IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

HOE DE PAUS ONFEILBAAR WERD

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOE DE PAUS ONFEILBAAR WERD

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dat is de titel van een boek van dr. A. B. Hasler (uitg. In den Toren-Baarn, 286 blz. ƒ 35,-). Hasler is r.-k. priester, geboren in 1937 in Zwitserland. Hij studeerde in Freiburg, Genève, Paderborn, Túbingen en Rome. Hij is doctor in de r.-k. theologie (1965) en in de nieuwste geschiedenis en de wetenschapstheorie (1976). Op het ogenblik maakt hij aan het Duits historisch instituut te Rome studie van de leiderscultus in totalitair-fascistische regimes.

Het boek is voorzien van een inleiding van Hans Kúng. En die inleiding is de belangrijkste oorzaak geworden, waarom Rome aan Kúng op 18 dec. 1979 de kerkelijke bevoegdheid tot het geven van onderwijs heeft ontnomen. Daaraan was echter een lange diskussie voorafgegaan over het in 1970 verschenen boek van Kúng over de onfeilbaarheid van de kerk en de pausen. Eerst nu iets over de inleiding van Kúng op dit boek van Hasler.

Oecumenische verkrachting van de teksten

Kúng stelt terecht dat de teksten van Vaticanum I en II moeten genomen worden zoals ze er staan. Hij hekelt die r.-k. theologen die „om doorzichtige redenen" (en dat is: om dit dogma niet al te afstotelijk te maken tegenover de protestanten en tegenover progressieve rooms-katholieken) telkens geprobeerd hebben om die teksten af te zwakken in strijd met hun oorspronkelijke bedoeling. Hij schrijft: „Een op zeker moment voordelige andere uitleg die soms bijna het tegengestelde tot resultaat heeft in plaats van nauwkeurige interpretatie - in alle autoritaire systemen gewoonte - versluiert de problematiek, is een vergrijp tegen de intellektuele eerlijkheid, vertraagt de zoveel omvattende oplossing" (p. 14).

Hoeveel Nederlandse protestantse theologen hebben in oecumenische goedgelovigheid gretig die afgezwakte interpretaties van de teksten over de onfeilbaarheid van de paus aanvaard; soms bijna zonder enige kritische, wetenschappelijke toetsing! En wanneer ik dan vanuit mijn kennis van deze leer waarin ik was opgegroeid en die ik had opgedaan via grondige jarenlange studies op r.-k. seminaria, protesteerde tegen deze verkrachting van de teksten, werd ik uitgekreten als antipapist.

En deze verdachtmaking leek erg waarschijnlijk. Immers ik was uit de R.-K. Kerk getreden en had o.a. het boek „Moeder, ik klaag u aan" geschreven. Zodoende kon men mij voorstellen als de renegaat, die uit ressentiment trapt naar de kerk die hij verlaten heeft.

Ik kon daar dus eigenlijk niets tegen doen. Wat ik ook zei of schreef, het werd als waardeloos opzij geschoven met de dooddoener „antipapisme".

Ik was dan ook heel erg blij dat Kúng een ander boek had geschreven over de „Waarachtigheid" van de R.-K. Kerk (1968 verscheen de Nederlandse vertaling). Maar in die tijd leefde men zozeer in de eenheidsroes, dat dergelijke waar schuwingen over de onwaarachtigheid van een kerk, die heeft verklaard dat liegen slechts dagelijkse zonde is, waardoor je God alleen bedroeft, maar niet beledigt, in de wind sloeg.

Een excentrieke franciskaan bedacht dit dogma

Ook voor mij was het volkomen nieuw wat Kúng schrijft over de oorsprong van het r.-k. dogma van de onfeilbaarheid van de paus:

De nieuwste historische onderzoekingen - misschien wel de grootste verrassing in de discushebben de onorthodoxe oorsprong aan het licht gebracht van de rooms-katholieke leer donfeilbaarheid aan het einde der 13de eeuw. Deze ontdekking is te danken aan de Amerikaanshistoricus Brian Tierny: Er is geen sprake van een langzame „ontwikkeling"en .ontplooiing" vde leer der pauselijke onfeilbaarheid, maar het was veeleer een plotselinge creatie op het eind va13de eeuw.

De „uitvinders" van de pauselijke onfeilbaarheid en de onmogelijkheid tot herziening van uitspraken - die horen van het begin af aan bijeen! - waren dus niet, zoals men tot dan toe vermoedde, de orthodoxe pausgezinde theologen en de canonisten-pausen van het einde der meeuwen, maar het was een excentrieke franciscaan, Petrus Olivi (gestorven in 1298), die verscheidene malen van ketterij was beschuldigd. De ideeën van Olivi worden eerst helemaal au sérieux genomen en in 1324 door Johannes XXII als werken des duivels, de vader der leugveroordeeld. De pausen uit de tijd der reformatie konden zich nog niet eens beroepen op ealgemeen erkende onfeilbaarheid; het concilie van Trente sprak, opmerkelijk genoeg immers niet over de onfeilbaarheid van de paus. Het zijn de ideologen van de contrareformatie en restauratie, de Lamennais en vooral de Maistre, die cultuurhistorisch in de eerste plaats verantwoordelijk zijn voor het onfeilbaarheidsdogma van Vaticanum I: de onfeilbaarheid is in grond van de zaak een „nieuw idee van de 19e eeuw" (C. Langlois). De canonisten uit de middeleeuwen - en de leer der kerk hing toen voornamelijk van hen a f - hadden nog niet bewedat er een onfeilbaar hoofd nodig was om het geloof der kerk te behoeden. Zij stonden veeleer ostandpunt, dat de goddelijke Voorzienigheid er voor zou zorgen, dat de kerk als geheel niet dwalezou, hoezeer haar hoofd ook mocht dwalen.

Vaticanum I een totalitair partijcongres?

Kúng prijst Hasler, omdat hij „zonder doekjes erom te winden" schrijft „over manipulatie bij de discussie over de onfeilbaarheid, over voorbereiding, verwezenlijking en doordrukking van het onfeilbaarheidsdogma". Hij is het eens met Hasler dat „zonder Pius IX het dogma van Vaticanum I nooit zou zijn afgekondigd" (p. 19).

Hasler heeft dat alles uitvoeriger gedokumenteerd in zijn vroegere werk: „Pius IX (1846-1878), pauselijke onfeilbaarheid en het Eerste Vaticaanse Concilie. Het tot dogma verheffen en het doordrijven van een ideologie".

Kúng: „In veel opzichten leek dit concilie meer op een goed georganiseerd en gemanipuleerd totalitair partijcongres dan op een vrije vergadering van vrije christenmensen" (p. 21). Terecht stelt hij daarom de vraag: Wanneer dat dogma op déze manier is doorgedreven, tast dat dan ook niet, vanuit r.-k. standpunt bezien, het waarheidsgehalte van dit dogma aan? (p. 20).

Bij een totalitair regime hoort ook dat je de waarheid probeert te verbergen door de toegang tot de archieven te weigeren. Dat doet het Vatikaan nog steeds, want „Wat helpt de met veel ophef gegeven aankondiging dat het geheime archief van het Vatikaan opengesteld zal worden voor alles wat het pontificaat van Pius IX (en recentelijk ook van zijn opvolger, Leo XIII) betreft, als juist het materiaal van het archief van het eerste Vatikaanse Concilie en nog andere belangrijke dokumenten gesloten blijven". Als de kerk… geen vrees voor de waarheid hoeft te hebben, waarom dan verder ook hier zulk een politiek van terughoudendheid" (p. 25-26). Ook de archieven van het Heilige Officie (de vroegere Heilige Inquisitie) blijven gesloten.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 maart 1982

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

HOE DE PAUS ONFEILBAAR WERD

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 maart 1982

In de Rechte Straat | 32 Pagina's