IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

DURFT U IN DE HEL TE KIJKEN… EN TEVENS IN DE OGEN VAN GOD?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DURFT U IN DE HEL TE KIJKEN… EN TEVENS IN DE OGEN VAN GOD?

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Reeds lang mag ik genieten van de vrede door de verzoening met God in Jezus Christus. Maar soms komen de oude angsten toch weer eens naar boven. Dat was de laatste tijd vaker het geval. Ik besloot daarom dat maar eens wat dieper te ontleden.

Zo zag ik mezelf weer in de bidkapel van het klooster. Wat heb ik daar een martelingen doorstaan!

Wij brachten elke dag minstens drie uur door in die bidkapel. Van die drie uur hadden we anderhalf uur systematische meditatie. Dan werd iets voorgelezen uit een stichtelijk boek en dan moesten we dat volgens een bepaalde methode geestelijk zien te verwerken. Op zichzelf is deze meditatie - de protestanten zouden zeggen: „stille tijd" heel mooi en nuttig. Ik heb er ook veel van geleerd. Het is een training van je denkvermogen en van je wil. Je krijgt daardoor een bepaald zelfbezit.

Maar… er zijn ook grote gevaren aan verbonden. Het is een tijd van ledigheid. En de vraag is, hoe die leegte dan gevuld wordt. We kennen het spreekwoord: „Ledigheid is des duivels oorkussen".

En wanneer je niet de zuivere leer van de Bijbel kent, niet alleen met je verstand, maar ook met je hart, dan heeft de duivel alle kans om in die stille, maar ook lege tijd rond te spoken, dan heeft de duivel alle kans om je te verleiden en te kwellen. En dat heb ik ruimschoots ondervonden.

Volgens de leer van Rome verlies je door elke vrijwillige overtreding van Gods gebod in een ernstige zaak de verzoening met God. Dan gaat de Heilige Geest van je weg en neemt de duivel zijn intrek in je. Dan heeft

God je niet meer lief, maar is je opnieuw gaan haten. Je ligt dan weer onder de vervloeking van God en als je komt te sterven zonder die doodzonde oprecht gebiecht te hebben, dan word je voor eeuwig door God uitgestoten in het onuitblusbare vuur van de hel.

Men kan volgens de leer van Rome een dergelijke zware zonde - meestal „doodzonde" genoemd - niet alleen bedrijven door daden en door woorden, maar ook door vrijwillig en bewust behagen te scheppen in zwaar-zondige voorstellingen. Een voorbeeld. Op sexueel gebied was alles door Rome tot doodzonde verklaard. Een ongehuwde die zich de lichamelijke eenwording van man en vrouw voorstelt en vrijwillig en bewust zich vermeit in de gevoelens die dan in hem ontstaan, doet reeds doodzonde. Dat was de leer van de r.-k. handboeken van de ethiek over de zogenaamde „delectatio morosa" = het blijvend vertoeven bij een zondig genot.

En nu zult u het er wel mee eens zijn dat het voor normale, gezonde jongemannen, dus ook voor ons, kloosterlingen, heel gewoon is dat toch dergelijke voorstellingen wel eens in hen opkomen. Maar wanneer wij ook maar enkele ogenblikken bewust en vrijwillig bleven kijken naar dergelijke voorstellingen, dan maakten we ons daardoor schuldig aan een doodzonde met alle gevolgen daarvan als boven beschreven. De hel lag dus vlak bij ons. Slechts een ogenblik bewust en vrijwillig blijven verwijlen bij dergelijke fantasieën en dan stond God dreigend voor je: „Ga weg van Mij, vervloekte, in het onuitblusbare vuur". Aldus de r.-k. leer.

Elke zonde verdient de vloek Gods

We hebben al eens vaker betoogd dat wij als reformatorische christenen dit onderscheid tussen doodzonde en dagelijkse zonde (= een ernstige of een geringe overtreding van Gods gebod met als straf resp. de hel of het vagevuur) verwerpen. Wij vinden zulk een onderscheid niet in de Bijbel.

Volgens ons is elke overtreding van Gods gebod ernstig. Paulus zegt dat duidelijk genoeg in Gal. 3:10. Hij zegt daar dat de vloek Gods rust op eenieder die zich niet houdt aan ALLES wat God in Zijn geboden voorschrijft. Hij maakt dus geen enkel onderscheid tussen ernstige en minder ernstige overtredingen van Gods gebod. Nee, élke zonde verdient als straf dat God ons voor altijd vervloekt.

Dieven van Gods eer.

Laat ik maar weer eens een voorbeeld geven: het zelfbehagen, de ijdelheid, de hoogmoed, de trots. Het wezen van het zelfbehagen is dat wij eigen eer zoeken. Dat is in zichzelf een vreselijke zonde, want dan worden wij dieven van God. Dan trachten wij iets dat Hem toe behoort, naar onszelf toe te halen. „Wat hebt gij dat gij niet hebt ontvangen?", zo vraagt Paulus en hij gaat dan verder: En als je dan alles van God hebt ontvangen, „wat roemt gij alsof gij het niet ontvangen hadt?" (1 Kor. 4:7).

En dat betekent dus dat iedere keer, wanneer wij vol ijdel zelfbehagen onszelf innerlijk zitten te bewieroken over alles wat wij gepresteerd hebben, over onze talenten en capaciteiten, over onze uiterlijke schoonheid of onze vermeende goede karaktereigenschappen enz., wij de vloek van God verdienen. Wanneer anderen ons prijzen en wij hebben behagen in die roem van mensen, wanneer wij ons kwaad maken, wanneer anderen ons vernederen en krenken, dan heeft God alle recht om tegen ons te zeggen: „Ga weg van Mij, vervloekte …".

Dat God zo móét handelen, kan een mens alleen maar begrijpen, wanneer hij iets heeft gezien van de ontzagwekkende heiligheid en grootheid Gods. Met ons natuurlijke en verzondigde verstand kunnen we zulk een optreden van God alleen maar onrechtvaardig vinden. We kunnen dan alleen maar in opstand komen tegen een God, die zo streng is. We moeten Hem dan wel verwijten dat Hij wreed is en op alle slakjes zout legt. God is dan voor ons alleen maar een harde en onredelijke zedemeester, een tyran, een gruwelijke dictator.

Durft u . . ?

En nu kom ik weer terug tot de vraag, die boven dit artikel staat: „Durft u in de hel te kijken en tevens in de ogen van God?".

Durft u te erkennen dat u elke dag de hel verdient? Want niemand van ons is zuiver voor Gods ogen. Niemand van ons kan voor Hem bestaan. Wanneer God rechtvaardig is, dan moet Hij ieder van ons voor altijd van Zich afstoten en ons verwijzen naar het onuitblusbare vuur.

Dat is heel hard voor ons. Dat is een ontluistering van ons zozeer verheerlijkte „ik". Dat is om in de grond te kruipen van schaamte.

En hoe zou je dan tegelijk durven kijken in de ogen van deze heilige en rechtvaardige God, die jou eigenlijk vervloeken en verdoemen moet op grond van alles wat je doet, zegt en denkt? Het antwoord:

Barmhartig is de Heere

Dat is onze smeking: „Ga niet in het gericht met uw knecht, want niemand die leeft, zal voor Uw aangezicht rechtvaardig zijn" (ps. 143:2). En het antwoord van God: de gave van Zijn Zoon Jezus Christus. Daardoor kon God rechtvaardig blijven, terwijl Hij toch de goddeloze rechtvaardigt door de toerekening van de gerechtigheid van Christus. Zie Rom. 3: 23-26 en 4: 5-8.

Toen de angsten van vroeger opnieuw in mij naar boven kwamen en ik nauwelijks God nog in de ogen durfde te zien, haalde ik mij telkens weer ps. 10 3 voor de geest, vooral deze woorden: „Barmhartig en genadig is de Heere, lankmoedig en groot van goedertierenheid. Hij doet ons niet naar onze zonden en vergeldt ons niet naar onze ongerechtigheden, want zo hoog de hemel is boven de aarde, is Zijn goedertierenheid geweldig over degenen die Hem vrezen. Zo ver het oosten is van het westen, zo ver doet Hij onze overtredingen van ons".

En bevend vroeg ik aan de Heere: Zeg Gij dat zelf daar midden in de diepte van mijn angsten van vroeger. Zeg het mij, niet alleen met Uw Woord dat daar zo stralend vóór mij ligt, maar zeg het mij ook met Uw Heilige Geest, Uw Geest die immers, naar Uw belofte, in de harten van de Uwen wil getuigen dat wij kinderen van U zijn. Ik mag het toch immers weten dat ik niet een geest van slavernij, van helse angsten, van u heb gekregen, „maar gij hebt ontvangen de Geest der aanneming tot kinderen door Wie wij roepen Abba, Vader!" (Rom. 8:15).

Door de nood gedreven

Sommigen zullen misschien antwoorden: Maar op deze manier komt u alleen maar tot God uit angst en dat is nog geen echt besef van de schuld en de zonde. Dan zou ik willen vragen: Wanneer een mens aldus het recht van God erkent om hem voor eeuwig te straffen, dan zit daar toch een schuldbesef in opgesloten. Niemand zal toch kunnen aannemen dat God zó maar willekeurig zulk een straf oplegt, terwijl het niet door eigen schuld zou zijn verdiend.

En vervolgens: Is het juist dat wij zozeer zitten te pluizen in eigen gevoelens (en in die van anderen), wanneer de God van de Bijbel voortdurend Zijn barmhartigheid verkondigt voor hen die Hem vrezen.

En zingen we niet met ps. 146:3 ber.: „Zalig hij die in dit leven Jakobs God ter hulpe heeft; hij die door de nood gedreven, zich tot Hem om troost begeeft"? En zegt de Heere Zelf niet nadrukkelijk: „Maar op dezen zal Ik zien: op de arme en verslagene van geest en op hem die beeft voor Mijn woord" (Jes. 66:2).

Wij moeten ervoor oppassen iets af te doen van Gods rechtvaardigheid, maar evenzeer van Zijn barmhartige liefde.

De diepste vreugde

Kijk dus naar de verschrikkelijke hel en erken: Dat is de plaats, waarnaartoe God mij zou moeten verbannen, wanneer Hij mij zou moeten oordelen op grond van mijn daden,mijn denken en mijn spreken. Zie naar de vlammen van dat onuitblusbare vuur en erken: die zijn voor mij bestemd, wanneer God mij de rekening presenteert van mijn leven.

Maar zie tegelijk in de ogen van deze rechtvaardige God en luister naar wat Hij tegen u zegt in Zijn Woord. Daar herhaalt Hij voortdurend: „Ik ben genadig, barmhartig, bereid om altijd weer te vergeven, geduldig, lankmoedig, goedertieren voor hen die Mij aanbidden in Mijn rechtvaardigheid, maar die tevens gelovig hun vertrouwen stellen in Mijn vergevende liefde, die Ik getoond heb in de gave van Mijn Zoon".

Dat is de allerdiepste diepte van de vreugde van het Evangelie nl. dat je vertrouweüjk mag omgaan met deze ontzagwekkende God, dat je je helemaal geborgen weet in Zijn belofte. Dan kun je rustig kijkend naar de hel tot God zeggen: „Die eeuwige straf heb ik rechtens verdiend. Gij zoudt mij daarin voor altijd moeten wegwerpen, als Gij alleen met mij zoudt willen rechtspreken. Maar ik weet dat mijn Verlosser leeft. Gij hebt Hem aan mij gegeven tot een volkomen verzoening van al mijn zonden. Ik weet dat ik van Christus ben. Ik weet dat Hij mij door Zijn bloed heeft losgekocht van Uw gerechtvaardigde toorn. Ik weet ook dat Gij Zelf dat zo gewild hebt vanuit Uw barmhartige liefde. En Gij zijt de eeuwiggetrouwe God. Gij zult Uw belofte nooit breken. Daarom kan ik van de ene kant vol ontzag en vreze naar U opzien, maar van de andere kant ook in een grenzeloos vertrouwen. En ik weet dat ik U aldus verheerlijk door dat gelovig vertrouwen wat Gijzelf door Uw Geest in mij hebt bewerkt".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juli 1979

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

DURFT U IN DE HEL TE KIJKEN… EN TEVENS IN DE OGEN VAN GOD?

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juli 1979

In de Rechte Straat | 32 Pagina's