IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

GETUIGENIS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GETUIGENIS

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ik wil trachten iets te vertellen over mij persoonlijk en over de vreugde welke ik nu in mij voel. Aanvankelijk groot gebracht in het R.K. geloof, werd ik 13-14 jaar oud toen de eerste vragen op mij of kwamen over dingen waarmee ik het moeilijk had. Zo was daar allereerst een pastoor in onze parochie die ons leerde dat voor allerlei gevallen een heilige was die in zo'n situatie aangeroepen moest worden. Bijv.: de H. Anthonius voor verloren dingen enz. Het was nl. zo, dat zo'n heilige, door zijn heiligheid, meer overredingskracht had bij God, dan wij. Dit was iets dat ik niet kon begrijpen. „„U leert ons dat God onze Vader is, dan zal die Vader toch naar al zijn kinderen luisteren en niet alleen, of meer, naar die heiligen onder hen". Mijn opmerking veroorzaakte echter een woede bij deze pastoor en omdat ik blijkbaar meer van deze opmerkingen in het verleden had gedaan (ik was ze mij niet bewust) werd ik voor straf drie weken van de vereniging gestuurd. Een andere leerstelling waaraan ik mij steeds stootte was de biecht. Ik kon mijn zonden maar niet voor de pastoor belijden, vooral toen ik eens in mijn biecht vertelde dat op school nog al mopjes over meisjes werden verteld en dat ik daaraan mee deed in vertrouwen dat dit geheim bij hem veilig was. De andere morgen werden wij echter door de Directeur van de school op het matje geroepen en het waren precies die jongens waarover de dag te voren in mijn biecht over gesproken werd.

Sinds die tijd ging ik niet meer biechten en op de vraag, na 'n half jaar, waarom ik niet meer in de biechtstoel kwam, gaf ik ten antwoord dat ik 'n „„heilige" aan liet worden was en dat ik geen zonden meer deed. Dit veroorzaakte de nodige consternatie en ik moest op een avond op de pastorie komen waar ik door de pastoor en drie kapelaans werd bewerkt. Op die avond werd er hard van leer getrokken en kwamen alle punten waarover ik uitlatingen had gedaan zoals de heiligenleer, de biecht en de communie te voorschijn. Het slot was dat ze alle vier van mening waren dat er niets van mij terecht kwam en ik kon gaan. In die tijden hadden we thuis een goede sociale toestand zodoende was ik lid van „„de jonge wacht" en diverse nevenvereningingen en werd ons op deze club geleerd dat wij als „„burgers" zich met elkander moesten bemoeien en niet met de jongens van de Fransiscus vereniging want dat waren „„arbeiders jongens".

De pastoor kwam vrijveel over de vloer en de leveranties aan de pastorie werden door mijn Vader altijd zonder berekening uitgevoerd. Toen echter de crisistijden erger werden en deze leveranties niet langer gratis konden gebeuren en ik bovendien niet langer lid kon blijven van „„de jonge wacht" werden deze bezoeken ineens zeer schaars en merkte ik dat de consignes aan mijn gewezen clubgenoten doorwerkten want zij bemoeiden zich (mochten) niet meer met mij (we waren toch aan 'het afzakken).

Het een met het ander werd de oorzaak dat ik 18-19 jaar zijnde in het geheel niet meer naar de kerk ging. 25 cent of 'n dubbeltje voor een zitplaats in de kerk werd bezwaarlijk en in de met „armen" gemerkte banken wenste ik niet te gaan zitten. Jaren lang kwam ik nergens en vervreemde ook van God, leerde inmiddels een meisje kennen uit de Gereformeerde kerk die echter, door allerlei omstandigheden, ook niet meer in de kerk kwam. We trouwden en onze eerste werd aanvankelijk niet gedoopt. Hiermee kon mijn vrouw echter geen genoegen nemen en toen het kind één jaar was, werd het gedoopt. Mij kon het niets schelen en toen er een zoon geboren werd, vond ik het goed dat deze direct óók in de Gereformeerde kerk werd gedoopt. Mijn vrouw ging in die tijden weer regelmatig naar de kerk en op 'n Zondag ben ik eens meegelopen. Dat deze dag een keerpunt in mijn leven zou worden werd ik pas later gewaar, want wat ik in die preek hoorde was zo'n belevenis voor mij dat ik haast iedere Zondag mee ging. Na enige tijd ben ik ook op een belijdenis catechisatie gegaan en daar trof ik een dominee waarbij ik mij uitspreken kon. Na 'n jaar heb ik dan ook mijn belijdenis gedaan en wat voel ik mij nu vrij. Niets staat mij meer in de weg om tot God en Jezus Christus te gaan. Dat ik nu tot de Vader kan bidden zonder eerst mijn heilige broertje te vragen. Iedere zondag wéé de verlossende dood van Jezus Christus te horen verkondigen wat een blijdschap ook in ons gezinsleven en dat "allemaal onverdiend. Het enige wat mij nu nog dwars zit is dat ze van de roomse kerk mij nog steeds lastig vallen met geschriften en bezoeken. Men weet niet hoe blij ik ben met mijn verkregen vrijheid. Nu pas is alles werkelijkheid voor mij geworden en ik bid God dagelijks dat Hij mijn verdere familie ook het Licht van Zijn H. Geest wil schenken.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 december 1958

In de Rechte Straat | 20 Pagina's

GETUIGENIS

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 december 1958

In de Rechte Straat | 20 Pagina's