VOOR de wet gestorven

Maar de juichkreet van Paulus bevat méér. Hij schrijft: „Want ik ben door de wet der wet gestorven". („Der" is hier datief en zou in hedendaags Nederlands dus vertaald moeten worden met „voor" of „aan" de wet).

De wet heeft door middel van de macht der zonde in de joodse leidslieden, die zwoeren bij de wet, Christus ter dood gebracht, maar dat betekende echter tegelijk het einde van de oude bedeling, het regiem van de wet. Christus heeft aan het kruis de wet voltooid, tot haar einde gebracht. De wet heeft zich in Hem volkomen uitgewerkt. Hij is gehoorzaam geweest tot de dood des kruises (Fil. 2:8). De wet kan niets meer van Hem eisen. Hij was als Zoon van God reeds Heer over de wet (Matth. 12:8), maar sinds Zijn kruisoffer is Hij ook als mens Heer over de wet „Daarom heeft God Hem ook uitermate verhoogd, en Hem een Naam gegeven, welke is boven alle naam" (Fil. 2:9-11).

En ook wij die van Christus zijn, zijn samen met Hem aan de wet gestorven. We zijn als dood voor haar. De wet kan ons niet meer pakken om ons te veroordelen. Sinds de dood en de opstanding van Christus is dus een volkomen nieuw tijdperk aangebroken. Nu is het niet meer de wet, maar Christus die heerst. We moeten nu niet meer de vraag stellen: Wat eist de wet van ons, maar wat verlangt Christus van ons?

Zeker, de wet heeft nog steeds een funktie, maar nu niet meer als heerseres, maar als dienares. Wij kunnen door de wet te weten komen, wat Christus van ons verlangt. De wet vertelt ons, hoe Christus heeft geleefd. Hij heeft nl. de wet volkomen volbracht. En omdat wij nu van Christus zijn en Hem onuitsprekelijk liefhebben, willen wij ook zijn zoals Hij, leven zoals Hij, en dus ook, zoals Hij, Gods geboden volbrengen.

Maar pas op, dat de wet niet opnieuw over u gaat heersen, want dan trekt ze u van Christus af, en buiten Christus is er slechts verschraling, geestelijke armoede en dood. Daarom zegt Paulus dan ook: „Want ik ben door de wet der wet gestorven, opdat ik Gode leven zou" (Gal. 2:19).

In Rom. 7:7-26 beschrijft Paulus juist die strijd van een christen, die zich opnieuw onder de wet heeft gesteld: een uitputtende vruchteloze strijd, die hem tenslotte doet uitroepen: „Ik, ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods?" (Rom. 7:24). Maar het zegevierende antwoord luidt: „Ik dank God, door Jezus Christus, onze Heere". „Zo is er dan nu geen verdoemenis voor degenen, die in Christus Jezus zijn, die niet naar het vlees wandelen, maar naar de Geest. Want de wet des Geestes des levens in Christus Jezus heeft mij vrijgemaakt van de wet der zonde en des doods" (Rom. 8:1-2). Het oude regiem van de wet voerde door de kracht van de in mij wonende zonde naar de dood.. Maar het nieuwe regiem van Christus voert mij door de in mij wonende Heilige Geest naar het leven. Dringend roepen wij daarom, mét Paulus, de christenen toe: „Staat dan in de vrijheid, met welke ons Christus vrijgemaakt heeft en wordt niet wederom met het juk der dienstbaarheid bevangen" (Gal. 5:1).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Terug naar resultaten Printen