IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

DE VADER TROK MIJ NAAR CHRISTUS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE VADER TROK MIJ NAAR CHRISTUS

Getuigenis van ex-priester Emond César

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Jezus zeide: „Niemand kan tot Mij komen, tenzij de Vader hem trekke" (Joh. 6:44). De hele geschiedenis van mijn bekering is een loflied op deze uitverkiezende, genadige liefde van God. Hij heeft de wonderbare Naam van Jezus Christus zo heerlijk voor mij gemaakt, dat ik mij aan Christus móest overgeven. Dat ik Zijn stem hoorde en verstond, dat ik mij liet trekken uit de put, waarin ik lag weggezonken, was omdat ik door de Vader aan Christus gegeven was.

Mijn naam is Emond César. Ik ben geboren in Port-au-Prince (Haïti) op 4 juli 1929- Ik groeide op in een devoot r.-k. gezin. Toen ik nog maar zes jaar oud was, voelde ik al de roeping tot levensheiliging. En omdat ik meende dat je dat alleen maar goed bereiken kon als priester, besloot ik priester te worden. Ik moest mijzelf heenworstelen door allerlei moeilijkheden, maar in maart 1957 was het dan eindelijk zover: ik werd gewijd door mgr. F. Poirier, aartsbisschop van Port-auPrince.

Ik kan zeggen dat ik, voordat ik tot Christus kwam, reeds leefde onder de geheimnisvolle en genaderijke invloed van Zijn onmetelijke liefde. Het was alsof Zijn zoete geur alle daden van vroomheid die ik verrichtte, bedauwde.

En toch was ik een blinde, die geleid werd door andere blinden (Mat. 15:14). Ik was als iemand die in een duistere kamer rondtast op zoek naar iets heel waardevols. Dan denkt hij dat hij het gevonden heeft, maar komt later tot de ontdekking dat het er alleen maar op leek, meer niet. Maar de mens die zoekt met zijn natuurlijke verstand, met behulp van allerlei filosofieën, is gelijk aan een wilde in de oerwouden, al gedraagt hij zich overigens nog zo beschaafd.

Ik wilde Christus bereiken en ik had daar alles voor over. Ik zocht Hem met heel mijn hart. Ik hield werkelijk van Hem en ik meende dat ik Hem zou kunnen vinden door middel van al mijn godsdienstige inspanningen. Ik volbracht alle godsdienstige voorschriften van mijn kerk in de veronderstelling dat dit ook de voorschriften van Christus waren.

Ik dacht dat ik door elk van de sacramenten nader tot Hem zou komen. Vooral aan de Eucharistie nam ik deel in innige overgave. Heel vaak knielde ik neer voor het tabernakel (het kastje waarin het geconsacreerde brood bewaard wordt, dat volgens de r.-k. leer Christus volledig bevat naar godheid en mensheid. HJH). Ik sprak met deze Jezus heel lang. Ik ervoer een diepe vreugde in de aanschouwing van de witte hostie (=ouwel), die in de monstrans werd tentoongesteld ter aanbidding door het kerkvolk. Helaas, die Jezus was niet de levende Jezus van het Evangelie, maar een andere Jezus (2 Kor. 11 :4). Het was een wassen Jezus, een pop, een creatie van mensen, dus een afgod.

De Heere wilde echter eerst mijn ogen en pas daarna mijn hart openen voor Hem. Dat heeft Hij genadig aan mij gedaan in Bellanse (voorheen: Saltrou) in Zuid-Haïti. Ik was daar pastoor van die grote parochie van juni 1966 tot januari 1970. Bellanse werd het keerpunt in mijn leven, mijn „weg naar Damuscus".

Nadat het tweede Vatikaanse Concilie min of meer groen licht had gegeven voor kontakt met de „afgescheiden broeders en zusters", zocht ik de gemeenschap met gelovigen uit de reformatie en werd daar zeer door verrijkt.

Ik bezocht hun kerkdiensten. We ontmoetten elkaar voor Bijbelstudie en gebed. Langzamerhand begonnen de schellen van mijn ogen te vallen. Maar ik was nog steeds als een bedelaar, die een zak met goud in zijn hut bezit zonder het te weten. Ik beschikte al lang over een Bijbel, maar had mij nooit gerealiseerd welk een schat dat Boek bevatte.

Lezer(es), ik moet u nu zeggen: Het is vreselijk als je weigert kennis te nemen van het Woord van God, want dan lig je onder Gods vervloeking. De Schrift niet kennen is Christus niet kermen. En Hij is de Weg, de Waarheid en het Leven. Buiten Hem ben je geknecht, ben je gebonden onder de doem van de demonen, ben je een slaaf van de duivel.

In Bellanse sloeg ik de protestantse christenen aandachtig gadig. Ik had bewondering voor hun onoverwinnelijke geloof en hun zekerheid van hun eeuwig behoud. Ik keek naar hen vanuit een donkere kerker. Ik zag hoeveel liefde zij onder elkaar hadden. Ik begeerde datzelfde geluk dat zij uitstraalden, terwijl mij vroeger geleerd was hen als vieze sectariërs te verachten.

Zij brachten mij er ook toe om de Bijbel nauwkeurig te onderzoeken en na te gaan wat het verschil was tussen de Jezus van ons en de Jezus die zij verkondigden, tussen de mens die de levende God, de Vader van Jezus Christus, aanbidt in geest en in waarheid en die dat niet doet (Joh. 4:23-24).

En om mijn geestelijke dorst te lessen begon ik te luisteren naar de evangelische radioprogramma's van Port-au-Prince en naar de uitzendingen van Trans World Radio vanuit Bonaire op de Nederlandse Antillen.

Het gevolg was dat mijn hele wijze van preken veranderde. Christus werd hét thema dat ik de mensen voorhield. Ik leerde mijn parochianen dat Christus de enige en volkomen Middelaar is tussen God en de mensen.

Het had voor mij ook praktische konsekwenties. Ik verwijderde alle beelden uit de kerken en kapellen van mijn parochie, ook die van Maria Ik had gelezen over Hizkia, die alle afgoden had stuk geslagen en zelfs de koperen slang (2 Kon. 18:4). Daarom vernietigde ook ik al die schaamteloze beelden, die het zicht op Christus als de enige Middelaar verduisterden, die maskers van de duivel. Ik begroef ze in de tuin van mijn pastorie. Blijkbaar was ik in mijn hart al een evangelisch christen. Ik had langzamerhand een andere opvatting gekregen over de ware oecumene dan het tweede Vatikaanse Concilie bedoeld had Rome heeft n.1. in alles zichzelf op het oog. Oecumene betekent voor Rome: protestanten naar de R-KKerk lokken. Voor mij begon oecumene te betekenen: de Heere zoeken met je ganse hart, samen groeien met alle oprechte gelovigen in één Geest, samen door het leven gaan met slechts één Persoon voor ogen: Jezus Christus (Mk. 9:8) met daarbij slechts één kompas: De Bijbel alleen (Hand. 17:11).

Maar de kerkelijke hiërarchie duldde dat niet. Meerdere keren werd ik geschorst in mijn bediening, omdat ik mij openlijk verzette tegen de heiligenverering en tegen andere ijdele leringen van Rome.

Tenslotte kwam ik voor de keuze te staan: de geboden van de Heere of de geboden van de R.-K.Kerk volgen. Ik moest kiezen tussen Christus of de paus, het Woord van God of het woord van een mens.

De Heilige Geest die de Plaatsbekleder van Christus op aarde is, bracht mij ertoe meer te gehoorzamen aan God dan aan mensen en te vertrouwen op het Woord van God dat niet gebonden is en de mensen vrij maakt.

Daarom ging ik uit het Grote Babyion en verliet het goddeloze roomse stelsel, opdat ik geen deel meer zou hebben aan haar ongerechtigheden en niet zou geslagen worden met de plagen, die haar van Godswege wachten (Openb. 18:4). „Want wat heeft de gerechtigheid gemeen met de ongerechtigheid en wat gemeenschap heeft het licht met de duisternis? En wat samenstemming heeft Christus met Belial of wat deel heeft de gelovige met de ongelovige?" (2 Kor. 6:14—15).

Daarom schreef ik vanuit Chicago (USA) een brief aan de aartsbisschop van Portau-Prince, op dat moment mgr. F. W. Ligondé, waarin ik hem meedeelde dat ik mijn priesterambt neerlegde. Onomwonden gaf ik als reden van die beslissing op, dat ik tot elke prijs de vrede voor mijn ziel, de zekerheid van mijn eeuwige zaligheid, zocht. Die brief schreef ik op 16 juni 1971.

Ik zocht voortdurend de gemeenschap met evangelische christenen. En in het voorjaar van 1973 nam een andere Meester mij in Zijn dienst: Jezus Christus. Ik werd Zijn eigendom.

Op 17 juli van datzelfde jaar trouwde ik met Emmalise Florial. Twee maanden later deed ik openbare belijdenis van mijn geloof. En thans mag ik als predikant het rijke Evangelie verkondigen dat de Heere mij geopenbaard heeft door Zijn Woord en Geest, samen met mijn vrouw en onze drie kinderen.

Voordat de Heere mij bevrijdde, had ik voortdurend in angsten verkeerd. Ondanks mijn geregelde gang naar de biechtstoel bleef ik mij wentelen in een poel van ongerechtigheid.

Niets kon mij de vrede waarnaar ik zozeer verlangde, schenken: noch de vele absoluties (vrijspraak) van de biechtvaders, noch de vele goede werken en dagelijkse devoties en vrome oefeningen zoals de mis, het brevier, de kruisweg, de rozenkrans, allerlei formuliergebeden, novenen, volle en gedeeltelijke aflaten enz. Vanuit maatschappelijk en religieus standpunt bezien vond ik mij een hele piet, maar in werkelijkheid lag ik weggezonken in duisternis, onwetendheid en dood, zonder kennis van de heerlijkheid Gods. Op zekere dag zag ik het ineens helder vóór mij: mijn hele leven is één grote leugen. Ik ben volkomen verloren.

Ik besloot daarom niet langer de r.-k.kerken te bezoeken. Op zaterdag 24 februari 1973 zat ik in een evangelisatiesamenkomst. Boven het gehele podium was deze zin aangebracht „Wilt u het wagen met Christus?"

Die indringende vraag greep mij diep aan. Gode zij dank, die mij ertoe bracht het te wagen met Zijn Zoon. Christus kwam in mijn hart en nodigde mij heel direkt uit om mij in algeheel vertrouwen aan Hem over te geven.

Op het moment dat Hij die vereniging met Hem in mij tot stand bracht, stroomde de Heilige Geest met Zijn zachte licht in mijn ziel binnen en gaf mij de zoete overtuiging dat het bloed van Christus mij had gereinigd van al mijn ongerechtigheden (1 Joh. 1:7, 9).

Verdwenen waren nu uit mijn ziel mijn angsten, mijn twijfels, mijn onvergeven zonden, al dat wrede gedoe, dat spel dat de duistere machten met mij gespeeld hadden vanaf mijn vroegste jeugd. Dat alles was nu voorgoed voorbij.

Toen ik de gelofte aflegde van kuisheid (celibaat) als diaken in 1954, beklemde mij dat. Ik was bang voor de kerkelijke oversten, bang voor wat de mensen van mij zouden zeggen, bang voor de dood, bang voor de hel en voor het vagevuur dat een ijdele uitvinding van mensen is, bang voor de duivel, bang voor God Zelf.

Ik wist niet hoe ik van al die angsten en depressies bevrijd kon worden, tot op dat grote moment. Wel had de Heere mij langzaam daartoe voorbereid door mij in het Nieuwe Testament te laten zien dat er bij niemand anders zaligheid te vinden is dan bij Jezus Christus (Hand. 4 : 12).

Maar toen ik tot het dieptepunt van mijn ellende was gekomen, toen ik heel duidelijk zag dat alleen Christus mij redden kon, kwam de overgave aan Hem als een overweldigende vrede in mijn hart.

Sinds dat moment wilde ik niet meer weten van missen, die een herhaling zouden zijn van het offer van het kruis, want ik kende nu het Lam dat de zonden der wereld, ook die van mij, gedragen heeft. Christus is nu mijn rots, mijn burcht (ps. 18:2). Hij is mij genoeg. Ik weet één ding: ik was blind en nu kan ik zien (Joh. 9:25). De Heere zij geprezen!

Vanaf die tijd heeft de Heere ook een last op mijn ziel gelegd- de begeerte om het Evangelie te verkondigen aan de honderdduizenden bisschoppen, priesters, kloosterbroeders, nonnen en leken. Ze hebben ogen om te zien, maar zien niet; oren om te horen, maar zij horen niet. Zoals de Farizeeën en Schriftgeleerden in de dagen van Jezus' omwandeling op aarde hebben zij het Woord Gods krachteloos gemaakt door hun menselijke overleveringen en voorschriften. Zo sluiten zij het Koninkrijk der hemelen toe voor de mensen (Mat. 23:13).

Ik zeg het met tranen in de ogen. Ik weet dat velen van hen oprecht zijn, maar oprechtheid kan een mens niet redden van de eeuwige dood De zaligheid is slechts uit Jezus Christus en we hebben deel aan Hem door het geloof, niet door onze oprechtheid. Bidt dat velen de weg der zaligheid vinden: Christus alleen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 november 1984

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

DE VADER TROK MIJ NAAR CHRISTUS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 november 1984

In de Rechte Straat | 32 Pagina's