IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

Ik heb in het Licht geloofd om kind van het licht te worden (vervolg)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ik heb in het Licht geloofd om kind van het licht te worden (vervolg)

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Twee jaar studie van de Bijbel

De kerkelijke strafrechterlijke verwikkelingen, die het gevolg waren geweest van mijn verblijf bij de predikant in Madrid, werden afgehandeld, zonder dat mijn naam daarbij openlijk werd genoemd. Zodoende kon ik mijn taak in het seminarie voortzetten.

De nieuwe cursus ving ik aan tesamen met mijn neef. Zijn benoeming tot geestelijk direkteur van de theologische afdeling van het seminarie (ik was direkteur van de filosofie-seminaristen) was een grote verrassing. Ik zag het als een beschikking Gods. Ik zou nu rustiger en uitvoeriger met hem kunnen praten over al de dingen die mij bezig hielden.

En we hebben dat gedaan tot op zekere hoogte. Dan gingen wij toch steeds weer uit elkaar. Ergens was er een niet-begrij pen. Het Woord Gods is immers iets anders dan een filosofieboek. Men kan het slechts begrijpen vanuit innerlijke beleving. Langs de weg van de diskussie kwamen wij niet verder. Tegenover zijn argumenten had ik steeds weer tegen-argumenten.

Mijn geestelijke leiding van de seminaristen in deze twee jaren werd steeds duidelijker gericht. Ik kon niet langer meer over bepaalde fundamentele leerstellingen van het rooms-katholicisme spreken zonder in botsing te komen met mijzelf. Daarom plaatste ik voortaan Jezus Christus in het middelpunt van al mijn meditaties en preken. Ik wees er op, dat Hij onze persoonlij ke Zali gmaker moet zijn. Ik leerde hen om Jezus Christus niet langer te beschouwen als een abstrakte gestalte, ver weg en verwaasd in intellektualiteit. Ik leerde hen gemeenschap te oefenen met Christus als met de broeder, de blijvende en trouwe vriend die in al onze nood ons te hulp komt. Ik openbaarde hun de heerlij kheid van de liefdevolle kennis van Jezus. Ik drong voortdurend aan op liefde voor het Woord Gods en ik kwam telkens bij hen terug op de noodzaak van een christelijk leven in geest en in waarheid. „Ja, nu heb ik Christus pas echt leren kennen", zo zeiden sommigen toen tegen mij. De zuiverheid van deze Bijbelse visie had hen zeer in beslag genomen

In die tijd zag ik mij ook verplicht om van de oversten de benoeming tot geestelijk leider van de priesterretraites aan te nemen. Het kostte mij echter veel moeite om die benoeming te aanvaarden. Bij de prediking van deze retraites probeerde ik dan maar om tussen de r.k. dogma's door te zeilen en Jezus Christus centraal te stellen. Steeds maar sprak ik over Hem en over onze eenheid met Hem door het geloof, de hoop en de liefde. Maar innerlijk bleef ik mij voornamelijk wijden aan gebed en persoonlijke studie. En in het gebed begon ik steeds klaarder te zien, dat het voor mij onmogelijk zou zijn om binnen de r.k kerk te leven overeenkomstig Gods Woord. Ik bestudeerde dogmatische werken en boeken over de kerkgeschiedenis. Maar mijn lievelingsboek was de Bijbel. Alleen daarin vond ik de vrede en het licht, waaraan mijn ziel zulk een behoefte had.

Het Woord van God

Als r.k. priester wist ik, dat de Heilige Schrift het Woord van God is, maar ik had daar nooit veel waarde aan gehecht. Per slot van rekening golden de pauselijke dokument en voor mij als Woord van God voor deze tijd. Daarom ruimde ik geen belangrijke plaats voor de Bijbel in. Maar nu mijn geloof in de Bijbel begon te groeien, werd dat anders. God sprak daar doorheen op een direkte en levende wijze tot mij en bracht mij door zijn levenwekkende Geest in gemeenschap met de Heiland. Dat was een heel nieuwe ervaring voor mij. Het Woord Gods werd als een sakrament voor mij. „Het woord Gods is levend en krachtigen scherper dan enig tweesnijdend zwaar den het dringt door zó diep, dat het vaneen scheidt ziel en geest, gewrichten en merg, en het schift overleggingen en gedachten des harten" (Hebr. 4:12) „Want zoals de regen en de sneeuw van de hemel neerdaalt en daarheen niet weerkeert, maar doorvochtigt eerst de aarde en maakt haar vruchtbaar en doet haar uitspruiten en geeft zaad aan de zaaier en brood aan de eter, al zo zal mijn woord, dat uit mijn mond uitgaat, ook zijn; het zal niet ledig tot Mij wederkeren, maar het zal doen wat Mij behaagt en dat volbrengen, waartoe ik het zend" (Jes. 55 : 10, 11)

Zo kreeg ik een nieuw geloof in het Woord van God en een volkomen vertrouwen in de beloften van de Here. „Hemel en aarde zullen voorbijgaan, maar mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan" (Mat. 24:35). „Want hoevele beloften Gods er ook zijn, in Hem is het: Ja; daar om is ook door Hem het: Amen, tot eer van God door ons" (2 Kor. 1:20).

Daarom werd het Woord van God werkelijk eten voor mijn ziel. Ik vond er vrede in, troost en licht. „Al wat namelijk te voren geschreven is, werd tot onderricht geschreven, opdat wij in de weg der volharding en van de vert roosting der Schriften de hoop zouden vasthouden" (Rom. 15:4). Door de overdenking van Gods Woor dont dekteik steeds meer de liefde van God in Jezus Christus. Daardoor kwam ik tenslotte tot een persoonlijke ontmoeting met Jezus Christus. Ik had Hem alleen gekend met mijn verstand. Maar nu leerde ik Hem kennen met mijn hart en ik wist dat ik Hem nooit meer zou verliezen, dat niets Hem meer van zijn plaats in mijn hart zou kunnen verdrijven en dat Hij altijd bij mij zou zijn in alle momenten van het leven.

God tekende mijn portret

Daarom geloofde ik ook in alles wat het Woord van God zegt over elke mens die uit Adam geboren is, dus ook over mij:

„ Want allen (dus ook ik) hebben gezendigd en derven de heerlijkheid Gods" (Rom. 3:23). Ik ben „dood door de overtredingen" (Ef. 2:5). Ik ben „afgeweken en onnut geworden" (Kom 3:12). Ik „doe niet wat goed is" (Rom 3:12).

Ik ben „kind des toorns", „kind van de duivel" (Ef. 2:3; Joh. 3:36; 8:44) Ik hen „vijand van God, opstandig, blind, in de duisternis, in de dwaling" (Tit. 3:23; Joh. 11.1 Joh. 4:6).

God zei dat alles tegen mij en als ik dat niet zou aannemen, dan zou ik Hem tot leugenaar maken. „Indien wij zeggen, dat wij geen zonden hebben, misleiden wij onszelf en de waarheid is in ons niet. ....Indien wij zeggen, dat wij niet gezondigd hebben, maken wij Hem tot een leugenaar en zijn woord is in ons niet" (1 Joh. 1:8, 10).

Dat was het portret dat God mij voorhield. Zo zag ik mijzelf in de spiegel van zijn Woord: Ik ben een zondig mens

Het aanbod van de genade

Maar God sprak tot mij en nodigde mij uit zijn barmhartige liefde in Jezus Christus te aanvaarden. Hij gaf mij Zijn eniggeboren Zoon opdat ik door Hem de zaligheid zou bezitten.

Christus werd voor mij de onuitsprekelijke gave van de Vader, in wie ik alles zou hebben wat ik nodig had. „Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe" (Joh. 3:16). „Hoe zal Hij, die zelfs zijn eigen Zoon niet gespaard, maar voor ons allen overgegeven heeft, ons met Hem ook niet alle dingen schenken?" (Rom. 8:32). „Hierin is de liefde Gods jegens ons openbaar geworden, dat God zijn eniggeboren Zoon heeft gezonden in de wereld, opdat wij zouden leven door Hem· Hierin is de liefde, niet, dat wij God liefgehad hebben, maar dat Hij ons heeft liefgehad en zijn Zoon gezonden heeft als een verzoening voor onze zonden" (1 Joh. 4:9, 10). „God echter bewijst zijn liefde jegens ons, doordat Christus, toen wij nog zondaren waren, voor ons gestorven is" (Rom. 5:8).

En Jezus Christus bood Zich aan mij aan als mijn enige Zaligmaker: „Want er is één God en ook één middelaar tussen God en mensen, de mens Christus Jezus, die Zich gegeven heeft tot een losprijs voor allen" (1 Tim. 2:5).

......als mijn machtige en algenoegzame Zaligmaker

„....en hoe overweldigend groot zijn kracht is aan ons, die geloven, naar de werking van de sterkte zijner macht" (Ef. 1:19)· „Hem nu die blijkens de kracht die in ons werkt, bij machte is oneindig veel meer te doen dan wij bidden of beseffen...." (Ef. 3:20). „Waar evenwel de zonde toenam, is de genade meer dan overvloedig geworden" (Rom. 5:20).

...als de Christus, die uit louter erbarmen redt

„.... heeft Hij, niet om werken der gerechtigheid die wij zouden gedaan hebben, doch naar zijn ontferming ons gered door het bad der wedergeboorte en der vernieuwing door de heilige Geest, die Hij rijkelijk over ons heeft uitgestort door Jezus Christus, onze Heiland, opdat wij, gerechtvaardigd door zijn genade, erfgenamen zouden worden overeenkomstig de hope des eeuwigen levens" (Tit. 3:5-7).

......als Degene die mij bekwaamt tot het doen van goede werken

„Dit is een getrouw woord en ik wil, dat gij op dit punt een krachtig getuigenis geeft, opdat zij, die hun vertrouwen op God gebouwd hebben, er voor zorgen vooraan te staan in goede werken" (Tit· 3:8) „....want zijn maaksel zijn wij, in Christus Jezus geschapen om goede werken te doen, die God tevoren bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen" (Ef. 2:10).

......als Degene die mijn ongenoegzaamheid te hulp komt

„ Maar uit Hem is het, dat gij in Christus Jezus zijt, die ons van God geworden is: wijsheid, rechtvaardigheid, heiliging en verlossing, opdat het zij, gelijk geschreven staat: Wie roemt, roeme in de Here" (1 Kor. 1:30, 31).

Het geloof

Een van de eerste dingen, die ik bij de studie van de Bijbel opmerkte, was het verschil tussen wat de r.k. theologen en wat de Bijbel leert over het wezen van het geloof.

Volgens de r.k. theologen is het geloof eigenlijk iets van het verstand. 1). Volgens de Bijbel echter omvat het geloof de hele menselijke persoonlijkheid: verstand, wil en gevoel. Het geloof doortrekt alle sferen, alle lagen van de mens en beweegt hem tot een liefdevolle overgave en een algeheel vertrouwen in God de Vader, die ons in Jezus Christus het eeuwig behoud belooft en deze belofte ook zeker vervullen zal.

Dit geloof is reeds in zichzelf: leven. Zijn voorwerp is niet een systeem van allerlei afzonderlijke waarheden, maar de onmetelijke liefde van God de Vader, die Hij getoond heeft in Jezus Christus, de volkomen Zaligmaker voor allen en voor ieder die in Hem geloven wil.

Het geloof is dus niet een simpele intellektuele instemming met een waarheid, maar de persoonlijke erkenning van het werk van de liefde, dat God in Jezus Christus volbracht heeft voor onze redding. Het geloof is levend, omdat het voortkomt uit de liefde en heenstuwt naar de liefde.

Het is dit geloof, dat het enige en voldoende middel is om de beloften van Christus deelachtig te worden. „Want wij zijn van oordeel, dat de mens door geloof gerechtvaardigd wordt, zonder werken der wet" (Rom. 3:28). „Want door genade zijt gij behouden, door het geloof, en dat niet uit uzelf, niet uit werken, opdat niemand roeme" (Ef. 2:8, 9) „Doch allen die Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven om kinderen Gods te worden, hun, die in ziin naam geloven" (Joh. 1:12).

Voor mijn rechtvaardigmaking zijn dus geen uiterlijke middelen nodig. Want God zelf doet mij door zijn Geest herboren worden door middel van het geloof, het levende geloof, het geloof niet slechts van het verstand, maar ook van het hart, van de hele persoonlijkheid. God doet mij herboren worden door een onmiddellijke en levende eenheid tot stand te brengen tussen Christus en mij, zoals de ranken verbonden zijn met de wijnstok". ....zo moet ook de Zoon des mensen verhoogd worden, opdat een ieder, die gelooft, in Hem eeuwig leven hebbe" (Joh. 3:14-15). „Wie in de Zoon gelooft, heeft eeuwig leven" (Joh 3:36). „Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wie gelooft heeft eeuwig leven. Joh. 6:47. Ook heb ik geschreven, die gelooft in de naam van de Zoon Gods, opdat gij weet, dat gij eeuwig leven hebt" (1 Joh. 5:13). „Want indien gij met uw mond belijdt, dat Jezus Heer is, en met uw hart gelooft, dat God Hem uit de doden heeft opgewekt, zult gij behouden worden" .... „Immers, één en dezelfde is de Heer over allen, rijk voor allen die Hem aanroepen" (Rom. 10:9, 12).

Konsekwenties

Ik zag in, dat uit deze Bijbelse leer onmiddellijk volgde, dat uiterlijke middelen om mij met God te verenigen, beslist overbodig waren.

Waarom nog menselijke tussenmiddelaars aanstellen, als God in zijn Woord duidelijk zegt, dat Hij de kwestie van ons eeuwig behoud wil oplossen door een direkt en persoonlijk kontakt tusen Hemzelf en de mens? Ik kon op geen enkele wijze de noodzaak inzien van priesters en van sakramenten als tekenen, die de genade aanduiden maar ook geven, en nergens in de Bijbel kon ik vinden, dat Jezus deze sakramenten zou hebben ingesteld als noodzakelijke middelen voor ons eeuwig behoud

(Wordt vervolgd).

1) Er is weliswaar momenteel in de r.k·. kerk een stroming, die meer de nadruk legt op het paulinisch aspekt van het geloof als vertrouwen en als gave.

Deze opvatting waren wij nooit tegengekomen in onze boeken van de theologie.

Maar juist in die tijd verschenen in Spanje boeken van buitenlandse schrijvers, zoals Journet, Tils, Danielou, de Lubac, waarin de traditionele leer op een andere wijze werd belicht.

De lezing daarvan gaf mij een zekere verlichting. Deze opvattingen leken mij meer in de lijn te liggen van het zuivere Evangelie. Maar deze vreugde was van korte duur. Want spoedig gaf ik er mij rekenschap van, dat deze schrijvers inderdaad een belangrijk aspekt van het geloof, dat vroeger verwaarloosd was, naar voren brachten, maar dat zij toch in wezen vasthielden aan de traditionele leer.

Ook zij bleven het geloof beschouwen als een „virtus infusa" een „habitus" (= een ingestorte deugd, een hebbelijkheid, „habitus" is moeilijk in het Nederlands te vertalen), die door het Doopsel voor het eerst wordt medegedeeld· Ook zij aanvaarden dit geloof niet als genoegzaam middel waarlangs wij de rechtvaardigmaking deelachtig worden.

Deze schrijvers die de meer bijbelse lijn van de z.g. „nieuwe theologie" volgden, wekten bij ons de indruk, dat zij zich inspanden om dichter te komen bij het zuivere Evangelie, maar dat zij daarbij toch telkens weer kwamen te staan voor de muur, die de r.k. kerk heeft opgetrokken op het concilie van Trente en door andere officiële uitspraken. Daardoor is het voor hen onmogelijk om tot de volle diepte van de Bijbelse visie op het geloof door te dringen Daardoor konden zij ook niet alle konsekwenties van het Bijbelse geloof trekken, daar zij anders een schisma zouden riskeren.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 mei 1963

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

Ik heb in het Licht geloofd om kind van het licht te worden (vervolg)

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 mei 1963

In de Rechte Straat | 32 Pagina's