IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

HOE KOM IK TOT ZEKERHEID?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOE KOM IK TOT ZEKERHEID?

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

U zult gemerkt hebben hoezeer wij ons best doen om zo duidelijk te schrijven dat iedereen het kan verstaan. Toch horen we nog wel eens dat we daar niet voldoende in slagen. Daarom dachten we deze keer eens in vraag en antwoordvorm uiteen te zetten, hoe een mens volgens ons tot zekerheid kan komen dat hij de vergeving der zonden en het eeuwige leven heeft ontvangen.

1. Is geloven een „aannemen"?

Ja, want: a. dat staat duidelijk in de Bijbel: „Maar zovelen Hem hebben aangenomen, hun heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden, namelijk die in Zijn Naam geloven" 0oh. 1:12).

b. Het gaat hier over een geschenk. En een geschenk wordt alleen ons eigendom, wanneer we het aannemen. Een geschenk kan men niet op een of andere manier verdienen op grond van een prestatie, want dan is het geen geschenk meer, maar dan is het loon, vergoeding van een prestatie, die we geleverd hebben, van arbeid die we verricht hebben.

2. Is geloven ook een „zien"?

Ja, want men moet weten wat men aanneemt. Een Christus waar we geen kennis aan hebben, kunnen we niet aannemen.

3. Kunnen wij uit eigen kracht de Christus der Schriften, d.i. de Zaligmaker voor zondaren die in Hem geloven, zien?

Nee, want dat heeft Christus met grote stelligheid verzekerd: „Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: tenzij iemand wederom geboren wordt, kan hij het Koninkrijk Gods niet zien" (Joh. 3:3). Welnu, het is duidelijk dat niemand zichzelf kan doen (weder)geboren worden. Bovendien: „Maar de natuurlijke mens begrijpt niet de dingen, die des Geestes Gods zijn; want zij zijn hem dwaasheid en hij kan ze niet verstaan, omdat zij geestelijk onderscheiden worden" (1 Kor. 2:14).

4. Kunnen wij uit eigen kracht Christus als onze Zaligmaker aannemen?

Nee, want op Joh. 1:12 volgt: „… die niet uit bloed, noch uit de wil des vleses, noch uit de wil des mans, maar uit God geboren zijn" (vs. 13). Om Christus te kunnen aannemen moet men dus uit God geboren zijn.

5. Waarom niet?

a. Omdat het aannemen van Christus als Zaligmaker de erkenning betekent dat wij zondaars zijn, ja zelfs misdadigers die als straf de eeuwige dood hebben verdiend.

b. Omdat dit tevens betekent dat wij onze volstrekte onmacht belijden om onszelf te redden, en de noodzaak van de verlossing door Gods eigen Zoon door Zijn verschrikkelijke lijden en sterven in onze plaats. Zowel a als b druisen volkomen in tegen onze menselijke natuur, die nooit oprecht eigen schuld en verdiende straf wil erkennen, maar de schuld altijd afschuift op de anderen, op de medemensen, op de ouders die ons hebben opgevoed, op God die ons zo zou hebben gemaakt.

c. Omdat het aannemen van Christus als Zaligmaker de volkomen vertrouwvolle overgave aan Hem betekent. Tot zulk een sublieme daad is de zondige mens nooit in staat uit zichzelf. Integendeel, uit onszelf komen slechts wantrouwen en hardnekkige zelfhandhaving voort.

6. Door Wie wordt dat geloof dan in ons gewerkt?

Door „God die in u werkt beide het willen en het werken, naar zijn welbehagen" (Fil. 2:13). „Want uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof, en dat niet uit u, het is Gods gave" (Ef. 2:8). Het geloof is dus een gave van God.

7. Door Wie werkt God dat geloof in ons?

Door de Heilige Geest. „Niemand kan zeggen Jezus de Heere te zijn, dan door de Heilige Geest" (1 Kor. 12:3). Wij hebben „ontvangen de Geest die uit God is, opdat wij zouden weten de dingen die ons van God geschonken zijn" (1 Kor. 2:12). „Omdat wij nu dezelfde Geest des geloofs hebben, gelijk geschreven is: Ik heb geloofd, daarom heb ik gesproken; zo geloven wij ook, daarom spreken wij ook" (2 Kor. 4:13). Christus echter heeft voor ons de gave van het geloof en van de Heilige Geest verdiend: „Die ook Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar Hem voor ons allen heeft overgegeven, hoe zal Hij ons ook met Hem niet alle dingen schenken?" (Rom. 8:32).

God kan daarbij mensen als instrumenten inschakelen, maar die mensen kunnen zelf nooit het geloof in Christus bewerken: „Ik heb geplant, Apollos heeft natgemaakt, maar God heeft de wasdom gegeven" (1 Kor. 3:6).

8. Wat is het onderscheid tussen wedergeboorte en geloof?

De wedergeboorte is het werk van de Heilige Geest, waardoor wij innerlijk worden omgevormd, zodat wij niet langer meer slaven zijn van de zonde, maar vrijgemaakt om in Christus te geloven. „Maar Gode zij dank dat gij wel dienstknechten der zonde waart, maar dat gij nu … vrijgemaakt zijnde van de zonde, zijt gemaakt dienstknechten der gerechtigheid" (Rom. 6:17-18). Uit deze wedergeboorte komt onweerstaanbaar het geloof voort als een vrucht van de Geest.

9. Wat is bekering?

Bekering is de radikaal andere manier van denken, voelen en willen (metanoia) en de radikaal andere levensinstelling (epistrophè), die het gevolg is van de wedergeboorte en het geloof. „Doch zo wanneer het (hart) tot de Heere zal zijn bekeerd, zo wordt het deksel weggenomen" (2 Kor. 3:16).

10. Waardoor worden wij wedergeboren?

Door het Woord Gods: „Gij die wedergeboren zijt, niet uit vergankelijk, maar uit onvergankelijk zaad, door het levende en eeuwig blijvende Woord Gods" (1 Petr. 1:23).

11. Als het geloof dan een gave Gods is, moeten wij dan maar afwachten, totdat het ons geschonken wordt?

Ja en nee. Er is nl. tweeërlei soort afwachten, het passieve en het aktieve afwachten. Het passieve (lijdelijke) afwachten bestaat daarin dat wij uitgaan van een misvorming van de bijbelse prediking van de uitverkiezing. Dan redeneren we: „Als ik uitverkoren ben, dan zal God mij toch wel tot bekering brengen, desnoods in de kroeg of in de danszaal. Ben ik niet uitverkoren, dan helpt al mijn proberen toch niets. Dan kan ik mij het vel van de knieën bidden, maar dan ga ik tóch verloren". Zo spreekt de Bijbel nooit over de uitverkiezing. De Bijbel zegt heel duidelijk dat het geloof een gave van God is, maar nergens trekt de BIJBEL de konklusie: „DUS moeten wij maar afwachten, totdat het geloof ons gegeven wordt".

Er is echter ook een aktief afwachten. En dat bestaat daarin dat wij de middelen gebruiken die de Heere Zelf ons in de Bijbel aangeeft, waardoor Hij ons tot geloof en bekering wil brengen. Die middelen zijn: allereerst het Woord Gods, de persoonlijke overdenking daarvan en het bezoeken van de samenkomsten van de gemeente, waar dat Woord verklaard wordt; vervolgens het voortdurende bidden om de Heilige Geest, de ootmoedige smeking dat het de Heere behagen moge ons Zijn Zoon te openbaren (Gal. 1: 15-16); de gemeenschap der heiligen (Ef. 3:18), het luisteren naar wat de Geest tot de gemeenten wil zeggen (Openb. 2 en 3); bij dit laatste moeten we echter er wél voor oppassen dat we zouden gaan denken dat de Heere ons op eenzelfde manier tot bekering zou moeten brengen als dat met anderen is gebeurd. We moeten niet vergeten dat God Zich nooit herhaalt, niet in de schepping, maar evenmin in de herschepping. Het luisteren naar en het lezen van bekeringsgeschiedenissen heeft alleen zin, wanneer we daardoor meer zicht willen krijgen op de grondtrekken van elke waarachtige bekering en iets willen proeven van de Heilige Geest, die zulke bekeringen tot stand bracht.

12. Wat zijn de grondtrekken van elke waarachtige bekering?

Kennis van onze ellendige toestand, onze schuld en volstrekte verlorenheid, ons bederf, onze onmacht en onwil om ons te bekeren.

Kennis van Christus die ons wilde verlossen door in onze plaats onze schuld te dragen en weg te nemen om ons aldus met God te verzoenen.

Kennis van de wijze waarop wij onze dankbaarheid voor zulk een onuitsprekelijke gave kunnen uiten d.i. kennis van Gods geboden.

Bedoeld is een kennen van het hart en dus niet van het verstand alleen: „De duivelen geloven het ook en zij sidderen" (Jak- 2:19). Het kennen zoals de schapen de goede herder kennen (Joh. 10).

13. Mogen wij wachten met het aannemen van Christus als onze Zaligmaker, wanneer wij de roepende stem van God in ons hart vernemen?

Nee, want er staat geschreven: „Heden, indien gij Zijn stem hoort, zo verhardt uw harten niet" (ps. 95:7; Hebr. 4:7). HEDEN = vandaag, niet morgen of overmorgen of in een vage toekomst.

14. Waardoor horen we Zijn stem?

Door het Woord Gods. Dat Woord is doorademd (theo-pneustos) van God, ingegeven door de Heilige Geest. Wanneer die Adem Gods vanuit het Woord over ons komt, wanneer wij het kloppen van Christus aan de deur horen, dan moeten (en mogen!) wij open doen en dan zal Hij bij ons binnenkomen en avondmaal met ons houden (Openb. 3:20). Dan zullen we trouwens merken dat Hij het was, die ons ertoe bracht om open te doen voor Hem.

15. Mogen wij over anderen oordelen?

Wij mogen nooit over het hart van iemand oordelen. We mogen dus nooit op grond van ons vermeende inzicht in het hart van een ander uitmaken of iemand wél of niet echt bekeerd is. „En oordeelt niet en gij zult niet geoordeeld worden; verdoemt niet en gij zult niet verdoemd worden … want met dezelfde maat waarmee gij meet, zal u wedergemeten worden" (Lukas 6:37-38). Wel zal de gemeente moeten oordelen op grond van de vruchten (Mat. 18:17). En wannneer een lid van de gemeente een leven lijdt dat volkomen in strijd is met de eis van de waarachtige bekering, dan moet hij uit de gemeente gebannen worden door de tucht, wanneer hij in zijn kwade levenswandel blijft volharden. Dan moet de gemeente zo iemand „overgeven aan de satan tot verderf van het vlees, opdat de geest behouden worde in de dag van de Heere Jezus" (1 Kor. 5:5).

16. Wat is een geleidelijke en wat een krachtdadige bekering?

Een geleidelijke bekering voltrekt zich door een gestadige inwerking van het Woord Gods op een mensenziel, soms gedurende jaren. Een krachtdadige bekering wekt naar buiten de indruk van een plotselinge werking Gods, waardoor een mens ineens radikaal wordt omgekeerd. Het klassieke voorbeeld van de krachtdadige bekering is die van Paulus op de weg naar Damascus, maar ook bij Paulus was er blijkbaar een werking van de Heere aan vooraf gegaan, wantjezus zei tot hem: „Het is u hard tegen de prikkels de verzenen te slaan" (Hand. 26:14).

17. Wat is de verhouding tussen geloven als gave van God en geloven als opdracht van God?

De Bijbel leert heel duidelijk dat het geloof een gave van God is, het gevolg van Zijn genadige uitverkiezing. Maar even duidelijk leert de Bijbel dat geloven een gebod van God is, waaraan wij moeten gehoorzamen. Paulus ziet die twee als een levende eenheid; daarom spreekt hij meerdere keren over de gehoorzaamheid des geloofs (Rom. 1:5; 16:26). Niemand gaat verloren tenzij door eigen persoonlijke schuld. Ongeloof is de grote zonde van de mens., Jeruzalem, Jeruzalem… gij hebt niet gewild" (Mat. 23:37).

Wij zullen de verhouding tussen geloof als gave én als opdracht van God nooit helemaal kunnen doorgronden.

18. Is het voor onze zaligheid nodig deze verhouding te doorvorsen?

Nee, integendeel: „In diezelve tijd antwoordde Jezus en zeide: Ik dank U, Vader, Heere des hemels en der aarde, dat Gij deze dingen voor de wijzen en verstandigen verborgen hebt en ze de kinderkens hebt geopenbaard. Ja, Vader, want alzo is geweest het welbehagen voor U" (Mat. 11: 25-26). Wij hoeven dus niet een diepe studie bij Jezus in te leveren over deze en dergelijke kwesties als een voorwaarde om bij Hem te worden toegelaten. Jezus heeft juist verkondigd dat wij niet moeten worden als de geleerden, maar als de kinderen. Maar worden als een kind is zo moeilijk voor ons hoogmoedige hart, dat zich maar al te graag laat verleiden door allerlei redeneringen om zo toch nog iets gewichtigs te schijnen. De zaligheid zo maar als een geschenk te aanvaarden uit de hand van Christus is voor hem al te eenvoudig. Hij beschouwt zichzelf daarvoor als veel te belangrijk.

19. Kan men met een „gestolen" Jezus naar de hel gaan?

Nee, want Jezus biedt Zichzelf voor niets aan en iets dat gratis voor iedereen beschikbaar is, kan per definitie niet gestolen worden. Wanneer een gemeente op een plein een fontein aanlegt en er geen bordje bij plaatst: „verboden om van te drinken", dan kan iedereen daar een hele emmer water gaan halen en dan is dat geen diefstal. Christus vergelijkt Zichzelf met een fontein en Hij nodigt iedereen uit om van Hem te drinken: „Zo iemand dorst, die kome tot Mij en drinke" (Joh. 7:37). En Hij voegt er uitdrukkelijk aan toe dat het gratis is en voor iedereen: „En die wil, neme het water des levens om niet" (Openb. 22:17).

20. Kan men met een „ingebeelde" Jezus naar de hel gaan?

Ja, want men kan zich een Jezus voorstellen, inbeelden, die niet beantwoordt aan de Christus der Schriften. Het meest bekende voorbeeld is dat men wel een Jezus wil aanvaarden als Zaligmaker voor de ziel, maar niet als Heer over het leven. In Rom. 6 betoogt Paulus met klem dat dit niet kan: „Wat dan? Zullen wij zondigen, omdat wij niet zijn onder de wet, maar onder de genade? Dat zij verre. Weet gij niet dat wie gij uzelf stelt tot dienstknechten ter gehoorzaamheid, gij dienstknechten zijt van degene, die gij gehoorzaamt, óf der zonde tot de dood, óf der gehoorzaamheid tot gerechtigheid" (Rom. 6:15-16). Men wil dan wel dat Christus als Zaligmaker de straf van onze zonde wegneemt, maar men wil die zonde zelf niet opgeven. (Natuurlijk wil dat niet zeggen dat iemand die nog zonde bedrijft, dus geen echte gelovige zou kunnen zijn, maar dat gaat alleen op van de zonden, die wij tegen onze wil uit zwakheid doen).

21. Wat en wie kan ons verhinderen om tot geloof te komen?

a. Allereerst ons eigen arglistige hart dat allerlei redeneringen, voorwendsels en uitvluchten produceert om te kunnen ontkomen aan de eis van de eenvoudige overgave aan Christus. Op allerlei wijze, soms op grond van heel vroomschijnende woorden en gevoelens, wil de mens zichzelf handhaven. Hij wil niet sterven aan zijn zondige „ik". Hij wil zichzelf niet verloochenen, hij wil niet gekruisigd worden met Christus. Maar dan zal hij ook niet met Christus kunnen opstaan tot het nieuwe en eeuwige leven.

b. Doordat hij zich ertoe laat verleiden om niet op het Woord Gods zelf te steunen, maar op wat mensen daarover zeggen. Zo laat hij zich binden en van Christus afhouden door allerlei „vrome" tradities. Zij konden uit de Schrift weten dat Jezus juist voortdurend gestreden heeft tegen de mensen van de „vrome" tradities, de farizeeën en wetgeleerden. Die hielden de mensen ook van Hem af, doordat zij leringen van mensen leerden. Ook in het OT stond te lezen dat de mens enkel op grond van de barmhartigheid Gods zalig kon worden. Maar, zo zei Jezus: „Wee u, gij wetgeleerden, want gij hebt de sleutel der kennis weggenomen; gij zelf zijt niet ingegaan en die ingingen, hebt gij verhinderd" (Lk. 11:52). Maar Jezus heeft uitnodigend tot iedereen gezegd: „Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven" (Mat. 11:28). En: „Laat de kinderkens tot Mij komen en verhindert ze niet, want derzulken is het Koninkrijks Gods" (Mare. 10:14).

c. De duivel die jaloers is op de reine vreugde van Gods kinderen en die het zo lang mogelijk probeert te verhinderen dat mensen reeds tijdens hun leven uitbundig gaan roemen in de barmhartigheid van God. En hij wekt ook de jaloersheid op bij „vrome" mensen, wanneer die horen hoe anderen eenvoudig-kinderlijk de genade van God inJezus Christus prijzen. Hij bewerkt deze mensen naar wie velen opzien vanwege hun ernstige levenshouding (althans uiterlijk), zó dat ze elke vreugde om het heil verdacht maken: „Zo gemakkelijk gaat het niet". Ze zijn als de oudste broer van het verhaal, die de feestvreugde om de verloren, maar teruggekeerde zondige zoon ook niet verdragen kon. Volgens hem had die verloren zoon eerst een hele tijd boete moeten doen en moeten zuchten en wenen, voordat hij weer als zoon door de vader zou kunnen worden aangenomen. Zo zijn er vele godsdienstige mensen die de zon van Gods heil niet kunnen zien schijnen in de vijver bij een ander. Ze proberen de sleutel der kennis van het Evangelie te verbergen nl. dat we enkel door genade (=om niet) en uitsluitend langs de weg van kinderlijk geloof zalig worden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juli 1979

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

HOE KOM IK TOT ZEKERHEID?

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juli 1979

In de Rechte Straat | 32 Pagina's