Oordeel en genade
NAAR PS. 139
Ver weggeslopen van Uw luister
vlucht ik van U vandaan,
want ik kan niet bestaan
voor u. In mij is alles duister.
Ik huiver voor uw zuiv're ogen.
Gij zijt oneindig rein.
Wat zou er in mij zijn
dat Uw gestrengheid kan gedogen?
Al zou ik naast de einders zitten,
voorbij de dageraad,
ook daar vindt mij het kwaad,
dat aan mijn wezen vast blijft klitten.
Ik wandel slechts op wilde wegen.
O God, doorzoek mij niet!
Als Gij mijn zonden ziet,
verbeur ik ied're keer Uw zegen.
Als Gij mijn gangen na wilt jagen,
vindt Gij in mij geen goed,
dat aan Uw eis voldoet,
en nimmer kan ik U behagen.
Gij hebt de vinger aan de lonten.
Wanneer Uw gramschap brandt,
gaat strompelen het strand
en sidderen de horizonten.
O God. zie toch naar Uw Beminde,
Uw eengeboren Zoon.
Hij droeg ons zondeloon,
opdat wij vrede zouden vinden.
Want Hij is louter Uw Gerechte,
zo helder als kristal,
de Parel van 't heelal
om Wie de vlinders vreugde vlechten.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 april 1986
In de Rechte Straat | 32 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 april 1986
In de Rechte Straat | 32 Pagina's