IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

Is onze wil vrij?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Is onze wil vrij?

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Beste dominee Hegger, Naar aanleiding van het vraaggesprek met u in het Reformatorisch Dagblad over uw nieuwe boek 'Eén in de levende Christus', wil ik u graag iets vragen. Maar het zal goed zijn, als ik dan eerst iets over mezelf vertel. Ik ben opgegroeid in de Gereformeerde Gemeente en ben daar tot geloof gekomen. Ik mag - Gode zij alle lof, dank en eer - weten dat mijn zonden zijn vergeven en dat God mijn God is. Nu verkeer ik de laatst jaren nogal eens in evangelische kringen. Ik heb daar echte kinderen van God ontmoet. Ik voel me met hen verwanl. Maar ik krijg telkens te maken met hun leer over de vrije wil. Ik denk er veel over na, maar kom er niet uit. Nu las ik in dat interview dat u zegt: "God doet een appèl op de wil van de mens." Zoudt u nog wat meer willen omschrijven wat u daar precies mee bedoelt? En zoudt u uw antwoord willen onderbouwen met bijbelteksten?

Allereerst wil ik mijn vreugde uitspreken over je eenvoudige getuigenis. Jezus heeft gezegd dat de engelen in de hemel zich verheugen over één zondaar die zich bekeert. Dan horen de gelovigen op aarde dat zeker ook te doen. Ik dank dan ook de Heere dat Hij jou gevoerd heeft naar Zijn wonderbare licht. Ik ben ook blij dat je een antwoord vraagt dat op de Bijbel is gefundeerd. Dat is echt reformatorisch: Sola Scriptura!

Sola èn tota Scriptura!

Maar nu je vraag. Ik zou heel kort kunnen antwoorden: lees de Dordtse Leerregels. Die staven hun uitspraken ook telkens met bijbelteksten. Maar ik weet dat het nog al wat tijd vergt om die Dordtse Leerregels grondig te bestuderen en niet iedereen beschikt over de nodige tijd. Daarom ziehier heel kort wat volgens mij de kern is van het belijden van de Dordtse Leerregels.

Dat prachtige belijdenisgeschrift keerde zich tegen een concrete dwaling. De remonstranten beweerden dat de wil van de mens uit zichzelf in staat zou zijn tot een geloofskeuze voor Christus waardoor ze kind van God en dus erfgenamen van het eeuwige leven zouden worden. De Dordtse Leerregels hebben dat terecht met een beroep op Gods Woord als een dwaling afgewezen. De Dordtse Leerregels zijn dus gericht naar één kant: de afwijzing van een concrete dwaling. In die zin zijn ze één-zijdig. Ze beklemtonen één aspect van de Bijbel: Gods uitverkiezende genade en de onmacht en de onwil van de mens om zich tot God te bekeren. Ondanks die één-zijdigheid zijn de Dordtse Leerregels echter evenwichtig gebleven. Ze hebben evengoed andere bijbelse aspecten, zoals de eigen verantwoordelijkheid van de mens zuiver weergegeven. Ze hebben die aspecten niet met een beroep op Gods uitverkiezende genade weggemoffeld of weggedrukt. Ze hielden vast aan het Sola Scriptura (alleen de Schrift) maar ook aan het Tota Scriptura (dat is: geheel de Schrift).

Ik heb mij daar altijd over verbaasd. Want dat is een algemene menselijke trek: wanneer wij gegrepen zijn door een bepaalde waarheid, hebben we de neiging om die als het één en al te verkondigen. De Dordtse Leerregels zijn niet in die fout vervallen. Dat is wel gebeurd door de latere hyper-calvinisten. Die zijn er meteen als de kippen bij om, wanneer iemand wijst op dat andere bijbelse aspect: de menselijke verantwoordelijkheid, hem meteen te brandmerken als arminiaan, remonstrant of roomse werkheilige. De Dordtse Leerregels spreken de Schrift na. Daarom wil ook ik mijn antwoord op jouw vraag geven vanuit de Schrift.

"Die wil …" (Openb. 22:17)

De wil van de mens is - daar is iedereen het mee eens - het vermogen om een keuze te maken. Sinds de zondeval is onze wil echter gedoemd om altijd de verkeerde keuze te maken. Wat is die keuze? Heel kort gezegd: ik en nog eens ik. En dat betekent, hoewel we ons daar meestal niet van bewust zijn, een keuze tegen God en Zijn Gezalfde. "We willen niet dat Deze Koning over ons zal zijn." Niet Hij maar ik moet in het middelpunt staan. Desondanks - o wonder van Zijn barmhartigheid! - is God zo genadig geweest om Zijn Zoon naar deze aarde te zenden. Die heeft onze schuld op Zich genomen om ons daardoor met God te verzoenen. De Vader en de Zoon zonden bovendien de Heilige Geest om onze wil open te ademen, zodat we daardoor onweerstaanbaar ertoe gedrongen (niet: gedwongen) werden om de goede keuze te doen: niet meer mijn vertrouwen stellen in mezelf maar uitsluitend in Christus en dus: niet mezelf in het middelpunt stellen maar God.

Een appèl op je wil

Let goed op: de Geest brengt jou ertoe om Christus te willen. Jij moet Hem willen. En dat appèl op je wil doet Hij door het Woord. Hij kan ons bijvoorbeeld wijzen op wat Jezus tegen de Jeruzalemmers heeft gezegd: "Gij hebt niet gewild" (Mat. 23:37). Dan kan het ineens tot ons doordringen dat Jezus niet gezegd heeft: 'Ik ben de oorzaak van jullie ongeloof, want Ik heb jullie niet de genade van de bekering willen geven", maar dat Hij de schuld van hun ongeloof duidelijk bij hèn heeft gelegd: "Jullie hebben je niet willen bekeren." Als je dat gaat inzien is dat een appèl van de Heilige Geest op onze wil. De Geest kan ook dat andere woord van Jezus voor ons doen oplichten: "Die wil neme het water des levens om niet" (Openb. 22:17). Ook in die tekst doetjezus immers een beroep op onze wil (niet op ons gevoel). En het kan zijn dat iemand dan ineens gaat inzien: "Ik zit mezelf maar wat wijs te maken. Ik heb mezelf lang zoet gehouden met de voorstelling dat ik mij eigenlijk wel zou willen bekeren, maar dat Christus mij de bekering niet wilde schenken. Nu zie ik in, dat ikzelf mijn bekering niet gewild heb." Als een mens dat gaat inzien kan hij daardoor totaal verbroken worden. Dan weet hij tegelijk: er is maar één uitweg: vluchten in de armen van de Goede Herder, de Zaligmaker van zondaars. Sommige schrijvers wekken de indruk alsof de Heilige Geest in jou moet willen. Dat is beslist onjuist. Niet de Heilige Geest moet Zich in ons bekeren en in Christus geloven, ik moet mij bekeren, ik moet in Christus geloven. Anderen zeggen dat je volkomen passief bent bij de bekering. Je bent een dood ding en bij de bekering sleutelt de Heilige Geest aan je alsof je een machine bent die gerepareerd moet worden, zodat die machine weer aan de praat geraakt. De Dordtse Leerregels protesteren heftig tegen deze misvatting. Ze zeggen: "Alzo werkt deze goddelijke genade der wedergeboorte in de mensen niet als in stokken en blokken en vernietigt de wil en zijn eigenschappen niet." (III-IV art. 16).

Geen appèl o p ons gevoel

Weer anderen stellen het voor alsof de keuze voor Christus, en in Hem voor Zijn Vader, een zaak van gevoel is. Ook dat is beslist onbijbels. Jezus zegt niet: Wie veel voor Mij voelt, maar: "Die wil neme het water des levens om niet" (Openb. 22;17). Er zijn helaas sommge evangelisten die wel appeleren op het gevoel van hun toehoorders. Maar Jezus zegt nadrukkelijk dat zo'n gevoelsbekering geen standhoudt; zie Mat. 13:20-21. Dat de wedergeboorte een zaak is van de wil wordt ook heel helder beschreven in de Dordtse Leerregels (III-IV art. 11 en 12). Die Dordtse Leerregels zeggen wel dat die ommekeer van de wil meestal ook doortrilt in het gevoel. Maar dat 'zoete' gevoel is een begeleidend verschijnsdel, niet het wezen van de wedergeboorte. Volgens de Dordtse Leerregels is de wedergeboorte een verandering van de wil.

Wie het huis van zijn heilsverwachting bouwt op het gevoel, heeft gebouwd op zand en niet op de rots van Gods Woord. Denk maar eens aan de beruchte verhalen van bekende Amerikaanse televisie-dominees. Ze konden zeer ontroerend preken en daardoor miljoenen dollars uit de zakken van de goedgelovigen vandaan toveren. En dat terwijl ze ondertussen er buitenechtelijke relaties op nahielden en zelfs de hoeren afliepen. Als ze dan ontmaskerd werden, beleden ze voor de televisie onder veel krokodillentranen hun zonden, maar gingen daarna rustig door met hun televisiepreken en … vaak ook met hun ontucht. En veel kijkers tuinden daar altijd weer in. Helaas kennen we ook in Nederland dergelijke weerzinwekkende voorvallen van ambtsdragers, die o zo vroom en ontroerend wisten te (s)preken en waarvan later bleek dat ze al jaren de kat in het donker knepen. Deze dubbelhartigen en dubbeltongigen leidden een dubbelleven. Nee, gevoel kan verraderlijk drijfzand zijn.

In Christus alleen is het leven

We moeten altijd weer terug naar de Bijbel. Gods Woord is ons enige houvast. Alleen dat is ons betrouwbaar kompas, dus niet de redeneringen, bevindingen of devote vertelsels van mensen. Het is een vernederende waarheid voor ons allemaal: van nature is "alle mens leugenachtig" (Rom. 3:4). Daarom waarschuwt de Bijbel ons telkens dat we ook niet op kerkelijke prominenten, op 'prinsen', ons vertrouwen moeten vestigen; zie o.a. Psalm 118:9 en 146:3. Leiders van kerken of geloofsgemeenschappen kunnen soms één bijbelse waarheid zozeer naar voren sjorren en uit zijn verband sleuren, dat het in feite een gevaarlijke onwaarheid wordt. Nog één voorbeeld daarvan: De Bijbel zegt wel dat een echte keuze voor God alleen maar mogelijk is door de beademing van de Geest, maar die leert nooit dat je om zeker te zijn of je keuze voor God inderdaad van de Geest is, in jezelf moet gaan speuren. Nergens verwijst de Bijbel ons naar een graven of wroeten in je diepere zieleroerselen. Het Avondmaalsformulier zegt het zo mooi: "Wij zoeken ons leven buiten onszelf in Jezus Christus." We moeten dus voortdurend naar onze Heiland kijken. In Hem zien en vinden we het leven, in Hem alleen.

Waarom zeker van mijn zaligheid?

Waarom kunnen we er dan zeker van zijn dat ik in Hem het leven heb? Omdat Hij dat beloofd heeft. Hij heeft het herhaaldelijk in de meest duidelijke en stellige bewoordingen gezegd: Wie in Mij gelooft hééft het eeuwige leven, o.a. in Joh. 6:47. Dat is dan ook een grondtrek van de Bijbel: God wil in de eerste plaats door ons verheerlijkt worden, doordat wij onvoorwaardelijk in Hem geloven. Het moet voor de Heere uitermate pijnlijk zijn, wanneer wij in feite tegen Hem zeggen: Ik lees wel in Uw Woord dat U aan iedereen die in Christus gelooft het eeuwige leven schenkt, maar ik geloof niet dat U die belofte nakomt wanneer het mij betreft. De Bijbel noemt zo'n houding van ongeloof een bedroeven van de Heilige Geest.

Aan de vruchten kent men de boom

Zeker, Jezus waarschuwt ook voor een schijngeloof. Maar raadt Hij ons aan om in de diepten van onze ziel te duiken om te weten te komen of we een echt geloof of een schijngeloof hebben? Nee! Hij zegt dan heel nuchter: Aan de vruchten kent men de boom (Mat. 7:16-23). En wat zijn de vruchten van een slechte boom? Die vind je kort beschreven in Gal. 5:19-21. En wat is de vrucht van de goede boom? Lees Gal. 5:22. Toets daaraan je leven. Merk je dat je nog helemaal op jezelf bent gericht, op de bevrediging van je eigen zondige begeerten? Dan heb je slechts een schijngeloof, ook al kun je nog zo innig uitweiden over allerlei zware bevindingen die je hebt gehad.

Merk je dat je er vreugde in hebt om God te verheerlijken en om je naaste lief te hebben als jezelf, om hem alle goeds te gunnen? Dan mag je er zeker van zijn dat je keuze voor God, je geloofsovergave aan Christus, echt is. En dat ondanks het feit dat je voortdurend in jezelf vele tekortkomingen constateert. Zo eenvoudig spreekt Jezus daarover. Daarom - dat zegt Hijzelfkunnen de kinderen en de eenvoudigen Hem begrijpen. Het is niet nodig dat je daarover eerst een diepgaande studie moet hebben gemaakt van onderwerpelijke (bevindelijke) en voorwerpelijke theologische systemen. Je hoeft je niet in allerlei 'kenmerken' van het ware geloof en het schijngeloof te verdiepen. Dat vraagt de Heere Jezus nergens van ons. Gelukkig maar! Want daardoor is het Evangelie er voor iedereen, voor de méér, maar ook voor de minder begaafden.

Het blijft een geheimenis

Ik wil nog benadrukken dat wij dit alles nooit echt kunnen begrijpen. Wij, gelovigen, schrijven van de ene kant alles aan God toe. Dat ik tot bekering ben gekomen, ervaar ik niet als een beslissing van mijzelf op grond waarvan ik recht zou hebben op een schouderklopje of een loon van Gods wege. Maar van de andere kant: als ik geweigerd zou hebben mij te bekeren, zou ik dat op geen enkele wijze de Heere kunnen verwijten. Dan zou ik weten dat dit ongeloof voor de volle honderd procent mijn schuld zou zijn en dat God mij op grond daarvan terecht voor eeuwig van Zich zou werpen. Logisch klopt dat niet, maar de Bijbel leert het zo. Punt, uit! En het vreemde is dat je gelovige hart deze bijbelse waarheid bevestigt. Dat komt omdat het hart verder ziet, hoger schouwt dan het redenerend verstand. "De natuurlijke mens begrijpt de dingen die van de Geest van God zijn" (1 Kor. 2:14).

Tenslotte kan ik niet nalaten mij heel persoonlijk te richten tot u, tot jou, lezer(es) van IRS. Wat wilt u, wat wil jij? Wil je je in geloof eenvoudig aan Christus toevertrouwen? Wil je al je verwachtingen in Zijn handen leggen? Wil je dat Hij Heer en Meester wordt over jouw leven? Vergeet niet: Jezus is radicaal. Bij Hem is het: alles of niets. Hij haat alle halfslachtigheid. Hij zei: "Zo iemand achter Mij wil komen (let erop: Jezus doet ook hier een appèl op onze wil: "Zo iemand achter Mij wil komen") die verloochene zichzelf en neme zijn kruis dagelijks op en volge Mij" (Lukas 9:23). Ik kan mij voorstellen dat je daarvoor terugschrikt: dat is te veel gevraagd. Maar als dat je antwoord is, wees dan eerlijk. Erken dan: ik wil het niet. Probeer niet de schuld op God af te schuiven met een vals beroep op de uitverkiezing: 'Ik zou eigenlijk wel willen, maar ik kan mijn wil om mij te bekeren niet ten uitvoer leggen, want Hij wil mij de genade van de bekering niet geven. Dat ik niet tot bekering en geloof kom, is niet mijn wil, maar Zijn wil." En misschien voegt iemand er daarna nog vroom aan toe: "En Uw wil geschiede", om vervolgens rustig te volharden in zijn ongeloof en in zijn zondige leventje vol zelfvertroeteling. Daarom nogmaals: wat wil je? Opnieuw doet de Heere een appèl op je wil: "Bekeert u en gelooft het Evangelie" (Markus 1:15).

Solus Spiritus Sanctus?

Misschien slaat een hypercalvinist nu met de vuist op de tafel en bulden: "Maar dat gaat zo maar niet! Je mag alleen zeker zijn van je zaligheid, als de Heilige Geest jou door een aparte verlichting (bevinding) daarvan verzekert." Dan is mijn vraag: Is het Woord van Christus dan op zichzelf niet betrouwbaar? Als Hij zegt: "Wie in Mij gelooft heeft het eeuwige leven" (Joh. 6:47), mogen we daar dan niet eenvoudig op vertrouwen? Hij heeft er toch niet aan toegevoegd: "Je mag alleen in Mij geloven, wanneer de Heilige Geest jou, los van mijn belofte, extra de verzekering geeft dat je in Mij mag geloven"? Verlaten we door zo'n menselijke toevoeging dan niet het grondbeginsel van de Reformatie: Sola Scriptura? Moeten we dat dan niet vervangen door Solus Spiritus Sanctus, dat is: alleen de Heilige Geest? en dat betekent heel gemakkelijk: onze eigen geest. Is dat niet de eigenlijke oorzaak van de zwakte en machteloosheid van het Nederlandse protestantisme dat wij veel te veel vertrouwen hebben in onze eigen denksystemen en in onze toevoegselen aan de Bijbel, en te weinig in de levende Christus, in het woord van Zijn belofte?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 november 1999

In de Rechte Straat | 16 Pagina's

Is onze wil vrij?

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 november 1999

In de Rechte Straat | 16 Pagina's