IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

NIETS of ALLES

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

NIETS of ALLES

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

En Petrus zeide: Zilver of goud heb ik niet, maar wat ik heb dat geef ik u: In de naam van Jezus Christus de Nazarener, sta op en wandel. (Hand. 3:6)

Een verlamde man die niet meer wist hoe je op je eigen benen kon staan, zat bij de Schone Poort. Elke dag. leder vond het normaal dat hij niet meer kon lopen, leder vond het gewoon dat hij zat te bedelen. Hij vond het zelf ook normaal. Hij had zich er bij neergelegd dat hij voortaan zou moeten leven bij de gratie van de mensen. Van leven door de genade - de gratie - van God had hij nog niet veel gemerkt. Dat is - kort - de voorgeschiedenis.

Deze geschiedenis is vaak gebruikt als kapstok voor een complete bekeringsgeschiedenis. De verlamdheid vanaf onze geboorte wordt ons dan voorgehouden als de verdorvenheid van onze geboorte af. De genezing is dan voorbeeld van de bekering.

Ik geloof zeker dat deze kant er ook aan zit, maar we mogen toch niet de letterlijke zin van deze geschiedenis over het hoofd zien. Handelingen 3 wil duidelijk laten zien wat Handelingen 2 (Pinksteren) in ons leven betekent. Het laatste der dagen is gekomen. Joel 2 gaat in vervulling. Inderdaad.

Maar ook Jesaja 35 gaat in vervulling: Alsdan zal de kreupele springen als een hert, en de stomme zal juichen. "God heeft ook te maken met ons lichaam, en met het lichamelijke. Als we de dienst van God alleen op het geestelijke, op onze ziel betrekken, dan lijken we geestelijk, maar dan zijn we vleselijk. Dan dienen we niet de levende God.

Erg is dat, die bedelaar is gewend geraakt aan zijn ellende. Hij vindt zijn ellende gewoon. Daarom is ook het enige dat hij verwacht: IETS. Hij komt in zijn verwachting niet boven iets uit (geld. goed. spullen). En het iets wat we daarvan krijgen, blijkt in het eind NIETS te zijn. Zou dat niet de ellende in de ellende van deze man geweest zijn, dat hij aan zijn ellende gewend geraakt was ? Wordt deze man zó niet een voorbeeld van de mens zonder God, van de mens die niet weet hoe erg hij er aan toe is en daarom in dit leven niets anders meer verwacht dan een voorbijgaand "iets" ? Is nieonze ellende dat wij gewend geraakt zijn aan onze ellende, en het dus maar gewoon vinden dat we zondig zijn en dat we nooit tot de volle zekerheid van het geloof komen.

God wil niet IETS geven. Hij geeft ALLES, dat is zijn totale behoud voor lichaam èn ziel. Dat zegt Petrus hem: "In de Naam van Jezus de Nazarener, sta op!" Laten wij overigens in onze rijke tijd er voor oppassen, dat wij niet moeten zeggen:"Zilver en goud heb ik wel, maar de naam van Jezus ken ik niet".

Als wij die Heiland kennener weet van hebben dat wDOOR GENADE ALLEEN vergeving van zonde en het eeuwige leven gekregen hebben, is het onze dure en heerlijke roeping die Naam ook bekend te maken. Daarom gaat het ons in het getuigend gesprek met onze rooms-katholieke medemens en met anderen.

Maar als u Hem nog niet werkelijk kent. Hij kan en wil ook u Zijn genade géven. We mogen het niet vanzelfsprekend vinden, dat we nog in de ellende zitten, jaar en dag bedelend aan de Schone PoortDat is de poort van het Huis van God (vergeet u dat niet).

We vragen nog: waar zit in deze geschiedenis het geloof van deze man zelf? Och, hij grijpt de grijpende handen van Petrus. Dat is geloven: grijpen omdat wij gegrepen worden. De greep van Petrus dat is dieper gezien: de greep van Christus - gaat voorop. Genade alleen. Maar genade maakt geen luie of lijdelijke mensen. Genade maakt actief: Wij grijpen Christus aan omdat Hij ons gegrepen en geroepen heeft.

Zo worden wij - door Gods genade - van bedelaars die de tempel ontsieren (in Israël mochten immers geen bedelaars zijn, volgens de wet), tot zangers die de Heere loven. De man die eerst altijd vóór de Schone Poort gezeten had, was nu dóór de Schone Poort binnen gegaan in de tempel. Hij begon een nieuw leven mét en dichtbij de Heere.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 maart 1994

In de Rechte Straat | 24 Pagina's

NIETS of ALLES

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 maart 1994

In de Rechte Straat | 24 Pagina's