IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

De omslag van kerk tot denominatie III (slot)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De omslag van kerk tot denominatie III (slot)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Met opzet heb ik Kuyper als eerste getuige aangehaald, omdat hij de centrale figuur is in het Protestants kerkelijk leven van 1880 tot 1940. Maar wat van Kuyper geldt, geldt in nog sterker mate van zovelen wier naam onuitwisbaar verbonden is met het Protestantse leven sinds 1870. Uitspraken als van Kuyper in zijn Confidentie vindt men bij prof. H. Bavinck, bij mr. dr. W. van den Bergh, bij ds. H. Hoekstra, en bovenal bij de vermaarde Amsterdamse predikant J.C. Sikkel. In mijn publicaties heb ik meermalen gewezen op zijn indrukwekkende en ontroerende geschnftje: In heilige roeping uit 1916, dat één klacht is over het teloor gaan van het authentieke kerk-zijn van de Gereformeerde Kerken en de verbastering tot wereldlijke denominatie.

Aan Hervormde kant was het niet anders. Op Kohlbrugge's lijden aan de Kerk, die alle kenmerken van de Moederkerk verloren had en die hem als verstotene en als balling uitgeworpen had, en die hij toch in liefde trouw bleef, hoefik hier niet te wijzen. Het is ons bekend. Zo ergens zijn innige band met haar aan het daglicht is getreden, dan in zijn correspondentie met de Afgescheidenen van 1834. Ik moge in dit verband herinneren aan het prachtige geschrift van Dr. J.C.S. Locher: Kohlbrugge en de Afscheiding, waaruit ik hier een passage aanhaal: "Smeken wij daarentegen met vele worstelingen, tranen en verzuchtingen den God van alle ontfermingen om genade en om vernieuwde uitstortingen des Heiligen Geestes over den ouden hof en lusttuin des Heren, en wordt het ons gegeven Amen te zeggen op dat zielsgebed, gelijk het vele geliefde Broeders en ook mij gegeven wordt van Hem, wiens roepingen en verkiezingen onberouwelijk zijn, en die zich reeds een volk in Nederland toebereidt, dat gewillig zal zijn en zijn hals zal over hebben voor de waarheid op den dag Zijner heirkracht, laat ons dan ons en het onze gereformeerd noemen, laat ons gereformeerd schrijven, leven, strijden, lijden, sterven. Amen". Aldus vader Kohlbrugge in een brief uit 1831.

Een figuur uit later tijd, op wie ik reeds even gewezen heb, is prof. J.H. Gunning, kerkelijk hoogleraar in Leiden en Amsterdam. Van het vele wat hij geschreven heeft is mij het geschriftje: Rekenschap uit 1898 bijzonder dierbaar omdat het ons enig inzicht geeft in zijn liefde voor en lijden aan de Kerk. Ik citeer: "Het voegt niet, de worstelingen der binnenkamer te beschrijven: maar laat mij sober zeggen dat ik persoonlijk voor mijzelve, als zwak en zondig mens, begonnen ben den steun ener Kerk die mij droeg, van een Gezag dat, als tegenbeeld van pauselijke of partijhoofdsdwang, van 's Heren wege boven mij stond, smartelijk te missen. Ik heb den groten Calvijn gedankt toen ik in het 4e deel zijner Insitutie las dat de deelneming aan de Kerk zoveel vermag, dat zij ons in Gods gemeenschap houdt… Ik heb daarna bevonden dat herstel der Kerk niet slechts als hulpmiddel tegen mijne en veler zwakheid, maar allereerst om de ere des Heren, naar den eis zijns Woords, moet gezocht worden. En ook dat zulk een herstelling buiten onze macht ligt en alleen Gods eigen werk kan zijn: wij kunnen er niets aan doen. Doch de Heer kan en wil er wèl aan doen, en wij moeten voor Hem daartoe ruimte maken. Ruimte maken hoe? Door onze onmacht als onze gemeenschappelijke schuld te erkennen en te belijden…" (blz. 29-31).

Zo zou ik door kunnen gaan en als het ware een koor laten horen van individuele klaagzangen over het smartelijk gemis van elk hoogkerkelijk aspect der Protestantse Kerken van 1880 tot 1940. Ik wilde er mee tot uitdrukking brengen, dat het Protestants geloof authentiek kerkelijke trekken vertoont, al moet worden toegegeven dat dat kerkelijk besef eerder weduwe-gestalte heeft en gekenmerkt is door heimwee, honger en dorst naar de Moederkerk dan door een dankbare en blijde jubel. Van een rijk Protestants kerkelijk leven is geen sprake geweest. Niettemin, - ontbreken deed het niet!

Wanneer wij dan nu in parallellie met de Rooms-Katholieke Kerk in Nederland spreken over de ontmanteling van de kerk óók binnen de Protestantse Kerken, dan heeft dat ontmantelingsproces daar toch een ander karakter gehad dan aan RoomsKatholieke kant. Het voltrok zich veel minder sensationeel, veel minder revolutionair, omdat de Protestantse Kerken sinds jaar en dag veel meer trekken gemeen hadden met wat de Engelsen low en free Church noemen, zij het dat noch bij de smalle gemeente, noch bij figuren als Gunning, Sikkel, Kohlbrugge, Bilderdijk het authentiek kerkelijk bewustzijn afwezig was. Wil men niettemin toch spreken van een omslag binnen de Protestantse Kerken, dan in diezin.dat er een langzaam afstervingsproces plaats heeft gevonden van alle hoog-kerkelijke noties. Het heimwee naar de Moederkerk, de honger en dorst naar "den steun ener Kerk die mij droeg, en van een Gezag van 's Heren wege boven mij", - het is allengs meer verdwenen. De Protestantse mens is steeds eenzijdiger zijn Kerk gaan zien als denominatie, dat wil zeggen als groep van geestelijk gelijkgezinden, als maatschappelijke of politieke pressie-groep, als godsdienstige gemeenschap op vrijwillige basis. En in samenhang daarmee is hij steeds afstandelijker en afkeriger geworden van al die kerkelijke aspecten, die ook maar enigszins zwemen naar het gezag en de steun van een Moederkerk.

Dat alles is voluit zichtbaar in de IKON-documentaire: De nazaten. Men ziet daar voor zich kerkelijke leidslieden uit een nabij verleden, die met spijt en wroeging omzien naar wat zich enkele decennia geleden aan kerkelijke strijd afspeelde. Men ziet ontheemde en verweesde christenmensen, die veelal met wrok terugzien op de dagen dat hun Kerk méér was dan vrije groepsvorming en dat zij nog poogde de gelovigen enige steun en houvast te bieden in leer en leven. Losgeslagen individuen, die een hechte geestelijke band niet meer zouden kunnen verdragen, maar het zouden karakteriseren als onderdrukking van de vrije persoonlijkheid. Hoe ver is de moderne Hervormde en Gereformeerde mens afgegroeid van alle authentiek kerkelijke noties en daardoor ook innerlijk gans vervreemd van de geestelijke rijkdommen, die sinds de dagen der Apostelen in het woord kerk, kuriakè, dat wil zeggen "van de Heer", besloten liggen. Vervreemd van de "eenheid, heiligheid en katholiciteit" die in de Apostolische geloofsbelijdenis de kerk worden toegekend. Vervreemd van de gestalte van de kerk als een Maria-figuur, die zat aan de voeten van de Heer, en één en al oor was voor zijn woorden.

Net als in de Rooms-Katholieke Kerk dringt zich ook bij de Protestantse Kerken de vraag op: wie is de eigenlijk schuldige aan deze kerkelijke deformatie? Welke instantie is te zien als de eerste verantwoordelijke voor deze ontmanteling? Ik ben van mening, dat wij voor een antwoord niet ver hebben te zoeken. Er is sprake van een duidelijke parallellie met de Rooms-Katholieke Kerk. Slechts de namen zijn anders. Zoals de Roomse Nederlandse Kerkprovincie bisschop Bekkers heeft gehad, zo de Hervormde Kerk de secretaris-generaal Albert van den Heuvel. En zoals in de Kerk van Rome de ster van Schillebeeckx geschitterd heeft, zo in de Protestantse Kerken die van de professoren Berkhof en Kuitert. Voor het overige is ook het kerkelijke deformatieproces aan Protestantse kant verlopen via het heilloze instituut van adviseurs, van intellectuele deskundigen, van commissies en raden. En gelijk de bisschoppen ginds, volgden hier de synoden als hoogste kerkelijke bestuursorganen de intellectuelen voorzichtig en op enige afstand. En het waren de telkens nieuw gekozen synodeleden, die vol ontzag voor de hoogeerwaarde heren van het moderamen en voor de hooggeleerde heren van de raden en commissies van bijstand moeiteloos gestuurd, om niet te zeggen gemanipuleerd werden in de richting van een denominationele verwording van de Protestantse Kerken. Wat dat betreft, lijkt het synodaal beleid als twee druppels water op het episcopaat van kardinaal Alfrink. Daarom is het hier besproken boek van Ed. Simons en Lodewijk Winkelen Het verraad der clercken, dat de rol der intellectuelen in de ontwikkelingen van het Nederlandse katholicisme na 1945 beschrijft, ook voor de bestudering van het Protestants kerkelijk leven van grote betekenis. Hoe zouden wij erbij gebaat zijn als dr. de Bruijn van het Protestants Documentatie-centrum van de Vrije Universiteit een soortgelijk onderzoek instelde en publiceerde wat betreft de Hervormde Kerk en de Gereformeerde Kerken. Enig vooronderzoek is reeds verricht. Onlangs lazen wij in het Hervormd Weekblad, dat een student aan de Utrechtse Universiteit een doctoraal scriptie over het synodale beleid in de Hervormde Kerk gedurende de laatste jaren had voltooid.

En nu als afsluiting van deze kerkelijke problematiek rijst als vanzelf en onontwijkbaar de vraag: Kunnen wij buiten de kerk? Kan een christen leven zonder kerk? Niet zonder reden heeft Augustinus gezegd: "Buiten de kerk geen zaligheid". Protestanten hebben met die uitspraak vaak de draak gestoken; haar als typisch "rooms" geduid. Maar een Protestant, die niet helemaal denominationeel verschraald is en nog iets van de geloofsdiepte van Calvijn, van Kohlbrugge, van Gunning en Sinkel kent, beseft maar al te goed de waarheid van Augustinus' woorden. Buiten de kerk leven, dat is leven als schapen buiten de schaapskooi en daarom maar al te ras ten prooi vallen aan de wolven. En wie geestelijk niet stekeblind is, die ziet dat onheil zich toch allerwege afspelen: christenen die door gemis aan het gezag en de steun van de kerk de vreemdste wegen gaan, die terecht komen in verderfelijke milieus en die geleidelijk alle geestelijke waarden afzweren die vanuit een kerkelijke traditie van eeuwen hun waren meegegeven. Christenen echter, die in hun geloof denominationeel verschraald en uitgeteerd zijn, zullen in ijdele zelfverzekerdheid en hoogmoed volhouden: "Dit is het riskante leven van het echte, abrahamitische geloof; dit is de gemeente van de vragende en zoekende pelgrims; dit is de kerk als stootgroep van Gods Heil!"

Ik wil deze artikelenreeks afsluiten met de herinnering aan iemand, met wie op het eind van zijn leven ik steeds nauwer geestelijk contact heb gehad, juist in de vragende kerk betreffend, namelijk professor G.C. van Nifrik. In de laatste kroniek die hij geschreven heeft voor het tijdschrift: Kerk en Theologie eind 1972 spreekt hij het in mismoedigheid uit, dat velen met een zekere wellust verwerpen wat tot dusver gegolden heeft en met vreugde uitverkoop houden van tot dusver geldende waarden. Het heeft er veel van (zo schrijft hij) of alles en allen binnen en buiten de kerk samenspant om een einde te maken aan de kerk. En nu citeer ik hem letterlijk: "Zijn wij kerk en willen wij dat zijn? De vraag is: hoe zijn wij kerk; wat houdt het kerk-zijn voor de gelovigen van deze tijd in? Dr. W. Aalders zoekt het heil van de kerk voor deze tijd in een bijbels-reformatorisch réveil. Als wij hem vragen wat dat precies inhoudt, krijgen wij als antwoord, dat een bijbels-reformatorisch réveil de ontdekking inhoudt, dat onze zaligheid en ons heil niet ligt in het krampachtig vasthouden aan de mens, de wereld, de geschiedenis, maar in die wending, waarbij wij al het onze loslaten en offeren, zoals Abraham moest doen bij het offer van zijn zoon, zijn enige, die hij liefhad. Ons hart ligt dan niet meer in het aardse hier en nu, maar alleen in Hem… De politiek en sociaal geëngangeerden zullen onmiddellijk zeggen, dat deze opvatting van het kerk-zijn de gevestigde orde onaangetast laat en mitsdien te verwerpen is. Het kan natuurlijk ook zó zijn dat dr. Aalders zijn tijd vooruit is en straks een golf van mystiek over de kerk zal heen spoelen. In ieder geval worden wij er door Aalders aan herinnerd, dat mystiek, contemplatie, bezinning, gebed vooralle tijden tot het wezen der kerk behoren. Dat mogen wij nooit vergeten!"

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 juni 1988

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

De omslag van kerk tot denominatie III (slot)

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 juni 1988

In de Rechte Straat | 32 Pagina's