IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

Op de korrel

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Op de korrel

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

KORTE SAMENVATTING : De term „theotokos" (= moeder Gods) was hij het concilie van Efese bedoeld als een kernachtige weergave, een bekroning van de leer over Jezus Christus, die ondanks zijn twee naturen toch slechts één goddelijke persoon is. Rome heeft echter van deze term een eretitel van Maria gemaakt en op grond daarvan en door middel van allerlei redeneringen een zelfstandige en uitgebreide, onschriftuurlijke Marialeer opgebouwd.

De zevende en achtste les van de Catechismus der Nederlandse Bisdommen, die handelen over de voorbereiding op de Verlosser en over Jezus Christus, kunnen wij zonder meer voorbijgaan. In de negende les echter vraagt vraag 80 onze bijzondere aandacht. Wij lezen daar immers volgende vraag en antwoord:

80. Is Maria werkelijk de Moeder van God?

Maria is werkelijk de Moeder van God, want haar Zoon Jezus Christus is werkelijk God.

Met deze vraag en antwoord zitten we vol op in het theotokos-vraagstuk, d.w.z. in het vraagstuk of wij Maria al dan niet „Moeder Gods" mogen noemen. Dat dit vraagstuk samenhangt met de ganse Maria-leer behoeft geen betoog. Over deze Maria-leer schrijft Al. Janssens in zijn boek „Theotocos" het volgende: „Voor de meeste buitenstaanders is onze katholieke Mariadienst niet alleen een steen des aanstoots maar ook iets onvatbaars, irreëels, iets dat gelijkt op de onwezenheid van gedroom en fantasie. Misschien zijn er zelfs bij ons die zich enigszins onverkwikkelijk voelen wanneer zij sommige klassieke devotieboeken, als daar zijn de „Ware Godsvrucht" van Grignon de Montfort, de „Heerlijkheden van Maria" van S. Alphonsus, doorlezen.

Meer dan eens wordt ondervonden dat zelfs katholieken (er. ook theologen n.v.m.) ietwat terughoudend staan tegenover de theologische stellingen der godgeleerden in verband met O.L. Vrouw. Het komt hun voor dat de onderbouw niet breed genoeg is voor een zo omvangrijke structuur".

Het komt bij Janssens niet op dat juist deze katholieken en theologen het bij het juiste eind hebben. Wel merkt men dat Janssens zelf een Marialoog is van het zuiverste karaat en het daarom met hen, die het niet met hem eens zijn, aan de stok heeft. Zijn bock is dan ook niets meer dan een warme pleidooi voor dc Maria-verering. Het enige argument hierover dat nog een beetje steekhoudend lijkt, vindt men m.i. nog op pag. 131, waar hij schrijft: „Welnu, als Maria waarlijk de moeder van Christus is, dan is zij ook waarlijk de moeder Gods, de theotocos. Alle getuigenissen van haar waarachtig moederschap zijn even zoveel getuigenissen van haar goddelijk moederschap". Wat Janssens hier vergeet, en wat het concilie van Efeze er wel aan toevoegt, is: dat Maria waarlijk de moeder van Christus is „secundum humanitatem" (D.B. nr. 290), naar het vlees. Dit concilie van Efeze behandelde het feit, dat men in Christus slechts een persoon, maar twee naturen vindt. Naargelang hiervan spreekt het concilie ook over Maria en noemt haar „theotokos", de „moeder Gods", omdat zij hierdoor wilde uitdrukken de eenheid des persoons in Christus. Daar Rome echter uit deze term meer meende te moeten halen dan het concilie bedoeld had, ging de reformatie deze term uit praktisch oogpunt uit de weg. Ze heeft echter meer dan Rome, datgene wat het concilie bedoelde gered, door zich bij de bedoeling van het concilie te houden.

Wij kunnen Janssens gelijk geven wanneer hij op pag. 243 schrijft: „Het ganse Mariale dogma is feitelijk gegroeid uit de gelovige (lees rooms-katholiek gelovige) overweging van het mysterie der vleeswording".

Onze conclusie is echter anders, niet omdat wij zoals Janssens in zijn voorwoord schrijft als protestant „geen warm menselijk hart, dat niet genoeg gericht is op de dingen van God" zouden hebben, maar juist, omdat „ons warm hart" en ons „koel-beredenerend verstand" (ook woorden van Janssens) degene zijn die juist maken dat wij helemaal gericht zijn op de dingen van God die ons in Gods Woord zijn geopenbaard. Wij weten dat ons „koel-beredenerend verstand" er wel eens naast kan grijpen, en dat men juist door dit te volgen, wel eens op een verkeerd spoor komt. Met Gods Woord echter als leiddraad zijn wij zeker dat èn ons koel-beredenerend verstand èn ons warm hart de goede baan volgen, om

Jezus Christus te leren kennen, in waarheid uit genade.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 maart 1961

In de Rechte Straat | 28 Pagina's

Op de korrel

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 maart 1961

In de Rechte Straat | 28 Pagina's