IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

Positie van de vrouw

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Positie van de vrouw

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dat de R.-K. Kerk de vrouw eeuwenlang zo diep mogelijk heeft vernederd, wordt op zeer gedocumenteerde wijze aangetoond door prof. dr. Uta Ranke-Heineman, zelf rooms-katholieke, in haar boek "Eunuchen voor het hemelrijk -De R.-K. Kerk en seksualiteit" (uitg. Ambo-Baarn, 302 blz. ƒ 39,50).

Het heidendom overwon het christendom

We geven eerst enkele voorbeelden en putten daarbij ook uit de geschriften van sommige kerkvaders van de eerste eeuwen, waarop de R.-K. Kerk zich beroept. Maar Ranke laat juist zien dat die kerkvaders zich daarbij niet lieten leiden door de Bijbel, maar door de heidense religies. Zo citeert zij de heidense Griekse lijfarts van keizer Marcus Aurelius, Galenus (tweede eeuw), die de christenen prijst, omdat ze in hun verachting van de sexualiteit steeds dichter de heidenen naderen, zodat zij "een niveau hebben bereikt dat niet geringer is dan dat van de echte filosofen". "Zij hebben namelijk niet alleen mannen, maar ook vrouwen die zich hun hele leven lang seksueel onthouden" (p. 11).

In dit opzicht heeft niet het christendom het heidendom tot zich bekeerd, maar het heidendom het christendom. De heidenen hebben veel christenen in de eerste eeuwen ertoe gebracht om hun vijandigheid tegen het lichaam over te nemen, terwijl juist de Bijbel het lichaam met alles wat de Schepper daarin heeft gelegd ziet als een prachtige gave van God; denk maar aan het Hooglied. En helaas heeft de R.-K. Kerk in later eeuwen die heidense visie op het lichaam als iets verachtelijks overgenomen.

De olifant als voorbeeld voor de christenen

Plinius de Oudere, een heidense natuurkenner, "prijst als voorbeeld de olifant aan, die slechts om de twee jaar paart… de ideale voorstelling (omtrent de kuisheid) die in zijn tijd heerste".

De olifant als ideaal voor de mens wordt in veel latere stichtelijke lectuur van christenen overgenomen. "We treffen de kuise olifant van Plinius aan bij Richard van Saint-Victor (gest. 1173), bij Alanus van Rijssel (1202), bij de Codex Latinus Monacensis (dertiende eeuw), bij de dominicaan Willem Peraldus (1270) en bij de Geneefse bisschop Franciscus van Sales (1622)" (14).

Via de gnostiek is deze verachting van het lichaam in het christendom binnengedrongen. "Het lichaam is voor de gnosticus het met zinnen begaafd lijk, het graf dat ge met u meedraagt" (16).

Hiëronymus

"Geen kerkvader heeft kwetsender over het huwelijk geschreven, heeft de seksualiteit meer veracht dan Hiëronymus (Gest. 420), en geen kerkvader is zo bemind door vrouwen, heeft zo in hun nabijheid geleefd (ook ruimtelijk) en heeft op zijn ontseksualiseerde manier vrouwen zo liefgehad als hij. Hij is in 382 naar Rome gekomen, toen hij halverwege de dertig was, en werd de geestelijke raadsman en het middelpunt van een ascetisch clubje rijke dames uit de Romeinse aristocratie" (53).

(Psychologisch is het dwepen van die dames met de seksueel onbereikbare Hiëronymus gemakkelijk te verklaren).

Hiëronymus is het ook geweest, die eigenmachtig in de tekst van het apokriefe boek "Tobias" dat door Rome als onfeilbaar Bijbelboek wordt beschouwd, heeft ingelast dat Tobias de eerste drie nachten na zijn huwelijk niet met zijn vrouw zou hebben geleefd. De ingelaste tekst zoals die nog te vinden was in de Petrus Canisius vertaling van 1941, zijn de woorden die hij zou hebben gericht tot zijn vrouw tijdens de eerste huwelijksnacht: "Sara, sta op; wij moeten vandaag, morgen en overmorgen tot God blijven bidden. Deze drie nachten blijven we verbonden met God; eerst als de derde nacht voorbij is, zullen we ons huwelijksleven beginnen" (Tobias 8:4). De Willibrord Vertaling van 1975 heeft deze inlassing weggelaten.

Andere kerkvader

Clemens Alexandrinus (gest. 215) schrijft: "Bij de vrouw moet reeds het bewustzijn van de eigen aard schaamte opwekken" (107). Dus de vrouw moet zich erover schamen dat zij vrouw is.

Volgens Chrysostomus is het huwelijk een gevolg van de vloek na de zondeval van Adam en Eva: "Het huwelijk is dus afkomstig uit de ongehoorzaamheid, de vervloeking van de dood. Maagdelijkheid en onsterfelijkheid horen bij elkaar evenals huwelijk en dood" (49).

Ook Ambrosius haalt evenals de heidense stoïcijnen de dieren aan als voorbeeld voor de mens en zegt dat echtgenoten niet meer met elkaar als man en vrouw mogen samenleven als er geen kinderen meer kunnen komen (52).

Augustinus schrijft dat de ideale houding van de man tegenover zijn vrouw moet zijn: "Hij heeft in haar lief dat zij een mens is, hij haat in haar dat zij een vrouw is" (83). (Over de invloed die het boek Tobias en de geschriften van Augustinus hebben gehad met betrekking tot de minachting van de vrouw, heb ik geschreven in "Oog in oog met jezelf'p. 128-131).

Pausen

In een brief die aan 'paus'Clemens (91-100) werd toegeschreven (maar die intussen een latere vervalsing bleek te zijn) verheft deze zichzelf aldus: "Wij wonen niet met maagden samen. Ook wassen vrouwen ons niet de voeten, noch ook zalven zij ons" (102). Hij wil dus blijkbaar nog maagdelijker zijn dan Christus, die wél toeliet dat een vrouw, en nog wel een zondares, Zijn voeten zalfde, met haar tranen besproeide en ze afdroogde met haar haren.

Gregorius de Grote (gest. 604) eiste van gehuwde mannen die tot priester werden gewijd, "dat ze vanaf de dag van hun wijding hun vrouw nog slechts als een zuster liefhebben en zich voor haar hoeden als voor een vijand" (89).

"Leo IX (gest. 1054) liet op een Synode te Rome de vrouwen van priesters voor het Lateranenpaleis als slavin verkopen" (91).

Urbanus II bepaalde: "Als een subdiaken niet van zijn vrouw wil scheiden, mag de vorst zijn vrouw als slavin nemen" (93).

"De vrouwen van priesters heten sinds 1139 volgens het kerkelijk spraakgebruik slechts 'hoeren', zoals Alexander III (gest. 1181) zegt, of 'echtbreeksters' zoals Innocentius III hen noemt. In 1231 bepaalde de provinciale synode van Rouaan dat de concubines van de priesters vóór het verzamelde kerkvolk kaalgeschoren en gevoelig gestraft moesten worden" (94).

Paus Sixtus V "bedreigde echtbreuk met de strop en liet een vrouw terechtstellen die voor haar dochter als koppelaarster was opgetreden". "De voltrekking van het vonnis werd in dit geval nog verscherpt, doordat de dochter, getooid met de sieraden van haar minnaar, de terechtstelling moest bijwonen en een uur lang moest staan onder de galg waaraan het lijk van haar moeder hing" (208).

De pausen noemen zich de plaatsbekleders van Christus op aarde. Maar hoe heel anders was Christus tegenover de zondige vrouw in Joh. 8:1-11.

R.-K. beroemde theologen

Albertus Magnus: "De vrouw bevat meer vloeistof dan de man, en een eigenschap van vloeistof is: gemakkelijk op te nemen en moeilijk vast te houden. Vloeistof is gemakkelijk te bewegen. Daarom zijn de vrouwen onbestendig en nieuwsgierig. De vrouw kent geen trouw. Verstandige mannen delen hun plannen en daden daarom zo min mogelijk mee aan hun vrouw. De vrouw is een mislukte man en bezit, vergeleken bij de man, een defecte en foutieve natuur" (149).

Volgens Albertus is het niet goed dat mannen en vrouwen zich in het huwelijk veel aan elkaar geven. "Door te veel verkeer worden de hersens verdund en komen de ogen diep in hun kassen te liggen en zien ze slecht" (152).

Zijn nog beroemdere leerling Thomas van Aquino noemt de eenwording tussen de gehuwden "onreinheid", "bevlekking", "afschuwelijkheid", schandelijkheid", "smaad", "ontaarding", "ziekte", "bederf van de ongeschondenheid (corruptio integritatis)" (162).

De Duitse Dominicanen Jakob Sprengler en Heinrich Institoris schreven in hun Hexenhammer van 1487: "Wenen, bazelen en bedriegen horen tot het wezen van de vrouw" (197).

Celibataire mannenmoraal

De onverbiddelijke conclusie van dr. Ranke luidt dan ook: "De katholieke huwelijksmoraal is grotendeels de moraal van heerszuchtige mannen en komt neer op een genadeloze seksuele uitbuiting van de vrouw"(228). "Hier helpt nog slechts dat echtelieden afscheid nemen van de dictatuur van monikken en celibatairs, dat ze vertrouwen op hun eigen gezond verstand en hun eigen geweten" (219); ik zou daaraan willen toevoegen: "met als hoogste en beslissende norm de Bijbel".

"De katholieke moraaltheologie is een dwaasheid die zich religieus voordoet en zich op God beroept, en die veel menselijke gewetens heeft misvormd. Ze heeft de mensen met spitsvondige onzin belast en geprobeerd hen te dresseren tot moraalacrobaten (zedelijke krachtpatsers. HJH), in plaats van hen menselijker en menslievender te maken. Ze heeft schipbreuk geleden op haar eigen aanmatigende dwaasheid. Ze is stukgelopen op haar eigen onbarmhartigheid, omdat ze de mensen wilde onderwerpen aan haar eigen geboden die ketenen zijn, in plaats van hen te laten gehoorzamen aan de geboden Gods, die tot vrijheid oproepen" (282).

Die aanmatiging van de roomse mannelijke celibatairs beschrijft dr. Ranke als een poging om de boodschap van Christus te verbeteren. De tekorten van Jezus' verkondiging zijn verholpen door de kerk, doordat zij de boodschap heeft aangevuld, gesystematiseerd en geconcretiseerd. Een christendom van het daglicht veranderde in een schemerig biechtstoelgefluister dat zich steeds meer concentreerde op de zogenaamde zonden des vleses en steeds indiscreter werd" (275).

Kille, mannelijk-celibataire redeneringen

We geven daarvan enkele voorbeelden. "Masturbatie (zelfbevrediging) is een kwaad dat volgens Thomas van Aquino erger is dan geslachtsverkeer met de eigen moeder" (263).

Vanaf de twaalfde eeuw waren castraten (= ontmande jongens) in de Griekse kerk veel gebruikt als kerkzangers. In het westen gebeurde het pas aan het begin van de zeventiende eeuw. De pausen verboden dat vrouwen zouden zingen in de kerkkoren, maar stonden het toe voor castraten.

Paus Benedictus XIV heeft in 1748 beslist dat bisschoppen die bezwaar maakten tegen deze ontmanning van kleine jongens, die bezwaren niet openlijk mochten uitspreken. En als reden gaf hij op: "dat anders het gevaar dreigde dat de kerken waar de castraten ontbraken, leeg bleven" (212). "De Siciliaanse jezuïet Tamburini (gest. 1675) was een bijzonder voorvechter van de castratie, omdat daardoor 'de lofprijzing Gods in de kerker zoeter vernomen' kon worden" (213).

"Dan moeten moeder en kind beiden sterven"

Deze mannelijke celibatairs hebben, met de pausen voorop, beslist dat, wanneer een zieke moeder van een wisse dood gered kan worden, indien het kind dat ze verwacht, verwijderd wordt, ze dan maar allebei moeten sterven (254).

Ze hebben ook beslist dat een zwangere vrouw zich moet laten opensnijden, wanneer ze waarschijnlijk toch gaat sterven, opdat het kind dat ze verwacht kan gedoopt worden. "Na deze misdadige buikopensnijderstheologie wijst Alfons (de Liguori, de meest gezagvolle en tot kerkleraar verheven r.-k. moraaltheoloog. HJH) zich aan een andere christelijke vraag, namelijk of men een ter dood veroordeelde zwangere vrouw mag opensnijden en daardoor vooruit mag lopen op de terechtstelling, wanneer het gevaar bestaat dat het kind vóór de geboorte in de moederschoot sterft. Alfons beantwoordt die vraag bevestigend en citeert een hele reeks theologen die het met hem eens zijn" (260).

Deze paus wil de vrouw-vijandige moraal terug

Tijdens de ambtsperiode van Paulus VI is er een warmere wind gaan waaien voor de priestervrouwen. Hij heeft aan 32.000 priesters toegestaan een huwelijk te sluiten met de vrouw met wie ze samenwoonden. Maar deze paus heeft de kraan van die toestemmingen praktisch helemaal dichtgedraaid (p. 100).

Hij probeert ook om de vroegere oorbiecht weer in te voeren om zo de oude greep op de gewetens van de rooms-katholieken, vooral van de vrouwen, terug te krijgen.

Het is voor mijn besef dan ook weerzinwekkend dat in onze tijd vrouwen van predikanten die rooms-katholiek zijn geworden, genadig van deze machtige celibataire heerser van het Vaticaan als van een god het verlof aanvaarden dat zij met haar mannen gehuwd mogen blijven samenleven, ook wanneer haar man tot priester is gewijd.

Zij willen als God zijn

De achtergrond van de celibaatsWET die mensen zichzelf (laten) opleggen (dus niet van het celibaat als een gave van de Heilige Geest) is, zonder dat men het zelf beseft, het toegeven aan de paradijsverzoeking: "Gij zult als God zijn".

"God is een Geest" (Joh. 4:24) en zij willen dat ook zijn. En wanneer ze dan toch in zichzelf de trek naar de vrouw, en dus hun lichamelijkheid, bemerken, worden ze daar woedend om. Natuurlijk durven ze die woede niet rechtstreeks op God te richten. Daarom wentelen ze die af op de vrouw, die ze zo diep mogelijk vernederen en liefst als heks zouden verbranden.

Zo overtreden ze allerlei andere geboden. Wanneer ze zo krenkend over 'de'vrouw spreken, waar blijft dan hun respect voor hun eigen moeder? Wat doen ze dan met het gebod: "Eert … uw moeder"?

Ja, ze proberen hun geweten te sussen door althans één vrouw hemelhoog te verheffen, nl. Maria. Maar ook van deze gezegende moeder des Heeren maken ze een dwaas produkt van hun mannelijke, celibataire fantasie, die op geen enkele wijze meer beantwoordt aan de bijbelse werkelijkheid van Maria.

Paus Gregorius de Grote schreef vol lof over een priester, die wettig gehuwd was (toen kon dat nog), en op sterven lag: Toen zijn vrouw opmerkte, hoe zijn leden verslapten en hij zich uitstrekte alsof hij dood was, wilde ze nagaan of hij nog ademde en hield ze haar oor bij zijn neus. Dit voelde de voorbeeldige man en riep uit: "Vrouw, ga weg van mij". Even later riep hij uit: "Welkom, mijne heren! welkom, mijne heren … ik kom, ik kom". Ranke merkt schamper op: "Met deze woorden was hij ingegaan tot de hemelse herenclub van celibatairs. Gregorius zegt tot slot dat de heilige apostelen (natuurlijk allemaal zonder hun echtgenote) deze priester tegemoet waren gekomen, toen hij stierf" (89-90).

Maar het blijft voor deze celibatairs die beweren dat ze de Schrift willen volgen, moeilijk te verteren dat de zogenaamde eerste paus, de apostel Petrus, gehuwd was. Weet u hoe ze die moeilijkheid oplossen? De heiligverklaarde Petrus Damianus schreef: "Petrus heeft het vuil van het huwelijk afgewassen met het bloed van zijn marteldood" (92).

Zo prijst een paus de zogenaamde plaatsbekleder van Christus, een man uitbundig, omdat hij het gebod van de Bijbel radikaal met voeten heeft getreden: "Gij mannen, hebt uw eigen vrouwen lief gelijk ook Christus de Gemeente liefgehad heeft" (Ef. 5:25).

Deze celibatairs zijn als bed(t)weters met hun uitpluizerij van wat de gehuwden wel en niet mogen, gelijk geworden aan de Joodse uitpluizers, waartegen Jezus Zich keert in Mat. 23 en bv. in Markus 7:10-13: "Mozes heeft gezegd: Eer uw vader en uw moeder; en: wie vader of moeder vervloekt, die zal de dood sterven. Maar gij zegt: Het is korban (dat is te zeggen, een gave), zo wat u van mij ten nutte zou kunnen doen, (die voldoet). En gij laat hem niet meer toe iets aan zijn vader of zijn moeder te doen; makende (alzo) Gods Woord krachteloos door uw inzetting". Zo maken de pausen en priesters met hun inzettingen allerlei geboden krachteloos tot lof en eer van zichzelf, van hun vermeende vroomheid, hun God-gelijk-willenzijn.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 oktober 1990

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

Positie van de vrouw

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 oktober 1990

In de Rechte Straat | 32 Pagina's