dat bij Jezus ook zo..". Weer moeten we erop wijzen dat dit redeneringen zijn. Wees toch voorzichtig met redeneringen. Zal ik u eens uit de Bijbel aantonen, dat Jezus inderdaad iets aan zijn moeder heeft geweigerd, ondanks haar uitdrukkelijk verzoek?

Neem dan eens uw r.k. Bijbel en lees Matth. 12:46-50. Daar staat dat Maria Jezus trachtte te spreken te krijgen, maar dat Hij weigerde. Dan is het toch niet verantwoord, dat de r.k. kerk in de preken de mensen voorhoudt dat Jezus nooit iets aan Maria kan weigeren.

2. Maria hoeft Jezus niet ertoe te bewegen om ons te helpen. Jezus is de goede Herder, die zelfs het ene verloren schaap helemaal gaat opzoeken in de wildernis. Jezus heeft zijn liefde tot het uiterste getoond in de zelfopoffering door de dood aan het kruis. Is het dan geen belediging van Hem, als wij nu denken, dat een mens, n.l. Maria, nog eerder geneigd zou zijn om ons te helpen dan Hijzelf?

3. Wij lezen nergens in de Bijbel, dat de gelovigen worden opgewekt om gestorven christenen aan te roepen. Als de apostel Johannes zijn „Openbaringen" schrijft ongeveer in het jaar 95, dan zijn Stephanus en Jacobus allang de marteldood gestorven en ook Maria is dan al heengegaan. Maar nergens lezen wij een aansporing om tot deze afgestorvenen te bidden. En dat terwijl Johannes Maria toch heel intiem gekend heeft, want hij heeft haar bij zich aan huis genomen na de dood van Jezus. Johannes wijst steeds op Jezus alleen.

4. Jezus zegt, dat Hij een godsdienst is komen brengen in „geest en waarheid" (Joh. 4 : 24). De heiligenverering is echter oorzaak van ontwijding van het Heilige, van handel in religieuze artikelen, van allerlei uitwendigheid en bijgeloof. Zie foto hieronder:

5. De Mis

A. De liehameiijke tegenwoordigheid van Jezus in het Avondmaal.

In Joh. 6:55 zegt Jezus: „Mijn vlees is echt voedsel en mijn bloed is echte drank". Dus is het brood van het Avondmaal het vlees van Christus en de wijn het bloed van Christus geworden."

ONS ANTWOORD :

Jezus spreekt voortdurend in gelijkenissen. Hij heeft daar ook een bedoeling mee. U kunt dat in uw Bijbel o.a. lezen bij Mark. 4:10-12.

Als het de gewoonte van Jezus is om in gelijkenissen en beelden te spreken, dan is het geen juiste Schriftverklaring, wanneer wij zo maar ergens gaan aannemen, dat Hij van die gewoonte afwijkt, als wij daar geen reden voor vinden aangegeven in de Schrift zelf. Maar bij de rede over het brood des levens in Joh. 6 zegt Jezus zelf aan het slot, dati wij zijn rede in geestelijke zin moeten verstaan. Lees dat maar in uw r.k. Bijbel: „Het is de geest die levend maakt, het vlees is van geen nut. De woorden die Ik tot u gesproken heb, zijn geest en leven." (Joh. 6:63).

Maar Jezus zegt toch bij de instelling van het Avondmaal: „Dit is mijn lichaam" Dus moet het dan ook werkelijk zijn lichaam zijn.

ONS ANTWOORD :

Iets kan niet tegelijk brood en vlees zijn. Daar bent u het waarschijnlijk wel mee eens. Als Jezus dan zegt: „Dit is mijn lichaam", terwijl Hij op het brood wees. en Hij zou daarmee bedoeld hebben, dat onder het uitspreken van die woorden het brood in zijn lichaam zou zijn veranderd, dan zou Hij hebben moeten zeggen: „Dit wordt op dit moment mijn vlees". Dan zouden de apostelen tenminste begrepen hebben, dat Hij geen beeldspraak gebruikte. Nu Jezus dat niet heeft gedaan, ligt het voor de hand dat Hij Zich weer in gelijkenissen uitdrukte, zoals Hij dat op diezelfde avond deed, b.v. „Ik ben de wijnstok, gij de ranken" (Joh. 15 : 5), en zoals steeds zijn gewoonte was.

ONZE VRAAG:

Mag een priester zich dan zo lichtvaardig aan het gevaar van afgoderij bloot stellen, doordat hij enkel op grond van de woorden: „Dit is mijn lichaam", zichzelf de macht toeschrijft om steeds weer een wonder te verrichten? Men mag toch niet zo gauw aannemen, dat God Zich gebonden heeft om, als wij bepaalde woorden uitspreken, brood en wijn te veranderen in het lichaam en bloed van zijn Zoon. Moet God dat niet eenmaal vreselijk straffen, wanneer wij zo gemakkelijk ons hebben ingebeeld, dat Hij ons zijn heilige scheppingsmacht ter beschikking heeft gesteld?

B. De Mis als offer.

ONZE VRAAG:

Hoe kan men toch beweren, dat de mis een „waar en echt offer" is (Conc. van Trente) en dat Christus Zichzelf nog dagelijks offert door de handen van de priester, terwijl de Bijbel in de meest duidelijke en stellige bewoordingen herhaaldelijk zegt, dat Jezus Zich eens en voor goed heeft geofferd. Lees het in uw eigen Bijbel: „Het lot van de mensen is één enkele maal te sterven en daarna geoordeeld te worden: zo heeft ook Christus zich éénmaal geofferd om de zonden van allen op zich te nemen, daarna zal Hij een tweede maal, maar dan zonder zonde, verschijnen aan die Hem als Heiland verwachten" (Hebr. 9:27 28.) „Wij zijn geheiligd door het offer van het lichaam van Jezus Christus, eens voor altijd" (Hebr. 10:10).

6. Ook. U kunt priester worden

Misschien zult u zeggen: „Maar, als er geen offer meer behoeft gebracht te worden in het Nieuwe Testament, dan zijn er ook geen priesters meer nodig."

ONS ANTWOORD :

Maar daar hebt u volkomen gelijk in. En dat is nu juist het merkwaardige, dat in heel het Nieuwe Testament nooit aan iemand een priesterschap wordt toe geschreven, waardoor hij onderscheiden zou zijn van de andere gelovigen.

Wel lezen wij dat de Kerk moet geleid worden door „herders en leraars, om de heiligen toe te rusten voor het werk der bediening, tot opbouw van het Lichaam van Christus" (Ef. 4:11, 12) en „oudsten" („In elke gemeente stelden zij na gebed en vasten oudsten voor hen aan" Hand. 14 : 23). Nergens vindt u, dat Paulus iemand tot priester wijdde om b.v. de mis op te dragen. Niemand van de apostelen noemt zichzelf of een ander priester in de eigenlijke zin. Lees het in de r.k. Bijbel, althans in de nieuwe vertaling van de Katholieke Bijbelstichting S. Willibrord. Want de vroegere vertaling van de Petrus Canisiusvereniging vertaalde het Griekse woord „presbuteros", wat geen andere betekenis kan hebben dan „oudste" of „ouderling", door „priester". Gelukkig heeft men echter ingezien, dat men de Bijbel niet onjuist mag vertalen om daardoor de eigen mening te kunnen „bewijzen". En zo kunt u in de nieuwe r.k. Bijbel zelfs lezen, dat de apostel Petrus zich niet eens priester noemt als een afzonderlijke eretitel boven de gewone gelovigen, maar eenvoudig: „oudste". „De oudsten onder u vermaan ik, oudste evenals zij: ....weidt Gods kudde die bij u is" (1 Petr. 5:1, 2).

Wel zegt Petrus, dat ieder, die waarachtig in Jezus Christus gelooft, daardoor priester of priesteres is geworden. „Gij echter zijt een koninklijk priesterschap". Maar niet priesters om in eigenlijke zin offers te brengen maar: „draagt als een heilige priesterschap geestelijke offers op, die welgevallig zijn aan God door Jezus Christus" (1 Petr. 2:9, 5). Zo gaat in vervulling de profetie van Malakias: „Op iedere plaats wordt mijn Naam een wierookoffer en een reine offerande gebracht" (Mal. 1:11). En dat is ook geheel in overeenstemming met de woorden van Jezus tot de Samaritaanse vrouw: „Geloof Mij vrouw, zei Jezus haar, er komt een uur dat gij noch op die berg noch in Jeruzalem de Vader zult aanbidden.... Maar er zal een uur komen, ja het is er al, dat de ware aanbidders de Vader zullen aanbidden in geest en waarheid. De Vader toch zoekt mensen die Hem zo aanbidden" (Joh. 4:21, 23, 24).

De Vader zoekt mensen die Hem zo aanbidden...... n.l. in geest en waarheid. Wilt u ook znlk een aanbidder van de Vader worden? Stel dan uw vertrouwen alleen op Jezus Christus en op geen uiterlijke dingen, op geen mensen of mense lijke instellingen. Dan wordt ook u een koninklijke priester of priesteres.

7. Het Vagevuur

U zegt: Wij moeten zelf onze tijdelijke straffen uitboeten. Dat doen we meestal niet in dit leven. Dus moet dat gebeuren na de dood.

ONS ANTWOORD :

Maar dat staat toch nergens in de Bijbel. U moet niet 2 Makk. 12:5 aanhalen. Want daar gaat het over de vergeving der zonden na de dood, terwijl de r.k. kerk juist leert, dat in het vagevuur geen zonden, maar enkel zondestraffen kunnen worden uitgeboet.

ONZE VRAAG:

U neemt toch ook aan, dat het lijden van Christus een oneindige uitboetende waarde heeft en dat Christus ook de tijdelijke straffen van onze zonden heeft uitgeboet. Maar waarom laat God ons die straffen dan nog eens zelf uitboeten. Is dat wel rechtvaardig om eenzelfde zonde twee keer te straffen?

En de aflaat dan ?

U zegt: Maar het vagevuur is een noodzakelijke loutering, die nodig is om tot het aanschouwen van God toegelaten te worden.

ONS ANTWOORD :

Die loutering is niet noodzakelijk. Dat blijkt toch immers uit de de leer van de aflaat. Door een volle aflaat kan een „ziel" ineens uit het vagevuur verlost worden.

8. Het juiste aantal van de Bijbelboeken

We spraken zo juist over het boek van de Makkabeën. Daarmee zitten we midden in een andere vraag: Uit hoeveel boeken bestaat de Bijbel?

De r.k. kerk heeft n.l. enkele boeken méér dan de protestanten nl. twee boeken van de Makkabeën, Judith, Tobia, Baruch, twee Wijsheidboeken.

Waar vinden we het antwoord op deze vraag? Dat kunt u ook vinden in de r.k. Bijbel: „Wat heeft de Jood dan voor op de anderen? (..) Velerlei, in ieder opzicht. En wel in de eerste plaats dit, dat hun de godsspraken werden toevertrouwd" (Rom. 3:1).

Het is duidelijk ,dat met die „godsspraken" de Oud-Testamentische openbaring bedoeld is, zoals die in de boeken van het Oude Testament zijn vastgelegd, want Jezus keert zich herhaalde malen tegen de mondelinge overleveringen van de Joden, die Hij niet wil erkennen als bindend in geweten.

Dat betekent dus, dat het een voorrecht is van de Joden dat wij bij hen te rade moeten gaan om te weten welke boeken tot het Oude Testament behoren en welke niet.

Welnu de Joden hebben nooit die zeven bovengenoemde boeken als Bijbel erkend. Als dus de r.k. kerk beweert ,dat zij mag uitmaken welke boeken tot het O.T. behoren en er die zeven boeken wel bijneemt, dan tast zij een van de voorrechten aan ,die God zelf aan het Joodse volk heeft gegeven en die hij daaraan nimmer heeft ontnomen.

9. Het Celibaat

Onze priesters bewijzen dat zij het volledig menen, want zij brengen vrijwillig het offer van het ongehuwde leven.

ONS ANTWOORD :

In de eerste plaats deze vraag: Is het huwelijk dan een bewijs dat men het niet oprecht meent met zijn godsdienst? Ook gehuwden kunnen toch een volledige oprechte godsdienstige overtuiging hebben.

2. Het celibaat (de ongehuwde staat) heeft alleen dan evangelische waarde, wanneer het voor Gods Koninkrijk dienstig is, dat men ongehuwd blijft. Onze vraag: Is dat nu wel zo duidelijk dat het beter is voor de kerk, dat een geestelijke steeds ongehuwd is?

3. Het celibaat kan alleen dan juist beleefd worden om wille van Gods Koninkrijk, wanneer men er door God toe geroepen is, die dan ook door zijn H. Geest de gave der onthouding schenkt. De kerk kan echter aan niemand de gave der onthouding schenken en heeft dus ook op geen enkele wijze het recht om iemand te verplichten tot het celibaat.

4. De priesters hebben zelf de verantwoording op zich genomen bij de aanvaarding van het celibaat. Dan hebben zij ook de verantwoording voor de al of niet voortzetting van het celibaat en dan mag de kerk hun het huwelijk niet verbieden, wanneer zij zelf tot de ontdekking zijn gekomen dat zij de gave der onthouding niet hebben ontvangen: „Het is beter te trouwen dan te branden van begeerte". (1 Cor. 7:9).

Dit is het dochtertje van een priester , die overging naar de reformatie (n.l. br. A. J. J. de Berdt). De paus meent, dat hij het recht heeft ontvangen om het ontstaan van dit kind te verbieden.

In de gehele wereld zijn er minstens 50.000 priesters die gehuwd zijn. Volgens de Katholieke Illustratie van 5 jan. 1963 zijn er in Italië alleen al ongeveer 9000 gehuwde priesters. De pausen verklaren, dat al deze huwelijken ongeldig zijn, enkel omdat zij aan die priesters daar geen verlof voor gaven. Al die 50.000 priesters leven daarom, volgens de pausen, in doodzonde en verdienen aldus de hel. Gelooft u, dat Christus aan één mens zulk een diep ingrijpende macht heeft gegeven? Waar staat dat dan in de Bijbel? Ik lees wel in de Bijbel, dat God aan de staat gezag heeft gegeven (Rom. 13 : 1 - 7) . Maar nergens lees ik, dat God aan de Kerk de macht zou gegeven hebben om de bepalingen van het wettelijk gezag teniet te doen en dus een wettig gesloten burgerlijk huwelijk onwettig te maken.

10. De eenheid

De Kerk van Christus moet één zijn. Welnu alleen de r.k. kerk is één en de protestantse kerken zijn verdeeld. Dus is alleen de r.k. kerk de war6 kerk van Christus.

ONS ANTWOORD :

1. Inderdaad moet de Kerk van Christus één zijn. Maar de vraag is: Wat voor eenheid moet dat zijn?

Het antwoord daarop vindt u ook in de r.k. Bijbel: „Niet voor hen alleen bid Ik, maar ook voor hen die door hun woord in Mij geloven, opdat zij allen één mogen zijn zoals Gij, Vader, in Mij en ik in U.... opdat zij één zijn zoals. Wij één zijn" (Joh. 17:20, 22).

Het moet dus een eenheid zijn zoals er is tussen de Vader en de Zoon. Welnu de eenheid tussen de Vader en de Zoon komt van binnenuit en wordt niet van buiten af opgelegd, door vrees of dwang . Het is een eenheid vanuit de liefde, vanuit innerlijke eensgezindheid.

De eenheid van de r.k. kerk berust echter op een eenheid van buiten af, een eenheid die in stand wordt gehouden door het absolute gezag van de pausen en door de bedreiging van doodzonde en hel voor degene die die eenheid zou willen verbreken.

Neen, de eenheid die Jezus bedoelt voor zijn Kerk, moet ook een eenheid zijn die van binnen uit komt, vanuit de onderlinge liefde en eensgezindheid. Een eenheid die allereerst voortkomt uit het Hoofd, Jezus Christus, waarmee de leden van zijn lichaam, de Kerk, door een levende band verbonden zijn. Een eenheid die tot stand wordt gebracht en onderhouden wordt door de H. Geest (1 Kor. 12).

2. De eenheid die de r.k. kerk in stand houdt door de angst voor de hel, is dus niet de door Jezus bedoelde eenheid. Maar evenmin is de protestantse verdeeld heid volgens de wil van Christus. Alle kinderen Gods zijn daarom geroepen om zoveel mogelijk hun innerlijke eenheid in Jezus Christus ook naar buiten te tonen, „zodat de wereld gelove dat Gij Mij gezonden hebt" (Joh. 17 : 21). Dat is onze waarachtige oecumenische roeping.

3. De eenheid moet dus zijn een eenheid, die uit het Woord voortkomt: „..hen die door hun woord in Mij geloven opdat zij allen één zijn....". En vs. 17: „Wijd hen U toe in de waarheid. Uw woord is waarheid". Dus uit het woord van de apostelen, dat zij eerst mondeling hebben verkondigd en dat door Gods leiding later schriftelijk is vastgelegd en nu in de Bijbel voor ons ligt. Dus niet door het woord van mensen die later gekomen zijn, door de pausen.

11. Wie is de plaatsvervanger van Christus op aarde?

Ook dat vindt u in de r.k. Bijbel. „ D a n zal de Vader op mijn gebed u een andere Helper geven om voor altijd bij u te blijven, de Geest van de waarheid" (Joh. 14:16).

Jezus was de grote Helper van de apostelen die zij voor alles „erbij konden roepen". (Het Griekse woord voor Helper is „parakleet", dat letterlijk „de erbij geroepene" betekent).

Jezus heeft dus de H. Geest en niet Petrus of de pausen aangewezen om zijn plaatsvervanger op aarde te zijn, de andere Helper, die voor ons Gods Woord zal verklaren, die ons kracht zal geven, die ons zal leiden (Joh. 14:26; 16:12-15; Hand. 1:8).

Die H. Geest zal ons geven het innerlijk verstaan van de heilsboodschap, ook al blijven wij soms in ondergeschikte punten verschillend denken over de inhoud van Gods openbaring, zoals b.v. of de kinderen wel of niet gedoopt moeten worden. De H. Geest voegt niets nieuws toe aan de woorden van Christus. Hij gaat geen nieuwe dogma's proklameren. Maar Hij doet ons de heerlijkheid van Christus aanschouwen door zijn Woord heen.

12. Apostolisch

Onze r.k. kerk stamt af van de apostelen. Onze priesters hebben door een ononderbroken opeenvolging via de bisschoppen van de apostelen hun macht ontvangen, vooral de macht om de Sakramenten te bedienen. Maar de protestantse kerken stammen allen uit latere tijd. Ze zijn voor het grootste gedeelte pas in de zestiende eeuw ontstaan. Dus kunnen ze niet de ware Kerk van Christus zijn.

ONS ANTWOORD :

Ook wij belijden, dat de Kerk van Jezus apostolisch moet zijn, maar dan in deze zin, dat de Kerk trouw moet blijven aan de leer van de apostelen. Jezus bidt „voor hen die door hun (d.i. van de apostelen) woord in Mij geloven". Dus niet: die door hun ononderbroken handoplegging de bovennatuurlijke gave van het geloof hebben ontvangen.

De gedachte, dat het Koninkrijk Gods zou moeten worden voortgeplant langs de weg van een reeks ononderbroken uiterlijke daden, is Oud-Testamentisch. Jezus heeft daartegenover juist Zijn godsdienst „in geest en in waarheid" (Joh. 4:23) gesteld als de vervulling en vervolmaking van wat in het Oude Testament werd afgebeeld.

Het zaad van het Koninkrijk Gods is niet een of andere menselijke handeling, maar dat is het Woord van God (zie b.v. Luk. 8:11). Onder de beademing van de H. Geest komt dit zaad tot ontkieming en brengt vrucht voort. En het is enkel langs de weg van dit telkens weer verkondigde Woord, dat het Koninkrijk Gods zich voortzet tot aan de voleinding der tijden. Dat zegt ook de apostel Petrus: „. . . .als mensen die wedergeboren zijn ,niet uit een vergankelijk zaad, maar door het onvergankelijke Woord van de levende en eeuwige God") (1 Petr. 1:23).

De reformatie heeft dan ook niets anders willen doen dan de christenen terug roepen tot de gehoorzaamheid aan deze leer van de apostelen. Zij heeft het apostolisch karakter van de Kerk willen herstellen. Zij moest daarom protesteren tegen verschillende dwalingen die waren binnengeslopen en getuigen van de waarheid van het Woord Gods, zoals dat door de apostelen aan ons is overgeleverd en in de Schrift is vastgelegd. Gods Woord, het eeuwige en onvergankelijke zaad, waardoor altijd weer opnieuw mensen tot bekering en wedergeboorte worden gebracht.

Behoort ook u tot degenen die door dit Woord worden wedergeboren?

13. De verschijningen in Lourdes

Maar bewijzen de verschijningen in Lourdes en de daarmee verbonden wonderen niet, dat de Mariaverering door God gewild is eri dat dus de r.k. kerk de ware kerk van Christus is?

ONS ANTWOORD :

1. Er gebeuren ook elders „wonderen", b.v. bij verschillende protestantse gebedsgenezers, die niet natuurlijk verklaard kunnen worden. En God kan zich niet tegenspreken en in Lourdes door wonderen bewijzen, dat men Maria wèl moet aanroepen en door wonderen bij die protestantse gebedsgenezers, dat men Maria niet mag aanroepen.

Wonderen zijn tekenen, heen wijzingen naar Christus.

Ja, maar, zo antwoordt u misschien, de wonderen in Lourdes worden volledig gekontroleerd door een medisch bureau, waar ook ongelovige doktoren inzage kunnen krijgen in de dossiers.

ONS ANTWOORD :

Denkt u werkelijk, dat God Zichzelf zou laten „bewijzen" in een laboratorium? Neen, dat is niet de bedoeling van de wonderen zoals die ook in de Bijbel voorkomen. Dc wonderen zijn bedoeld als tekenen, als heenwijzingen naar de levende Christus,

2. Ook de r.k. Bijbel zegt: „Want er zullen schijnchristenen en schijnprofeten opstaan die grote tekenen en wonderen zullen doen, zodat zij, als dat mogelijk was, zelfs de uitverkorenen zouden misleiden" (Mat. 24 : 24). Het wonder is dus op zichzelf nog niet een bewijs, dat God er achter staat.

3. Paulus zegt, dat wij bij verschijningen moeten nagaan of alles wel in overeenstemming is met Gods Woord: „Maar ook al zouden wijzelf of een engel uit de hemel u een evangelie verkondigen dat afwijkt van wat wij u hebben verkondigd, hij zij vervloekt" (Gal. 1:8).

Welnu de verschijning van Lourdes heeft geen enkele keer de naam van Jezus genoemd. Wel heeft deze verschijning iets voor zichzelf gevraagd: „Ga aan de priesters zeggen, op deze plaats een kapel te bouwen. Ik wil, dat men in processie hierheen komt".

Gelijkvormig aan het beeld van Christus of van een rund) ?

Vervolgens heeft deze verschijning aan Bernadette Soubirous gevraagd om gras te eten en van slijkerig water te drinken. Welnu dit is beslist in tegenspraak met de Bijbel. Als Bernadette een echt kind Gods was, dan was zij herschapen naar het beeld van God. De duivel had het beeld Gods in ons geschonden in het paradijs door de zondeval, maar het is juist de triomf van Christus, dat Hij dat weer heeft hersteld. Maar dan is het ook te begrijpen, dat de duivel er intens plezier in moet hebben als hij door verschijningen een kind Gods er toe kan brengen om zich gelijk te maken aan het beeld van een dier, dat gras eet en in het slijk slobbert.. Wij moeten daarom op grond van het Woord Gods deze verschijning toeschrijven aan duistere machten, maar niet aan de God van het licht. De kinderen Gods zijn geroepen om zich gelijkvormig te maken aan het beeld van Gods Zoon en Jezus Christus heeft wel allerlei vernederingen van mensen moeten ondergaan, maar Hij heeft Zichzelf nooit gelijk gemaakt aan het dier en is nooit slijk gaan drinken en gras gaan eten. In de r.k. Bijbel staat: „Want die Hij van te voren heeft gekend heeft Hij ook tevoren bestemd tot gelijkvormigheid met het beeld van zijn Zoon" (Rom. 8:29).

Christus heeft AL onze zonden uitgeboet

„Met tegenzin drinkt zij van het modderig water en wast haar gezicht met het slijk. Daarna at ze tot driemaal toe van het gras, dat er groeide. Bij het zien van deze vreemde handelingen, dachten de omstanders, dat Bernadette krankzinnig geworden was, want ze begrepen de symboliek van deze excentrieke daden niet. „Het moest voor de zondaars". Met deze publieke vernedering van Bernadette was reeds haar Laak ingezet: „boete doen voor de zondaars" (Encycliek van Pius XII over Lourdes, met inl. van Dr. M. H. Mulders C.ss.R., Serie Eccl. Dodens, p. 8).

De Bijbel echter zegt, dat er voor ons niets meer is uit te boeten, daar Christus AL onze zonden heeft uitgeboet: „Het bloed van Jezus, zijn Zoon, reinigt van ELKE zonde" (1 Joh. 1:7). „Hij is de verzoening voor onze zonden, en niet alleen voor de onze, maar ook voor die der GEHELE WERELD" (1 Joh. 2:2). Daarom veroordeelt de Schrift heel dit gebeuren van Lourdes, want, lees het in uw r.k. Bijbel: „Laat u niet de prijs ontroven door mensen die hun voldoening vinden in ZELFVERNEDERING en ENGELENVERERING". „Ofschoon zulk een houding met haar godsvrucht van eigen vinding, haar ZELFVERNEDERING en LICHAMELIJKE HARDHEID voor wijsheid doorgaat, verdient zij even weinig waardering als vleselijke bevrediging" (Kol. 2:18, 23).

Wij, reformatorische christenen, moeten in het licht van Gods Woord deze zelfvernedering van het meisje van Lourdes beslist afwijzen. Deze poging om door gras te eten, slijkwater te drinken en zich met modder te wassen, om de zonden van de mensen uit te boeten, is een karikatuur van het lijden en sterven van Jezus Christus, de Zoon van God, „die eens voor al gestorven is voor de zonden, de Rechtvaardige voor de onrechtvaardigen, om ons tot God te brengen" (1 Petr. 3:18).

Slot

Waarom verontrust u mij ?

Wij kunnen ons voorstellen, dat u aan het slot van dit boekje enigszins, misschien wel heel erg, geprikkeld bent. Wij hebben getracht om op grond van Gods Woord aan te tonen, dat bepaalde dogma's, die u vanaf uw jeugd als onomstotelijke waarheden hebt aangenomen, toch dwalingen zijn.

Waarom deden wij dat?

Niet omdat wij alleen maar iets wilden afbreken, maar omdat wij u daarvoor iets anders, de Waarheid, ja Iemand anders, Jezus Christus zelf als de enige en volkomen Zaligmaker kunnen verkondigen.

Wij zijn allen zondaars

In de r.k. Bijbel lezen wij: „Mensenkind, zó heb Ik ú aangesteld als wachter over Israëls huis. Wanneer gij iets van Mij verneemt, moet ge hen waarschuwen namens Mij. Zeg Ik tot de zondaar: Zondaar, ge zult zeker sterven; maar doet gij uw mond niet open, om de zondaar voor zijn gedrag te waarschuwen, dan zal die zondaar wel om zijn eigen schuld sterven, maar van zijn bloed zal Ik ú rekenschap vragen. Maar hebt ge de zondaar gewaarschuwd, dat hij zich bekeren moet, en betert hij zijn leven niet, dan zal hij om zijn eigen schuld sterven, maar zelf hebt ge uw leven gered" (Ez. 33:7-9).

Welnu God zegt tot ons in de Bijbel, dat de bekering van de zondaar daarin bestaat, dat hij berouwvol zijn schuld voor God belijdt en niet meer op eigen werken vertrouwt, maar enkel op het WERK van Christus." Aan degene echter die niet werkt, maar gelooft in Hem die de goddeloze rechtvaardigt, wordt zijn geloof als gerechtigheid aangerekend" (Rom. 4:5). Uw kerk echter leert dat de mens wèl door zijn werken het eeuwige leven kan verdienen. Daarom moeten wij u waarschuwen: Dit is onjuist. Als u het van uw werken verwacht, gaat u voor eeuwig verloren.

Wanneer u dan onze waarschuwing die wij in de naam van God zelf tot u richten, in de wind slaat, dan zult u eenmaal de eeuwige dood sterven, maar God zal dan van ons geen rekenschap vragen over uw ondergang, omdat wij u tijdig gewaarschuwd hadden.

En het is daarom, dat „wij u in Christus' naam smeken: laat u met God verzoenen!" (2 Cor. 5:20).

Geen bekering tot een kerk, wèl bekering tot Christus

Wij vragen u dus niet om u te bekeren tot een protestantse kerk. Dat zou een weinig hoogstaande zieltjeswinnerij zijn.

De Bijbel zegt ook nergens, dat wij ons tot een kerk zouden moeten bekeren, maar roept ons wèl op om ons tot Christus te bekeren.

Ook de zogenaamde eerste paus, de apostel Petrus, zegt niet: Kom tot de kerk, waarvan ik het hoofd, de steenrots ben, maar: „Treedt toe tot Hem, de levende steen, die door de mensen wel verworpen is, maar bij God uitverkoren en kostbaar. Laat ook uzelf als levende stenen voegen in de bouw van een geestelijke tempel" (1 Petr. 2:4, 5).

Als u zich tot Christus bekeerd hebt, als u besloten hebt om voortaan enkel op Hem te vertrouwen, dan zal Hij u wel verder leiden in de rijke geheimenissen van zijn openbaring. De Geest van Jezus zelf zal u leiden naar de heerlijke waarheden Gods en door de overdenking van Gods Woord zult u dan langzaam wel tot het inzicht komen, dat u zich bij een kerk moet voegen. Maar nog eens: het is niet de kerk, die zalig maakt, noch de rooms-katholieke, noch de protestantse kerk. Alleen Christus is voor ons gestorven en niet de kerk.

Onuitsprekelijke heerlijkheden liggen op u te wachten.

Wij hebben u dus gewaarschuwd, dat u niet meer op uzelf en op uw eigen werken moet vertrouwen, omdat u anders verloren gaat. Wij vragen u: zoudt u het liefde vinden, wanneer wij die deze overtuiging zijn toegedaan, zouden zwijgen? Zoudt u het kunnen waarderen, als wij overtuigd zijn dat u op weg bent naar een eeuwige ondergang, omdat u op uw eigen verdiensten vertrouwt, en wij u rustig die ondergang tegemoet lieten lopen, zonder alarm te slaan?

Maar dat is niet het enige, waar het om gaat. Ook hier op aarde wachten u reeds onvermoede geestelijke rijkdommen, wanneer u Jezus Christus in geloof aanvaardt als uw enige en volkomen Zaligmaker.

Dan gaat Christus in u leven. U zult Hem leren kennen met uw hart. Dat is een wondere ervaring. Zijn eeuwig leven gaat door u stromen. Zijn Heilige Geest gaat u vervullen. Deze gemeenschap met de levende Heiland kan soms stil zijn en vredig, soms bruisend, krachtig, juichend.

En achter die eenheid met Jezus, reeds nú, staat de zekerheid, dat wij eenmaal voor altijd bij Hem zullen zijn. Dan zullen wij Hem mogen aanschouwen zoals Hij is. Dan zullen we God eeuwig kunnen aanbidden en danken voor zijn onbegrijpelijke goedertierenheid, zijn genade, die Hij ons in Jezus Christus bewezen heeft.

Wij zouden daar nog lang over kunnen praten. Maar we willen in deze brochure kort zijn. Daarom nogmaals:

„Wij smeken u in Christus' naam: laat n met God verzoenen"!

De klop op de deur

Door klopsignalen kreeg men in Lengede kontakt met de elf ingesloten mijnwer kers en konden zij gered worden.

Ook Jezus tracht kontakt met ons te krijgen door de klopsignalen van zijn Woord: „Zie, Ik sta aan de deur en klop. Als iemand mijn stem hoort en de deur opent, zal Ik bij hem binnenkomen en maaltijd met hem houden en hij met Mij" (Apok. 2:20).

Hebt u in dit boekje de klopsignalen van Christus gehoord? Wij hebben slechts het Woord van Christus laten horen en, om voor u alle twijfel weg te nemen, hebben wij steeds de r.k. vertalingen aangehaald.

Aan u ligt nu de beslissing. Jezus zegt niet: „Als Ik de deur open, zal Ik binnenkomen.....". Neen, als wij de klop op de deur van Jezus horen, dan moeten wij opendoen. Jezus forceert geen deuren. Hij wil geen inbreker bij ons zijn. Zeker, uit uzelf kunt u niet eens opstaan om de deur te gaan openen voor Christus. Maar Jezus Christus zal u met zijn Heilige Geest doordringen en gedreven door die Geest zult u verlangend opstaan om Jezus te ontmoeten.

U moet opendoen

Maar nog eens: U, U, U moet dus opstaan en de deur voor Christus openen opdat Hij bij u kan binnenkomen. U moet dus iets doen. U moet een beslissing nemen.

Als u na het lezen dat boekje weglegt en denkt: „Ik zal eens zien.... Misschien later....". dan kan het te laat, voor eeuwig te laat, worden.

Elk mens, of hij protestant, r. katholiek of humanist is, moet Jezus persoonlijk binnenlaten.

Ja, maar...

Ja, maar voor mij als r. katholiek is zulk een beslissing heel zwaar. Wanneer ik Jezus ga aanvaarden als mijn enige en volkomen Zaligmaker, dan betekent dat dat ik de biecht, de Mariaverering, de mis en nog allerlei andere leerstellingen en praktijken van de r.k. kerk moet prijsgeven. Dat betekent dus, dat ik met mijn kerk zal moeten breken. En de breuk met mijn kerk betekent weer een breuk met mijn familie.

Och, zou dat in onze tijd werkelijk nog zo dramatisch zijn? Op het concilie zijn protestantse waarnemers toegelaten en de paus noemt de protestanten de afgescheiden broeders en zusters. Als de r.k. kerk dat werkelijk meent, als dat geen taktische manoeuvre is ,dan zal zij er toch niet zoveel bezwaar tegen moeten maken, wanneer een r. katholiek overgaat naar die afgescheiden „broeders en zusters".

Maar hoe het dan ook zij, en wat het u ook moge kosten, zelfs uw leven, Jezus blijft aan die eis vasthouden: „Wie vader of moeder meer bemint dan Mij, is Mij niet waardig; wie zoon of dochter meer bemint dan Mij, is Mij niet waardig" (Mat. 10:37, 38).

Maar wij mogen u ook deze troost meegeven: „Iedereen die zijn huis, broers of zusters, vader of moeder, vrouw, kinderen of akkers heeft prijsgegeven om mijn Naam, zal het honderdvoudig terugkrijgen en eeuwig leven ontvangen" (Mat. 19:29).

Ieder moet persoonlijk rekenschap geven

Maar zal God mij dat zo kwalijk nemen, als ik enkel op mijn kerk vertrouw? Het is toch een daad van nederigheid om mij steeds te onderwerpen aan de leiding van mijn kerk?

ONS ANTWOORD :

Wij zullen allen eenmaal voor Gods rechterstoel moeten verschijnen. En dan moeten wij persoonlijk rekenschap geven van de talenten die God ons heeft toevertrouwd. Denkt u maar aan de gelijkenis van de onrechtvaardige rentmeester (Luk. 16 : 2).

Zo zal God u ook rekenschap vragen: Wat hebt u gedaan met het talent van mijn onfeilbare Woord, de Schrift, die Ik u heb toevertrouwd?

Dan bent u niet klaar met een verwijzing naar de kerk, waartoe u behoorde. Dan is God niet tevreden, wanneer u zegt: Ik heb uw Woord door mijn kerk laten onderzoeken en ik heb zo maar de uitleg aanvaard, die zij mij van Uw Woord gegeven heeft.

God heeft toch immers zijn Woord aan ons allen gegeven om er persoonlijk mee bezig te zijn, en ons leven naar dat Woord te richten.

Daarom willen wij dringend wijzen op deze zeer ernstige woorden van Paulus:

„Allen zullen wij verschijnen voor de rechterstoel van God. Want er staat geschreven: Zo waar Ik leef, zegt de Heer, voor Mij zal elke knie zich huigen en elke tong zal God lofprijzen. Zo zal dan ieder van ons rekenschap moeten afleggen voor zichzelf" (Rom. 14:10h-12).

Gods uitverkiezing en menselijke onmacht

Wij willen echter deze brochure besluiten met nog eens te wijzen op een ander aspekt van het Evangelie. En dat is uw onmacht om uzelf te redden. Wij hebben door onze zonden het voor onszelf onmogelijk gemaakt om uit eigen beweging de deur voor Jezus open te doen en Hem binnen te laten. Van nature staan wij vijandig tegenover God en willen wij niet eens luisteren naar wat Hij ons zeggen wil. En uit ons zelf zouden we op de klop van Jezus aan onze deur slechts reageren met haat en we zouden Hem dan van onze deur wegjagen.

Maar als Gods Geest in ons gaat werken, dan horen wij in de stem van Hem die voor ons gekruisigd werd, ineens onze diepe verlorenheid en tegelijk onze verlossing om niet. Dan worden wij verbrijzeld in berouw en schreien tegelijk van vreugde omdat wij zulk een barmhartige Vader en zulk een goede Herder gevonden hebben.

Hoe deze besliste oproep van de Bijbel tot ons om zelf open te doen voor Jezus, kan samengaan met deze menselijke onmacht om uit onszelf aan die oproep gehoor te geven, zullen wij met ons redenerend verstand op aarde nooit begrijpen.

Maar wanneer u eenmaal tot bekering bent gekomen ,dan zult u ervaren dat alles louter genade was, dat het eigenlijk God was die u bekeerd heeft tot Hem, en niet u die zich bekeerd hebt tot Hem. Dan zult u in uzelf nooit, ook niet de geringste, reden vinden om zelfs maar enigszins op uw eigen prestaties te roemen. Dan zult u zich alleen maar voor God schamen voor al „uw prestaties", omdat ze steeds aangevreten zijn door het bederf.

Maar juist daarom zal het lied van Gods barmhartigheid des te zuiverder in u kunnen oprijzen. Dan zult u er slechts uw vreugde in kunnen vinden om die God van de souvereine genade in Jezus Christus te loven en te prijzen.

„Gezegend is God, de Vader van onze Heer Jezus Christus, die ons in de hemelen in Christus heeft gezegend met elke geestelijke zegen. In Hem heeft Hij ons uitverkoren vóór de grondlegging der wereld, om heilig en vlekkeloos te zijn voor zijn aangezicht. In liefde heeft Hij ons voorbestemd zijn kinderen te worden door Jezus Christus, naar het welbehagen van zijn wil, tot lof van de heerlijkheid zijner genade" (Ef. 1:3-6).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 februari 1964

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

Kort maar krachtig

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 februari 1964

In de Rechte Straat | 32 Pagina's