IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

Van Rome naar Christus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van Rome naar Christus

Getuigenis van ex-priester M. RUGHI

20 minuten leestijd Arcering uitzetten

In Toronto bezocht ik met rev. P. M. Jonker, predikant van de Chr. Ref. Church van Brampton, de Italiaanse ex-priester Mariano Rughi.

Mariano Rughi is thans predikant van de anglikaanse kerk van Toronto. Hij verricht evangelisatiearbeid onder de Italiaanse emigranten.

Dat we aan het goede adres waren, bemerkten we meteen aan een papier, dat blijkbaar voor de bakker bestemd was en waarop stond te lezen: „No pani oggi' (schrijf ik het zo goed?), wat betekent: Vandaag geen brood. Mariano Rughi is een zeer hartelijk man, met zuidelijke goedmoedigheid. We hadden een goed gesprek met hem.

Foto's die we van hem namen, mislukten echter. Hij was echter zo goed om ons toch een foto van hem zelf na te sturen, die we mochten publiceren in 'In De Rechte Straat'. Hij gaf ons ook verlof om zijn brochures te vertalen en uit te geven.

Wij mogen niet zwijgen

Ik geloof dat het de wil van God is, dat degenen die genezen zijn door de aanraking van Jezus Christus, daarvan getuigen moeten tegenover anderen. Zij mogen dat niet voor zichzelf houden.

Dat was immers ook de methode van Jezus, toen Hij nog op aarde leefde. Hij raakte mensen aan en veranderde ze, en deze veranderde mensen gebruikte Hij weer om ook anderen aan te raken en te veranderen.

Moeilijkheden in mijn studietijd

Mijn breuk met Rome en mijn bekering tot Jezus Christus gebeurde niet op stel en sprong, maar was het gevolg van een lang proces; een pijnlijk proces dat vele jaren geduurd heeft. De eerste aanlopers daartoe lagen al in mijn studententijd in het college van Assisië.

Op zekere dag gaf de professor van de kerkgeschiedenis college over paus Honorius I (626 - 638) en behandelde diens dwaling van het monotheletisme. Hij leerde n.l. de ketterij, dat er in Jezus slechts ÉÉn wil was, en kwam zo in strijd met de leer van de twee naturen in Jezus.

Maar de onfeilbaarheid van de paus ?

Ik had altijd geloofd in het dogma van de onfeilbaarheid van de paus, zoals het Vaticaans Concilie dat in 1870 had afgekondigd. Dit dogma houdt in, dat de paus, wanneer hij ex catbedra een uitspraak doet over geloof en zeden, niet dwalen kan. Ik wist ook dat de vaders van het Vaticaans Concilie daarmee niet alleen de onfeilbaarheid van de toenmalige paus proklameren wilden, maar ook van al de voorafgaande pausen.

En nu hoorde ik ineens, dat een paus zulk een ernstige ketterij had verkondigd. Ik had er geen rust bij en ging daarover persoonlijk met de professor spreken. Hij gaf als antwoord dat paus Honorius I deze ketterij niet ex cathedra had verkondigd, maar slechts als partikulier theoloog.

Uitgekreten voor ketter

Dit antwoord bevredigde mij beslist niet en ik zei dat ook eerlijk tegen de professor. Ik wilde mijn twijfel kwijt, maar de professor beweerde dat ik toegaf aan ketterse neigingen. U kunt begrijpen, dat ik hierdoor ernstig geschokt werd. Ik had een rustige vraag om opheldering gesteld en nu kreeg ik ineens het verwijt van ketterse gezindheid naar het hoofd geslingerd, terwijl ik zelf nog nooit echte ketterse lusten in mij bespeurd had.

Maar er zijn vele leiders in de r.k. kerk die deze methode gebruiken. Op redelijke vragen antwoordt men meteen met grof geschut om zo de vraagsteller te ontmoedigen en tot blinde aanname van de leer van Rome te brengen.

Maar God waakte over mij en was bezig mijn uittocht uit het land van de geestelijke slavernij voor te bereiden, terwijl ik het zelf niet wist. Juist in die tijd begon de vraag mij te beangstigen: „Waar zal ik zijn in de eeuwigheid?".

Rome houdt de mens in onzekerheid

In het seminarie hadden wij geen kloosterregel te volgen, maar toch moesten wij bepaalde boetedoeningen en offers verrichten zoals vasten en onthouding, biecht, meditatie en retraite. Maar ondanks deze geestelijke training en zelfkastijding werd ons geen zekerheid gegund omtrent onze eeuwige bestemming. Wie, behoudens een bijzondere openbaring van God, met absolute geloofszekerheid vertrouwt dat hij voor eeuwig behouden is, begaat een ernstige zonde van vermetel vertrouwen. Hij gaat in tegen de leer van Trente, die het 'vervloekt' heeft uitgesproken over al 'wie beweert, dat hij met onfeilbare en absolute zekerheid er zeker van is, dat hij de gave der volharding tot het einde bezit'. (Denz. no. 824). In de praktijk komt het daarop neer, dat, volgens Rome, iemand die zeker is dat hij verlost is, juist daarom zeker kan zijn dat hij verloren is.

Uit de duivel of uit de H. Geest ?

Diep in mij voelde ik, dat ook in deze leer over de onzekerheid van de gelovige een innerlijke tegenspraak van de rooms-katholieke kerk schuilging. Maar ik durfde er met niemand meer over spreken. Ik streed mijn strijd alleen.

Maar ik kon het tenslotte niet volhouden. Het drukte mij zozeer, dat ik er met mijn biechtvader over ging spreken.

Het antwoord kwam vlot: 'O maar, beste jongen, dat zijn bekoringen (verzoekingen) van de duivel'.

U ziet op welk een gemakkelijke manier Rome een twijfel die toch ook uit de H. Geest zou kunnen voortkomen, zo maar aan de duivel toeschrijft.

Ik was ver van overtuigd. Ik kende Joh. 3:16, en ik haalde die tekst aan om aan te tonen, dat mijn twijfel toch niet zonder grond was, maar weldra realiseerde ik mij dat dit wel een grote vermetelheid van mij geweest moest zijn, want mijn biechtvader las mij duchtig de les en hield mij de nederigheid voor en wees mij op de blinde gehoorzaamheid aan de kerk, - let wel: blinde gehoorzaamheid aan de kerk. Want gehoorzaamheid aan de kerk, betekent ook gehoorzaamheid aan Christus. Het is onder zware zonde verboden om vrijwillig daaraan te twijfelen, om vrijwillig de mogelijkheid te veronderstellen, dat gehoorzaamheid aan Christus misschien toch niet volledig samenvalt met gehoorzaamheid aan de rooms-katholieke kerk.

De biechtstoel

Ik moet hier een uitwijding maken, die echter zeer ad rem is.

In deze tijd ging ik niet meer regelmatig biechten. Ik moet erbij zeggen dat ik nooit enthousiast geweest ben voor de oorbiecht. Ik deed aan deze praktijk mee, niet uit innerlijk verlangen, maar uit dwang die mij van buiten af werd opgelegd. Ik vond het een last, een gewetenskwelling.

Ik wil hier de nadruk op leggen, want een argument, dat de rooms-katholieke kerk graag gebruikt om de Biecht te verdedigen, is dit: De mens die zijn zonden in het oor van de priester uitfluistert, zal daardoor een gevoel van verlichting ontvangen, want de absolutie van de priester zal de last van zijn zonden en schuld wegnemen.

Ik wil graag aannemen dat een dergelijk gevoel van verlichting door de Biecht ontstaat. Maar dat duurt maar kort en het haalt zo weinig uit. En in elk geval is het de ontlading van een gevoelsspanning, die Rome met haar leer zelf in de mens had opgeroepen, n.l. door de leer dat een mens naar de hel gaat, als hij zijn doodzonden niet met de soort, met de omstandigheden die de zonde van soort veranderen, en met het juiste aantal, wil biechten.

Als priester heb ik vijf jaar biechtgehoord. Op zichzelf is dat geen lange periode, maar het was toch lang genoeg om een behoorlijk inzicht te krijgen in de biecht met zijn praktijken. Ik heb van heel wat mensen de biecht afgenomen. Meerdere van deze mensen kende ik persoonlijk.

Sommige van mijn biechtelingen waren oprecht en eerlijk. Je kon dat duidelijk zien aan hun bekommernis en hun verlangen om bevrijd te worden van een bepaalde zonde die hen overheerste. En week na week kwamen deze mensen terug en telkens weer moesten zij vol innerlijke weerzin dezelfde beschamende zonde biechten. 'Waarom is dat zo?' zo vroegen deze angstige zielen aan ons. En ik, hun biechtvader die geroepen was om hun de vrede te brengen, kon hier nimmer een overtuigend antwoord op geven. En geen enkele priester kan daarop vanuit de rooms-katholieke leer een bevredigende uiteenzetting geven. Hier zitten leemten die door geen enkele gladde redenering kan opgevuld worden.

Zeker, er zullen priesters zijn die hun penitenten dan de duimschroeven aanzetten, die hun zullen zeggen, dat ze niet volledig oprecht zijn, of dat ze niet alle vereiste voorwaarden voor een goede biecht hebben vervuld, en die op grond daarvan dreigen met een weigering van de absolutie. Maar ik laat het aan uw verbeelding over om u in te denken in het ontzettende verdriet en de spanningen die door zulk een tyrannieke methode op zielen worden gelegd, die nog blind zijn, maar die dorsten naar de gerechtigheid.


ATTENTIE: Indien u uw abonnementsgeld voor 1962 reeds hebt betaald, dan verzoeken wij u vriendelijk om geen aandacht te besteden aan ingesloten girobiljet. Indien u echter nog niet hebt betaald, lees dan aandachtig bladzijde 25.


Ik moet hierbij vanzelf denken aan dat ontroerende voorval in het leven van Jezus, toen Hij de Samaritaanse vrouw ontmoette bij de put van Jakob. Inderdaad, hier horen we het antwoord voor de dorstige zielen die telkens weer teleurgesteld worden als ze naar de priester moeten gaan voor de lessing van hun geestelijke dorst. — Hoe waar zijn de woorden van de Heiland tot deze vrouw: 'Wie van dit water drinkt, zal nimmermeer dorsten'. De rooms-katholieke biechtstoel is als de Jakobsput. Het water daarvan geeft wel enige bevrediging, maar het is slechts van korte duur. 'Maar wie gedronken zal hebben van het water dat Ik hem geven zal, zal geen dorst krijgen in eeuwigheid, maar het water dat Ik hem geven zal, zal in hem worden tot een fontein van water, dat springt ten eeuwigen leven' (Joh. 4 : 14).

Hier is de bron voor blijvende vrede, onze Here Jezus Christus. Hij kent de geheime noden van elke zondaar en heeft voor ieder van hen het levende water. 'Kom tot Mij, gij allen die vermoeid en beladen zijt, en Ik zal u rust geven'. Deze uitnodiging komt van het hart van God zelf, waarin de volle vrede woont. En geen priester, geen bisschop, geen paus in de kerk van Rome is in staat om aan iemand de vrede des harten te geven die zij zelf missen.

De mens blijft dorstig, blijft zwaar beladen en hulpeloos, totdat God zelf Zich over hem heenbuigt. Zoals een stroom of een bron een put vult, zo brengt de gave Gods zegen op zegen, totdat we alles bezitten wat we nodig hebben, ja zelfs het eeuwige leven: 'maar het water dat Ik hem zal geven, zal in hem worden tot een fontein van water dat springt ten eeuwigen leven'.

Verslagen, maar ik gaf het niet op

Ik vervolg nu mijn verhaal.

Ik voelde plotseling een diepe verslagenheid in mij opkomen: Ik worstelde met de gedachte om het priesterschap op te geven en mij niet te laten wijden. Maar even snel dring ik deze gedachte weer weg, daar ik ze, zoals mij telkens geleerd werd, moest beschouwen als een aanvechting van de duivel.

Ik was bezig met mijn laatste studiejaar van de theologie. Ik dacht aan mijn familie, want het is voor een rooms-katholieke familie een wondervol voorrecht en een grote eer om een priesterzoon te hebben. Ik dacht aan mijn ouders en mijn vrienden, die mij reeds zagen als een priester die weldra de Mis zou opdragen. Ik weet dat dit geen hoogstaande gedachten waren, maar omdat ik Jezus niet kende als mijn Heer en Zaligmaker, voelde ik mij zwak en machteloos.

Tot priester gewijd

Zo kwam, de priesterwijding over mij heen. Daarna werd ik benoemd als kapelaan in een parochie. Ik begon mijn priesterarbeid met ijver en geestdrift en spoedig oogstte ik enig succes en dat verdreef weer enigszins mijn oude twijfel en angsten. Maar was dit een teken van gezonde overtuiging of van een voorbijgaande emotie?

In mijn arbeid als kapelaan vond ik een nieuwe sfeer en een andere omgeving, vooral een zekere vrijheid, die ik in het seminarie steeds had moeten missen. Ik maakte gebruik van die vrijheid en las boeken en tijdschriften die door de roomskatholieke kerk verboden waren. Ook ging ik nu meer in de Bijbel studeren. Ik kwam ook met allerlei slag mensen in aanraking en had veel gesprekken over de godsdienst.

Een ontstellende ontdekking

Op zekere dag had ik een vertrouwelijk gesprek met een franciskanermonnik en kwam tot een voor mij ontstellende ontdekking. Ik bemerkte dat ook deze priester worstelde met dezelfde pijnlijke onzekerheid omtrent zijn eeuwig behoud. Ik begon mij toen af te vragen: Indien de rooms-katholieke kerk de ware Kerk van Jezus is, hoe is het dan mogelijk dat een van haar beste volgelingen zo vol twijfel zit omtrent zijn zaligheid, ontevreden met zichzelf en ten prooi aan het hevigste zielelijden. Want aan mijzelf kon ik nog wel twijfelen, maar deze priester was een zeer vroom man, een volstrekt integere figuur, een man van karakter. Daarom was dit voor mij zo ontstellend.

Mijn twijfels van vroeger keerden nu in volle hevigheid terug. Mijn strijd bereikte een climax. De Mis en de biechtstoel en andere verplichtingen die ik had als priester, werden een verschrikkelijke last voor mij.

Toen hield ik het niet langer uit

Gedurende enige tijd zocht ik verstrooiing in allerlei vermaken. Ik bemerkte dat ik mijn plichtsgevoel begon te verliezen, en zeer tot mijn schaamte zag ik hoe ik steeds meer afzakte naar het peil van een werelds leven.

Wat had ik feitelijk nodig? Wat ik nodig had, was niet de verstrooiing, maar de reiniging, niet de prikkels van buiten af, maar innerlijk herstel, niet het vermaak, maar Jezus Christus.

Stond de kerk dan klaar om mij op deze Ene te wijzen, die mij alleen zou kunnen verlossen uit deze ontredderde toestand? Neen, Rome kwam alleen maar naar mij toe om mij een kerkelijke straf op te leggen, n.l. een week retraite in een klooster.

Maar dit geneesmiddel paste niet bij mijn kwaal. Vermoeid streed ik deze strijd alleen verder, deze strijd die ik voor mij als een verloren veldslag beschouwde. Maar op zekere dag was het alsof er plotseling een straal van Gods licht door de duisternis van mijn ziel heenflitste. Ik begreep de zin er nog niet van. Maar ik voelde wel dat ik iets doen moest, dat het zo niet kon blijven. Ik besloot om weg te gaan van mijn parochie en van mijn ouders en naar Rome te vertrekken.

Ik had geen bepaald plan voor ogen. Ik had ook geen enkele kennis in Rome, die ik zou kunnen bezoeken en om hulp zou kunnen vragen.

Maar reeds op de eerste dag werd mijn zoeken beloond door een 'toevallige' ontdekking van een kerk van de methodisten. Ik sprak met de predikant van die kerk en legde mijn hart voor hem open. Hij luisterde met warme belangstelling naar mijn wanhopige toestand. Maar spoedig zou ik bemerken dat het verlaten van de rooms-katholieke kerk niet zo'n eenvoudige kwestie was dan ik gedacht had.

Uitgestotene uit liet openbare leven

Het Verdrag van Lateranen van 1929 bevat in het vijfde artikel een paragraaf, die voor mij en voor elke priester in Italië, die zich niet meer met de leer van Rome verenigen kan, een grote moeilijkheid. Die paragraaf ( § 2 ) luidt aldus: 'In geen enkel geval kunnen priesters die afgevallen zijn of onder kerkelijke censuur staan, benoemd worden tot of gecontinueerd worden als leraars, noch mogen zij een ambt bekleden, dat hen in onmiddellijk kontakt brengt met het publiek'. Dat betekende dus voor mij dat ik zou moeten kiezen tussen het volgende: mij terugtrekken uit elke vorm van openbaar leven, of alles wat mij dierbaar was, opgeven: mijn ouders, mijn vrienden, mijn land.

Dit laatste zou een uitermate pijnlijk offer voor mij inhouden, maar God gaf mij kracht om dit offer te brengen en hij opende een deur voor mij op wonderbare wijze.

De predikant van de methodisten bracht mij in kontakt met prof. dr. E. Buonaiuti, een gewezen rooms-katholiek priester, die eveneens als gevolg van het Verdrag van Lateranen zijn leerstoel in de vergelijkende godsdienstwetenschappen aan de universiteit van Rome had moeten opgeven. Hij schreef allerlei protestantse instanties aan in Zwitserland, Frankrijk en Straatsburg om mij de uittpcht uit Rome mogelijk te maken.

God zorgde voor mij

Weken en maanden gingen voorbij, terwijl er geen oplossing in het zicht kwam. Maar toen zond God een andere ex-priester op het toneel, rev. M. Casella, die reeds werkzaam was in een gemeente in Noord-Ierland.

Dat was Gods leiding, die tastbaar in mijn leven ingreep. Dr. Casella had prof. Buonaiuti nooit ontmoet, hij kende hem enkel door zijn boeken. Het was de eerste keer dat hij aan prof. Buonaiuti schreef naar aanleiding van sommige uitdrukkingen in diens boeken. In zijn brief schreef hij tevens over zijn verleden, hoe het hem onmogelijk was gemaakt om de rooms-katholieke kerk te verlaten. Maar een vereniging in Dublin, ' Priests' Protection Society' had hem verder geholpen en zodoende was hij nu predikant van de Church of Ireland.

Prof. Buonaiuti zette in zijn antwoord ook mijn toestand uiteen, en door dit kontakt begon dan de laatste fase van mijn reis naar de vrijheid van Christus.

De 'Priests' Protection Society' zond een reddingsboot om mij op te pikken. Zij stelde mij in staat om mij theologisch te herorienteren op het Trinity College van Dublin.

Vanzelfsprekend heeft het mij heel wat gekost om mijn ouders, mijn vrienden, mijn land en alles wat mij dierbaar was in Italië, te verlaten, maar ik meende dat ik meer moest gehoorzamen aan de stem van God, dan aan de stem van het vlees en van de wereld. Maar God veranderde deze bitterheden in zoetheid, vooral doordat Hij mijn zwerftocht liet uitlopen vanuit een zondig leven naar de kennis van de levende Christus. Want ik kon nu vrij en ongestoord Gods Woord onderzoeken. Het licht van het Evangelie ging voor mij open en God keerde mijn hart naar Jezus Christus, in een innige en volstrekte overgave aan Hem, mijn enige en volkomen Zaligmaker. Ik zag de Here in het geloof en wist mij voortaan voor altijd met Hem verbonden.

Naschrift: Br. Rughi heeft dit getuigenis uitgesproken bij een bezoek aan Engeland. Aan het slot zeide hij nog het volgende, wat ook voor protestants Nederland van belang is:

Ontwaakt, gij die slaapt

Tot mijn spijt voel ik mij echter verplicht om over iets te spreken, wat voor mij een zeer treurige ontdekking was, toen ik hier in Engeland kwam.

Ik dacht dat ik een protestants land zou betreden, maar ik heb maar weinig protestantisme in Engeland aangetroffen. Rome infiltreert van alle kanten, en de zogenaamde protestantse kerken houden de deuren wijd open voor deze indringing. Rooms-katholieke praktijken zijn in onze kerken binnengeslopen, en de mensen zien er de zondigheid niet van in. Ze hebben er geen besef van dat ze God daarmee bedroeven.

O, als wij de Heilige Geest bedroeven, dan houden wij de zegeningen van God tegen die wij zozeer van node hebben. In onze dagen hebben wij meer dan ooit het duidelijke reformatorische getuigenis nodig, opdat de mensen een helder inzicht krijgen in de zondigheid van de eigenwillige en onschriftuurlijke godsdienst, die in diepste wezen afgoderij is.

622A Old Weston Road,

Toronto 9, Ontario.

Dear Sir, october 10th. 1961

I have pleasure inclosing my photo, which I did promise to send for Mr. Hegger's use.

I was so pleased to meet you and to hear of Rev. Hegger's plans.

Wishing you richest blessings on your ministry,

Yours very sincerely in HIM,

(M. Rughi)

Nadat ds. Jonker en ik br. Rughi bezocht hadden, ontving ds. Jonker deze brief van hem. Ik dacht dat het getuigenis van br. Rughi ons ineens iets dichterbij zou komen, als ik die brief hier zou afdrukken.

Een ex-priestertehuis

Wij willen aan dit getuigenis nog iets aan toevoegen.

Ook uit deze geschiedenis van Mariano Rughi blijkt duidelijk de noodzaak van goed georganiseerde hulp voor priesters, die om des gewetens wille de roomskatholieke kerk willen verlaten. Wij, reformatorische christenen, mogen het toch niet aan het toeval overlaten, of een priester, zoals dat bij Rughi het geval was, geholpen wordt.

En vervolgens blijkt ook hieruit dat deze hulp waarschijnlijk het beste geboden wordt door ex-priesters. In elk geval zullen zij het meeste hart voor deze zaak hebben. Dat is ook wel te begrijpen. Zij immers hebben aan den lijve het lijden, de spanning en de ontbering doorgemaakt van deze overgang naar de reformatie. Och, daar zit ook wel iets moois in. Wie mijn getuigenis heeft gelezen in mijn eerste boek, zal begrijpen, dat de bittere herinneringen die ik daarin neerschreef, achteraf iets zoets hebben gekregen door de overstraling van Gods liefde, die mij zo wondervol geleid heeft naar zijn Licht.

Ik ben in Brazilië heel hartelijk opgevangen door de broeders en zusters. Ze hebben mij voorzien van kleding en van alles wat ik nodig had. Ook kreeg ik enig zakgeld. Dat was natuurlijk niet veel. Ik, die echter als pater nooit over geld had mogen beschikken, was er als een kind zo blij mee. Maar ik moest wel elke cruzeiro een paar keer omdraaien voordat ik hem uitgaf. Zo herinner ik mij dat ik meerdere malen een ontbijt nam, enkel van bananen, omdat dat de helft goedkoper was dan een ontbijt met brood.

Het zat n.l. zo: Ik verbleef kosteloos op de theologische fakulteit van de methodisten in Sao Paulo. Maar als ik ergens naar toe moest, bijv. voor spreekbeurten, dan vertrok ik meestal met de eerste trein en moest dan zelf mijn ontbijt kopen. Nu houden wij in Nederland wel erg van bananen, maar u moet maar eens een ontbijt proberen, enkel van bananen. Een bepaald weeig gevoel zal u dan geruime tijd begeleiden op uw tocht door de ochtend.

Maar nog eens: ondanks dat alles denk ik er met plezier aan terug. En achteraf zou ik het zeker niet prettig hebben gevonden, als ik het zo ruim had gehad dat ik mij nergens over zou behoeven te bekommeren.

Maar ik wilde nu toch wel de nadruk leggen op een ex-priester-tehuis. Ik meen dat dat toch dringend nodig is. Het vorig jaar heb ik het vijf keer moeten meemaken, dat ik priesters die pas waren uitgetreden, of nog moesten uittreden, wel overdag bij mij aan huis had, maar ze 's avonds ergens anders naar toe moest sturen.

Dat is geen ideaal. Daar moet toch eigenlijk verandering in komen.

Ook nu weer sta ik in kontakt met drie priesters in het buitenland die willen uittreden

uit de rooms-katholieke kerk. Alles is al mooi geregeld. Er zijn gezinnen die in zulke gevallen steeds bereid zijn om te helpen. En we zijn daar heel erg dankbaar voor. Maar het was toch heel wat beter als we een tehuis hadden, waar zij de eerste weken konden verblijven. Daar zouden ze dan een eigen kamertje moeten hebben, waar ze zich kunnen terugtrekken als ze dat willen. Want de eerste dagen na de overgang vragen ontzettend veel van een priester.

Ik spreek uit eigen ondervinding.

Daarom hebben wij vrijmoedigheid om ook aan u te vragen om te ijveren voor het tot stand komen van dit tehuis. Giften voor dit doel zijn hartelijk welkom, maar ook aanbiedingen van leningen, renteloos of tegen niet al te hoge rente, die dan bijv. vastgelegd kunnen worden als hypotheek op dit ex-priesterhuis.

Moge de liefde van Christus ons daartoe dringen (2 Kor. 5 : 14).

Voor verdere gegevens kan men zich wenden tot mevr. F. Th. Been-Hunkemöller, Kon. Wilhelminaweg 311, Groenekan, Utr. Tel. (0 3401) 474.

De kosten bedragen ƒ 7.50 van zaterdagmiddag tot zondagavond, en ƒ 8.50 van zaterdag tot maandagmorgen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 april 1962

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

Van Rome naar Christus

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 april 1962

In de Rechte Straat | 32 Pagina's