IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

HET KLOOSTERLEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET KLOOSTERLEVEN

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Met dit artikel raken wij een heet ijzer aan. Heet, omdat het een bepaalde klasse van mensen aangaat, die in onze westerse religieuze wereld in de laatste jaren meer en meer de aandacht op zich vestigt. Heet ook, omdat binnen deze muren der rust, der goddelijke tegenwoordigheid, der ascese, binnen deze hallen van mysticisme en voor velen zo onbegrijpelijke wereld, een strijd wordt gevoerd, die somtijds aan de woelingen van de reformatie herinnert. Het gaat om her kloosterleven, om de stand der volmaaktheid, om deze buiten de „wereld" staande gemeenschappen, die naar het zeggen van sommige theologen het hart van de rooms-katholieke kerk vormen.

Een strijd binnen de muren

Over het algemeen kan een buitenstaander er niet veel van weten, zelfs dan niet, wanneer hij op een of andere wijze heel dicht met deze gemeenschappen verbonden is: maar binnen de muren van bij na alle kloosters in de wereld speelt zich een strijd af, die bepaalde oversten er toe dwingt met zware straffen en zelfs dreiging van doodzonde de orde binnen de kloosterhallen te handhaven· Wie met een kloosterling die voor de oorlog in het ordeleven trad en dan met iemand die nog tot de „jeugd" van deze gemeenschappen behoort, spreekt — onder voorwaar de dat zij open spreken en niet onder de druk van het zwijgen over zaken binnen de kloostermuren-die zal tot de eigenaardige konklusie komen, dat in „het hart van de kerk" tegenstellingen en opvattingen heersen, die geweldig uit elkaar lopen. De tegenstellingen en moeilijkheden in het tweede vatikaans concilie zijn niet in het minst het resultaat van de strijd, die om wezenlijke opvattingen over het kloosterleven wordt gevoerd. In het minst zal men er deze „eenheid" van mening vinden, die steeds als bewijs voor de waarheid der roomskatholieke kerk wordt gebracht, ook niet in zaken die zo wezenlijk zijn zoals de vraag naar de verdienstelijkheid der goede werken, naar de werking der sakramenten, naar de rechtvaardiging en het geloof zelf.

Een parallel

Wie als novice in een klooster binnentreedt, wordt door de novicenmeester van deze orde of congregatie in het kloosterleven geschoold. Hij moet de spiritualiteit van de orde, de vragen naar de stand der volmaaktheid, de middelen om deze volmaaktheid te bereiken en de oefeningen van het gebed, religieus leven en zeiltraining leren kennen. In de statuten der orde der norbertijnen staat, dat de novicenmeester zijn novicen goed moet onderwijzen in de religieuze discipline zoals in de statuten aangegeven, de ondeugden bij hen er moet uittrekken en de deugden in hun hart planten, om hen zo langzaam naar de volmaaktheid te brengen (Stat. 265 & 2). Dat is hier zeer kort gezegd en eenvoudig, maar in werkelijkheid is dat een lange, zeer lange en moeizame weg, een afdaling in de onderaardse grotten van een totaal andere wereld. Hij leert er de verschillende trappen der volmaaktheid kennen: de regel, de geloften, de inhoud van de zogenaamde „navolging van Christus", de trappen van het gebedsl even, die voeren naar de zuivere kontemplatie, het wezen van de gehoorzaamheid, de armoede en van de kuisheid.

Dat is een spannende wereld! Hoe heerlijk is het, steeds verder in de diepte van de kontemplatie af te dalen, de deinende wisselgezangen van het koorofficie (het officiële gebed der kerk) mee te leven en de magische sfeer van de kloosterstilte onder gotieke gewelven in te ademen. Zo heerlijk is dat lijk de boeiende beschrijvingen van het leven der monniken in Tibet, van de shintoistische asceten in Japan, van het geheimzinnig land Indië met zijn mystiek boeddhisme.

De „navolging van Christus" tegenover liet evangelie

De grondregel van het kloosterleven bestaat volgens de encykliek Provida Mater in een radikale navolging van Christus. Inderdaad, naast de regel en de constituties van de orde vormt zeker ook de bijbel de grondslag voor dit leven. Het woord: „Wanneer je volkomen wilt zijn, ga dan en verkoop wat je hebt en geef het aan de armen. Kom dan en volg mij" (Mt. 19:21) wordt in ieder klooster duizend maal herhaald.

Bij iedere geestelijke oefening (retraite) komt dit thema ter sprake.

En toch: hoe ver staan deze woorden der „volmaaktheid" van het ware evangelie.

Welk een pretentie gaat er niet schuil achter deze oase, midden in een wereld van verderf. Niet een „persoonlijke" pretentie zozeer, want ook hier leven ware christenen, die persoonlijk de deemoed der zonde en de volledige af hankelijkheid van de genade Gods proberen te beleven. Maar een pretenie die in de grondopvatting van het kloosterleven ligt: namelijk te zijn een „anticipatie van het volkomen Rijk van God", een volwaardige verwerkelijking van het nieuwe, zondeloze en volmaakte Jeruzalem. Deze „navolging van Christus" staat in direkte tegenstelling met de leer van Paulus (bvb. Rom. 7), is innerlijke en zich naar buiten manifesterende hoogmoed. Het principe is weliswaar gefundeerd op de uitnodiging van Jezus: „Volg mij", maar in werkelijkheid steunt dit leven op de eigen kracht der menselijke inspanningen.

Twee kerken in één kerk

„In de schoot der kerk bestaan er twee gemeenschappen" zegt Pat er René Carpentier SJ in zijn boek „Témoins de la cité de Dieu": de grote gemeenschap van de eenvoudige gelovigen en de gemeenschap van kloosterlingen, die hoge eisen stelt· Hij spreekt van het bestaan van de zogenaamde „wereld". Deze „wereld", dat zijn de eenvoudige gelovigen, die af en toe naar de kerk gaan, een meer of minder godsdienstig leven voeren, maar eigenlijk nog met beide voeten in het civiele leven staan. Haar levensstaat blijft door de verbinding met de wereld der niet-christenen een aardse gemeenschap. Daar tegenover staat de gemeenschap van degenen die radikaal de wereld vaarwel hebben gezegd om in het volmaakte Godsrijk te leven, reeds hier op aarde. Dat is het hart der kerk, het eigenlijk orgaan waardoor het leven stroomt. Beide vormen een bepaalde eenheid. Het zijn twee gemeenschappen, waarvan de éne breekt met deze levensvorm, die de aardse gemeenschap eraan herinnert het Rijk van God reeds op deze wereld tot doorbraak te laten komen. Ook om deze theorie te verdedigen wijst men naar de oerkerk — en wel in geidealizeerde toestand — en probeert dus het ideaal van deze geidealizeerde oerkerk door een religieus „reservaat" weer tot leven te doen komen .(Ik weet wel, deze opvatting wordt in de kloosters zelf tamelijk aangevochten en deze strijd voert tot ernstige konflikten, maar men kan zich de vraag stellen, of dan de nieuwe stroming niet het ganse fundament van haar existentie ondergraaft)

Een reservaat der heiliging

„De navolging van Christus" van Thomas a Kempis wordt in alle religieuze gemeenschappen vlijtig gelezen. Men spreekt van het boek dat na de bijbel het meest gelezen boek der christenheid zou zijan. Dit boek heeft zonder twijfel een grote autoriteit bekomen. Hierin wordt veelvuldig dit „zich afscheiden van de wereld" als wezensmerk der kloosterlingen behandeld. „In stilte en rust gedijt de godvruchtige ziel...... des te vertrouwder komt zij te staan tegenover haar schepper, naarmate zij verder leeft van al het gewoel van deze wereld."

(I, 20) Zij moet zich koncentreren op het vinden van haar meester. Alleen met God zijn! En in deze eenzaamheid wordt een worsteling gevoerd om de hoogste trappen van de ladder der volmaaktheid te bereiken. Steeds weer werd het ons gezegd: dat wij „ex professo", d.w.z. vanuit ons beroep, naar de volmaaktheid moeten streven, in tegenstelling met de wereld die niet het beroep heeft naar deze volmaaktheid te streven (of dat bijbels is?). Daarom ook dit „reservaat" der stilte, der ascese, der eenzaamheid en stilte.

Een fundament

Het fundament voor deze houding der volmaaktheid is de overtuiging, dat de rooms-katholieke kerk het mystieke lichaam van Christus is. Wanneer dan de christelijke volmaaktheid daarin bestaat, enkel in Christus verbonden te zijn, dan betekent dat een mogelijke enge verbinding met het mystieke lichaam van Christus, dus met de r.k. kerk. Deze volmaaktheid nu is bovennatuurlijk. De mens ont vangt haar in kiem in het doopsel en moet eraan beantwoorden. Deze kiem der volmaaktheid is het ook, die een dynamische kracht in ons vormt, zodat wij met behulp van deze kracht onze goede werken, onze ascese, onze boetedoeningen en verstervingen kunnen verrichten, die op volwaardige wijze (de condigno) een verdienste zijn, onze zonden uitboeten en ons de volmaaktheid in haar volle bloei laten smaken en bereiken.

Zeker wordt ook dit „werken" genade genoemd, maar deze genade is dan alleen maar een dynamische kracht, een motorische impuls. Het gaat er dus om een serie middelen en oefeningen aan te wenden, die ons enerzijds van de zondige wereld verwijderd houden, anderzijds ons nog verder van de zonde in ons wegvoeren. Daartoe bestaan er middelen, die naar pauselijke uitspraak in zichzelf volmaakt zijn. Deze middelen zijn de drie geloften: de gelofte van armoede, kuisheid en gehoorzaamheid.

Deze worden beschouwd als de dynamische kern van het christelijk leven, die direkt naar de evangelische volmaaktheid leiden. Hoewel zij niet zo uitdrukkelijk in deze vorm in de hl. Schrift te vinden zijn, toch heeft de r.k. kerk deze openbaringswaarheid in zich ont dekt en als zodanig ook geformuleerd·. Het gaat dus om een volledige afzondering van de gelovige tegenover de wereld, om alleen nog maar een willig werktuig te zijn in de handen van de kerk, met name door de gehoorzaamheid aan de overste, resp. de gemeenschap, in wiens stem men Christus zelf hoort.

Een heidens monnikdom

Door de vele monnikenkloosters der ganse wereld-of heidens of „christelijk"-loopt een lijn, die overal dezelf de karaktertrekken vertoont· Ook de boeddhistische monnik trekt zich terug uit de wereld. Vier trappen moet de boeddhistische monnik betreden om de ware volmaaktheid te bereiken. Hij moet eerst zijn geestelijk oog op Boeddha richten om de inwerking van de buitenwereld te ontgaan. Zo kan hij het ik-bewustzijn volledig uitschakelen. Als tweede trap ontdekt hij de waarheid tegenover de schijnwereld. Ten derde moet hij door uitschakeling der zinnelijkheid en door de afkeer tegenover de begeerten en verlangens konform worden met het wezen van Boeddha en zo het wezen der dingen doorschouwen. Zo komt hij dan tot de vierde trap, waar elke schijnwereld ophoudt en alleen nog de ware kennis en het mystiek schouwen overblijft.

Deze ontwikkeling ontmoet men op de meest gevariëerde wijzen, naar gelang de opvatting der verschillende kloosters. Al gemeen blijft echter de vlucht voor de wereld, het reservaat tegenover de gevaren van buiten, het vormen van een gemeenschap, die op zichzelf reeds en in zichzelf de volmaaktheid bezit en op deze wijze voorbeeld moet zijn, ideaalbeeld voor de gelovigen, die nog niet deze genade gevonden hebben·.

Ieder r. katholiek klooster heeft de pretentie het ideaalbeeld der christelijke volmaaktheid te illustreren. Dat is hun apostolische zending. Ook waaneer zij nooit meer buiten de muren van hun klooster komen, moet de wereld kennis nebben van dit „Godsrijk op aarde". Zij moeten de mensen voor ogen houden, dat alleen een afkeer tegenover aardse goederen, een losmaken van zichzelf tegenover de begeerte en tegenover het verlangen naar deze wereld, een volledige overgave van zichzelf aan Christus (in zijn kerk wel te verstaan, dus aan de oversten) de volmaaktheid met zich brengt.

Een cocktail voor de zieledorst

Deze verbinding tussen boeddhisme en christendom is niet mijn privaatopvatting. Zo zegt Henri de Lubac reeds, dat er een enge verbinding bestaat tussen beide en René Gouset meent, dat de christenmens zonder enig bezwaar de schoonheid van het boeddhisme kan bewonderen en bij hen, zonder echter daar de waarheid te zoeken, zich kan laten onderwijzen. In hoeveel katholieke kloosters worden thans niet de yogaoefeningen gepropageerd, als probaat middel der koncentratie van de geest, der ascese en der zelfdiscipline. Hoe kan het ook anders, wanneer „de genade op de natuur opbouwt"!

Wij willen nog verder de houdbaarheid van dit kloosterleven ten opzichte van het ware evangelie onderzoeken. Wij willen de verschillende meningen en stromingen die daar heer sen een weinig nader belichten. Maar het mag hier gezegd worden, dat er een klare lijn van Boeddha over Platoon naar het christelijk monnikendom loopt. Deze lijn wordt in de laatste tijd meer en meer bestudeerd, niet in het minst omdat de jongere generatie van priesters en kloosterlingen meer en meer kontakt bekomt met het ware evangelie. Juist dezet egenstrijdigheden binnen het kloosterleven zijn het, die bij de wereldgeestelijkheid (dat zijn de priesters, die niet kloosterling zijn, maar direkt onder een bisschop staan) een heftige kritiek laten ontstaan op de kloosters en hun bestaansrecht bestrijden.

(wordt vervolgd).

TROTS OP GENADE

Dat de mens geneigd is om trots te zijn op zijn eigen prestaties, wisten we allang. Paulus waarschuwt dan ook voortdurend: „Niet uit werken, opdat niemand roeme" (Ef· 2:9). Maar dat men zelfs trots zou kunnen zijn op de genade, dat had zelfs Paulus misschien niet voor mogelijk gehouden.

Hoe kan een moordenaar, die ter dood veroordeeld was, trots zijn op de gratie die hij kreeg? „God echter, die rijk is aan erbarming, heeft, om zijn grote liefde, waarmee Hij ons heeft liefgehad, ons, hoewel wij dood waren door de overtredingen, mede levend gemaakt met Christus" (Ef. 2:4-5).

En zeker zal Paulus er geen vermoeden van hebben gehad, dat de paus, die zich de plaatsbekleder van Christus op aarde noemt, openlijk zou uitspreken, dat hij trots is op de genade Gods.

"Wij lazen echter in de persoonlijke brief,die paus Joannes XXIII in januari j.l. aan alle concilievaders stuurde, het volgende:

„Dat Wij de ongereptheid van de katholieke geloofsleer hebben bewaard en nu nog bewaren, zoals de Heilige Evangeliën, de eerbiedwaardige Traditie, de Kerkvaders en Pausen van Rome die leren, dit hebben Wij ongetwijfeld te danken aan de genade van boven en terecht mogen wij er trots op zijn"· (Kath. Archief, 22 febr. 1963, kol. 189).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 mei 1963

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

HET KLOOSTERLEVEN

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 mei 1963

In de Rechte Straat | 32 Pagina's