God is voor jou dood!

Geachte Dominee,

Waarom een brief naar U schrijven? Omdat het zo gemakkelijk is naar een onbekende te schrijven, iemand die niet van je bestaan afweet, maar die misschien toch naar je luisteren wil.

Iemand, waar je tegen kunt zeggen, dat je de draad van het leven kwijt bent, dat je de zin van dit leven niet meer ziet, dat je de hele boel er wel bij neer wilt gooien. Dat je je geloof kwijt bent, niet meer op de oude weg kunt komen. Dat je je nu zo angstig voelt en nergens rust kunt vinden, dat je overal je onrust mee moet slepen. Dat je gesmeekt en gebeden hebt. Dat je al je ellende en leed wel uit zou willen schreeuwen en het lijkt of er niemand is, die naar je luisteren wil. Dat je er niet uit kunt komen en er altijd weer de vraag komt: Waarom, waarom krijg ik dit niet of dat niet? Waarom kan ik niet meer geloven? Waarom heb ik geen geloof, dat zich in mijn leven toont, zodat de mensen mijn geloof merken in mijn gedrag en niet meer zeggen: Wat? Ben jij een christen? Kom, zeg weet je niet wat anders?

En dan is er vooral die onrust, dat gevoel alsof God niets meer met je te maken wil hebben. Die doffe pijn in je.

Tien jaar geleden heb ik de kerk de rug toegedraaid. Sindsdien ben ik naar plaatsen gegaan waar ik niet behoorde te komen. Ik ben met vele dingen achteloos omgegaan. Ik heb alleen maar aan mijzelf gedacht. Mijn werk heb ik maar half gedaan en tegen de mensen heb ik lopen te snauwen en te grauwen. Als het maar avond was, dan kon ik wel anders.

Nu verhuis ik weer naar een andere stad, maar het is mijn werk niet, en het zijn ook niet de mensen om mij heen, waar ik eigenlijk mee overhoop lig, maar ik zit met mijzelf in de knoei en ik kan er niet meer uitkomen.

Bidden durf ik niet meer. Het is of er dan een stem in mij is, die zegt: Durf jij dat nog te vragen? Durf jij nog om geluk te vragen? Ik zou mijn mond maar houden als ik jou was. God is voor jou dood.

Ik zou zo graag anders willen. Met dit arme leven, dat ik nu heb, kan ik niet verder.

Zou U mijn brief via „In de Rechte Straatt willen beantwoorden? Deze brief ondertekenen kan ik niet. Laat mij maar een onbekende blijven, die aan een onbekende haar hart eens mocht luchten.

Ons antwoord:

„De genade Gods is verschenen, heilbrengend voor alle mensen (Titus 2 : 11) Dus óók voor U !

Bidt voor deze dode !

Allereerst vraag ik aan alle lezers van ons blad om voor deze eenzame te bidden. Wij zullen aanstonds wel wat zeggen op deze noodkreten. Maar dit meisje is geestelijk dood en moet tot leven gewekt worden. Zij moet wederom geboren worden. En dat kan Gods Geest alleen. Als onze woorden niet geladen worden met Zijn levenwekkende kracht, dan vallen ze stuk op deze dorre ziel.

En bid dan tegelijk voor zovele anderen. Misschien ook lezers van ons blad, die misschien als rooms-katholieke of protestantse christenen staan ingeschreven in de burgerlijke stand, maar die Christus eigenlijk niet kennen en daarom geestelijk dood zijn.

En dan een woord tot U, beste onbekende vriendin :

Ja, dat akelige gevoel van eenzaamheid kan ik verstaan. Die beklemming en die duisternis heb ik ook doorleefd. Die vindt U terug in elke bekeringsgeschiedenis, althans min of meer.

U bent daarom op de goede weg. God slaat U met onmacht. Hij doet U zijn heiligheid voelen.

Ja, U voelt het nog niet als zodanig. U is alleen nog maar opstandig. Opstandig tegen God. U wil tegen alles trappen. U hebt ook nog geen echt berouw. Dat kan ook niet in deze toestand.

Maar God is met U bezig. Hij drong U tot het schrijven van deze brief.

En mag ik U nu vertellen van de uitredding? Nog eens: ik kan U niet redden. Dat kan God alleen.

Maar er is veel kans, dat dit het beslissende moment is in uw leven. Dat God ons blad gaat gebruiken om U te brengen in zijn Vaderarmen.

Ja, hef dan uw ogen omhoog. Niet naar God zelf. Dat kunt U en durft U niet. Maar hef uw ogen op naar Jezus Christus. In Hem is de goedertierenheid Gods verschenen: „Maar toen de goedertierenheid en mensenliefde van onze Heiland en God verscheen, heeft Hij, niet om werken der gerechtigheid, die wij zouden gedaan hebben, doch naar zijn ontferming ons gered". Dus ook niet om werken der gerechtigheid, die U eerst zoudt moeten doen. U moet dus niet eerst proberen om dat snauwen en grauwen en al die andere zonden te overwinnen, om zo enigszins de ontferming Gods te verdienen.

Neen, onmiddellijk, nu, terwijl U dit leest, moogt U zich geheel en al aan de goedertierenheid Gods overgeven. Dat is juist de roem van Gods genade, dat Hij U enkel wil redden „naar zijn ontferming". En straks zult U ook ervaren, hoe heerlijk dat is, wanneer U merkt dat uw bekering niet het gevolg is van eigen prestatie, maar enkel van Gods liefde. Dan wordt uw lofzang op Gods barmhartigheid zuiver. Dan zit er geen greintje eigen roem, geen wanklank van zelfbehagen in.

„…. door het bad der wedergeboorte en der vernieuwing door de heilige Geest, die Hij rijkelijk over ons heeft uitgestort door Jezus Christus, onze Heiland." Deze overgave aan Jezus Christus, uw Heiland en God, brengt een radikale verandering in U teweeg. Zoals na een stoffige zomerse dag, op vakantie. Na een lange, vermoeiende wandeling. Wanneer je dan een douche neemt, dan knap je er helemaal van op. Je wordt er een ander menc door.

Zo wordt ook U wedergeboren door de Heilige Geest en totaal vernieuwd door Hem, wanneer U Uzelf nu gaat opgeven aan het einde van uw vermoeiende wandeling van zelfprestaties en eigen strijd.

En dat is de diepe blijdschap van het Evangelie. Dat is de Vrede, die de engelen boven Bethlehem hebben uitgezonden. Want „rijkelijk stort God dan zijn heilige Geest over U uit". En naarmate uw geloof steeds meer gaat openstaan naar boven, des te meer zal God U vervullen van zijn Heilige Geest.

„….opdat wij, gerechtvaardigd door zijn genade, erfgenamen zouden worden overeenkomstig de hope des eeuwigen levens" (Deze passage is uit Titus 3 : 4 - 7). Let U op: weer die sterke benadrukking van de genade. U moet zo, zoals U bent, gekleed in de lompen van uw geestelijke miserie, vuil en bezoedeld door uw zonden, tot Jezus gaan. En wanneer U dan hulpeloos, maar tegelijk vol vertrouwen naar Hem opziet, dan zal Hij U rein wassen met zijn bloed, zodat uw ziel witter wordt dan sneeuw. Dan al Hij U bekleden met het blinkende kleed van zijn gerechtigheid.

En dan stort Hij in U de vaste hope op het eeuwige leven. Een vaste hoop! De brief aan de Hebreeën zegt: „Het geloof nu is de zekerheid der dingen, die men hoopt, en het bewijs der dingen, die men niet ziet" (Hebr. 11 : 1).

Voortaan is uw verwachting niet weer gesteld op U zelf, op uw eigen goede werken of op uw poging daartoe. Maar uw verwachting zal zich dan gronden op het reeds volbrachte werk van Jezus Christus. Dat goede werk, dat offer van Jezus Christus ligt daar voor altijd vast. En de Vader heeft dit offer aanvaard, want Hij heeft Jezus uit de doden opgewekt.

„Want evenals in Adam allen sterven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden. Maar ieder in zijn eigen rangorde: Christus als eersteling, vervolgens die van Christus zijn bij zijn komst" (1 Cor. 15 : 22 - 23).

Daar zullen wij dan elkander weerzien. U, de onbekende en wij, de lezers van dit blad, indien…. „wij van Christus zijn".

Nogmaals wij zullen daar zijn „niet om werken der gerechtigheid, die wij zouden gedaan hebben, doch naar zijn ontferming". Maar juist daarom kunnen we de absolute geloofszekerheid hebben van ons eeuwig behoud in Jezus Christus.

Ik laat U nu verder alleen met dit rijke Woord van God. Op dit moment, terwijl U dit leest, zullen vele abonnees van ons blad uw strijd voor Gods genadetroon brengen (en ook de strijd van anderen, die in een zelfde nood verkeren). En dan zou ik U ook willen vragen: Kom toch uit uw menselijke eenzaamheid vandaan. Zoek de gemeenschap der heiligen. Spreek eens met meisjes, die een zelfde zware gang moesten gaan zoals Henny Bos of Jannie Scholten. Zij zullen graag met U samen over Jezus praten. Zij zullen U graag vertellen, hoe zij Hem hebben gevonden. Zij zullen graag met U bidden.

En dan hopen we dat ook van U weldra een stralend getuigenis zal verschijnen in ons blad, waarin ook U louter roemt in de goedertierenheid Gods, die ons heilbrengend verschenen is in Jezus Christus.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen