IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

Gesprekken over het geestelijk leven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gesprekken over het geestelijk leven

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Om een uur of tien werd ik opgebeld, ergens vanuit Nederland. Het ging over het artikel: „Welke kerk?". Maar al pratende stootten we door tot diepere geestelijke vragen.

Deze zuster zei mij dat ze vroeger veel in de angst voor de verdoemenis had geleefd. Ze kon sidderend wegkruipen voor de toornende God en vol ontzetting kon ze denken aan de eeuwige straf, die haar als zondares te wachten stond, wanneer ze zich niet zou bekeren.

Maar, zo zei ze mij, ik gruwde van die oproep: „Je moet tot bekering komen". Niet dat ik echte wereldse neigingen had, maar die eis van de bekering kwam als een dreigende wet op mij af.

Maar op zekere dag werd ik opeens getroffen door deze woorden: „Christus is de Zaligmaker der wereld". Ja, ik zag Hem toen als de Zaligmaker. Innerlijk wist ik het met alle stelligheid: Hij alleen maakt zondaars zalig en Hij doet het volkomen. Er kwam een diepe vreugde over mij, toen ik Christus zo zag als de Zaligmaker.

Maar.. nog steeds durf ik niet te zegen: Hij is ook mijn Zaligmaker. Ik zie dat als een aanmatiging. Bovendien ook al zie ik Hem als de Zaligmaker, dan is het daardoor nog niet zeker dat Hij ook mij ziet als zaliggemaakte, als verloste door Hem.

Poging tot antwoord:

Laat ik allereerst dit zeggen dat ik mij door de telefoon met deze zuster heel diep verbonden wist in het besef van onze zondigheid en dat dit een grote bron van vreugde was.

Sommigen zullen dat misschien niet begrijpen. Ze zullen zeggen: de zonde is iets negatiefs. Hoe kan dan een zondebesef je met een ander verbinden en dan ook nog oorzaak van vreugde zijn? De reden is deze:

In het zondebesef ervaar je altijd de heilige God. Paulus zegt: Wet doet zonde kennen. Wanneer ik in mij mijn schuld en onreinheid ontdek, dan is dat altijd, omdat de heilige God Zich op een of andere manier aan mij heeft geopenbaard. De belijdenis van onze zonde is steeds een verheerlijking van God als de Wetgever en Rechter, die alle gezag over mij kan doen gelden.

En dat kan mij dan zo intens met een ander verbinden, waarvan ik bemerk dat die zichzelf ook beleeft als een zondaar of zondares, want dan beluister ik in die verootmoediging het heilige spreken van God in zulk een mensenziel.

Vervolgens vraag ik mij af, of deze zuster toch niet door allerlei menselijk geredeneer wordt afgehouden van de vreugdevolle doorbraak, waardoor ze met zekerheid kan zeggen: „Christus is mijn Zaligmaker".

Ik ben het met haar eens dat het feit dat ik Christus zie als de Zaligmaker, nog niet hoeft te betekenen dat Christus ook mij ziet als zaliggemaakte door Hem. Ik weet ook dat er een eeuwige uitverkiezing is, die niet gebeurt op grond van iets in ons, ook niet op grond van de daad van ons geloof.

Maar de Bijbel zegt mij wel, hoe ik kan weten dat ik uitverkoren ben nl. door het geloof. Christus Zelf verzekert mij: „Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: wie in Mij gelooft, heeft het eeuwige leven" (Joh. 6:47). Wanneer wij nu tot de vreugdevolle geloofszekerheid gekomen zijn dat Jezus de Zaligmaker is, waarom zouden we dan nóg niet mogen geloven dat Hij ook mijn Zaligmaker is? Ik vind zulk een onderscheid niet in de Bijbel.

Wel maakt de Bijbel onderscheid tussen een geloven met woorden en met het verstand alleen en het geloven met het hart. Maar wanneer iemand, zoals deze zuster zelf beweert, echte vreugde heeft beleefd in het zien van Christus als de Zaligmaker, dan is dat toch duidelijk iets van ons hart, en iets dat door de Heilige Geest is gewekt. Zulk een vreugde kan nooit opbloeien op de akker van een zondig en opstandig mensenhart.

Maar wat ik ook nog tegen haar zei: we moeten niet zoveel waarde hechten aan onszelf. Het gaat er niet om of wij al of niet zalig worden, maar dat God verheerlijkt wordt. We moeten naar Christus zien, niet naar onszelf. We moeten altijd weer Hem roemen om Zijn volbrachte werk. We moeten de lof zingen van de barmhartigheid van God, die ons eigenlijk vanwege onze zonden verdelgen moest, maar ons in Jezus Christus als Zijn kinderen wil aanvaarden.

„De volmaakte liefde drijft de vrees buiten" (1 Joh. 4:18). Hoe meer wij leven in Christus, zien op Hem, eten en drinken uit en van Hem, des te meer kunnen wij onszelf vergeten met onze eigen angsten en des te meer kunnen wij ons vreugdevol inzetten voor Gods Koninkrijk.

Daarnaast ontving ik deze brief:

Een uitspraak op bl. 6 van het septembernummer heeft mij in onzekerheid gebracht. U zei:

De zekerheid van de vergeving der zonde rust niet op een soort redenering in deze trant: Christus heeft gezegd dat wie in Hem gelooft, de vergeving der zonden ontvangt. Welnu, ik geloof in Hem. Dus ben ik zeker van de vergeving der zonden.

Ook ik heb altijd bij deze gedachte geleefd. Met de hand op de Bijbel heb ik gebouwd op deze belofte.

Wel moet ik erkennen dat ik die innige gemeenschap met Christus mis en daarom ben ik nu bang dat het een verstandelijk geloof van mij is. Iedere dag bid ik dat God mij in het geloof moge bewaren, maar dan vooral in het zaligmakende geloof, en of Hij vooral mijn zonden die nog zovelen zijn, genadig wil vergeven.

Misschien heb ik u verkeerd begrepen, maar ik was bang dat meerderen met mij hierdoor in verlegenheid zouden kunnen worden gebracht. Misschien kunt u in het algemeen hier iets over schrijven in het volgende nummer".

Poging tot antwoord:

Ik moet eerst nog eens herhalen: een mens wordt niet bekeerd door een redenering. Het geloof is iets heel anders dan de konklusie van een bewijsvoering. De Heere zegt ook niet: „Wie in Mij gelooft, heeft een juiste konklusie getrokken of heeft het bij het juiste einde". Hij zegt: „Wie in Mij gelooft, heeft het eeuwige leven". Zolang wij van dat leven in ons niets bespeuren, kunnen we toch moeilijk aannemen dat we het zaligmakende geloof hebben; anders zouden we immers ertoe moeten komen Jezus ervan te verdenken dat Hij Zich niet aan Zijn belofte houdt. Immers als ik werkelijk het echte geloof in Hem bezit, en tóch niets van het eeuwige leven in mij bespeur, dan zou Hij geen waarmaker van Zijn belofte zijn: „Wie in Mij gelooft, heeft het eeuwige leven".

Van de andere kant zegt de Heere niet dat dit eeuwige leven, dat een gelovige van Hem ontvangt, een bepaalde intensiteit, een bepaalde kleur of warmtegraad zal hebben. Als wij aan anderen dat willen voorschrijven, dan verdringen wij Christus van Zijn plaats. Dan gaan wij Zijn woorden verdraaien. Dan willen wij het werk van de Heilige Geest overnemen. Dan maken wij ons schuldig aan inbraak in de ziel van een ander.

Wat kan ik nu voor raad geven aan iemand, die denkt dat zijn geloof eigenlijk alleen maar een verstandszaak is en dat zijn heilszekerheid alleen maar gebaseerd is op dorre redenering?

Lees veel in de Bijbel. Lees vooral in de rust. Maak het stil in uw ziel. Luister echt naar wat de Heere tot u zeggen wil. Herhaal: „Spreek Heere, uw dienstknecht luistert". Neem er 's avonds de tijd voor. Is het te veel om bijvoorbeeld vijf of tien minuten op de lange dag even te proberen gemeenschap met de eeuwige God te krijgen, die u geschapen heeft? Als u dat werkelijk te veel vindt, dan moet u zich er ook niet over verwonderen dat u niets of maar weinig van dit eeuwige leven in u bemerkt, wat Christus beloofd heeft aan degenen die in Hem geloven. Beschouw echter die stille tijd ook niet als een wet. Streef ernaar om die elke dag te onderhouden, maar zonder krampachtigheid. Want het eigenlijke gebed is de voortdurende gemeenschap met de Heere de hele dag door. Dat hoeft beslist niet een duidelijk uitgesproken gebed te zijn. Het kan als een lied, als een sfeer, als een heilige overtuiging, liggen op de bodem van uw ziel, terwijl u met uw hoofd in allerlei problemen en studies verdiept bent.

Ga naar de Heere Jezus met al uw beklemdheid. Vraag het Hem heel eenvoudig: „Heere, geef mij de zekerheid dat ik verzoend ben met God door Uw kruisoffer. Laat mij Uw leven in mij ervaren. Zeg Gij het tegen mij dat ik van U ben, Uw eigendom voor altijd. Maak mij vrij van mijzelf. Doe mij leven vanuit U. Vervul mij met Uw Heilige Geest, opdat ik kracht ontvange van omhoog, kracht om van U te getuigen, kracht om mijzelf te verloochenen en dienstbaar te zijn aan de naaste, dienstbaar vooral ook aan de gemeente, waarin Gij mij gesteld hebt". Zou de Heere zulk een gebed niet verhoren? Hij gaat zelfs het verloren schaap dat afgedwaald is, in de wildernis opzoeken. Zou Hij dan niet heensnellen naar een mens, die hijgt om het heil, die dorst naar de levende wateren van Zijn genadige gemeenschap?

Hebt u hier iets aan? Hebt u nog meer vragen? Graag wil ik daarnaar luisteren en proberen ze te beantwoorden of althans een wegwijzer te zijn bij het zoeken naar een oplossing, een wegwijzer naar het Woord van God.

Verbonden in de gemeenschap der gebeden, verbonden in de ootmoedige en vreugdevolle verwondering over de God van de volstrekte en vrije genade,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 oktober 1974

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

Gesprekken over het geestelijk leven

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 oktober 1974

In de Rechte Straat | 32 Pagina's