IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

Jullie zijn Judassen en deserteurs!

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jullie zijn Judassen en deserteurs!

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dat heeft de paus gezegd tot de priesters die hun ambt hebben neergelegd. De Tijd tekende daarbij aan: „De naam Judas is een symbool en wordt slechts gebruikt als aanduiding van mensen die de diepste minachting verdienen, omdat zij het hoogst denkbare verraad pleegden". „De paus heeft wel een schrijnende vergelijking gemaakt. Natuurlijk, zegt hij, moeten ambtsverlatingen van geval tot geval beoordeeld worden. Het klinkt als een verzachting: de ene Judas is de andere niet".

In de ogen van deze paus zullen echter die priesters wel de grootste Judassen zijn die niet alleen hun ambt, maar ook de r.-k. kerk hebben verlaten, en die kerk niet alleen hebben verlaten, maar bovendien die kerk openlijk hebben aangeklaagd en beschuldigd van ernstige afdwaling van het Evangelie.

Luther, Zwingli en John Knox, zij waren ex-priesters en zij hebben met kracht hun stem verheven tegen de r.-k. kerk. Deze grote reformatoren, deze vaders van het protestantisme, waren dus grote Judassen volgens Paulus VI.

De pers heeft nogal wat aandacht geschonken aan deze nijdige uitval van een verbitterde grijsaard die moet toezien dat de macht van zijn kerk voortdurend afneemt.

Voor ons kan dit een afschrikwekkend voorbeeld zijn van de degeneratie van het christelijk geloof, wanneer dat vermengd wordt met de rede. De paus tekende eerst in de meest gruwelijke kleuren de figuur van Judas, „de verrader", die zwart was als de nacht, — „hij was zelf nacht" — en voor wie het beter was geweest, wanneer hij nooit geboren was.

Daarna vereenzelvigt de paus de expriesters met die figuur van Judas, en hij vervolgt: „Ook al zijn ze dan ongelukkig, ook al zijn ze dan deserteurs, ze zijn toch getekend met het onuitwisbaar merkteken van de Heilige Geest, dat hen kenmerkt als priesters in eeuwigheid, ook al ondergaan ze dan nog zo zeer een uiterlijke en sociale metamorphose (gedaanteverandering) en die velen voor zichzelf om lage aardse beweegredenen opeisen" (L'Oss. Rom. 10 april). Daarom is deze ambtsverlating van de priesters een verraad aan hun roeping, die ze krachtens dit eeuwigdurende merkteken in hun ziel meedragen. Ze zijn als deserteurs die wel hun soldatenpakje kunnen uittrekken — hun toog over de haag gooien --, maar die innerlijk voor altijd getekend blijven als priesters, als officieren in het leger van Christus.

Wat moet die paus toch een redeneringen opzetten, voordat hij aan zijn eindkonklusie komt: „Ex-priesters zijn Judassen en deserteurs!" Ja, hij gaat wel uit van de Bijbel nl. van de tekst: „Gij zijt priester in eeuwigheid". Die tekst staat in ps. 110:4. Maar Jezus haalt juist die psalm aan om te bewijzen dat Hij reeds van eeuwigheid bestond, omdat David daarin de komende Messias zijn Heere noemt (Matth. 22:41-46). En de schrijver van de brief aan de Hebreeën besteedt de hoofdstukken 7-10 om aan te tonen dat die benaming „priester in eeuwigheid volgens de ordening van Melchizedek" alleen op Christus toepasselijk is.

De paus echter gaat tegen deze verklaring van ps. 110 in, zoals die gegeven is door Jezus en door de brief aan de Hebreeën. Hij beweert dat die eretitel „priester in eeuwigheid" ook geldt voor de ambtsdragers in de r.-k- kerk die een bepaalde wijding hebben gekregen. Als het daarbij bleef, dan zouden we alleen maar zeggen: Wat een hopenloos geknoei met Gods Woord! Hoe durft een mens zijn exegese stellen tegenover die van Jezus Zelf!

Maar hij gaat veel verder. Hij beschuldigt die priesters van het gemene Judas-verraad die de titel „priester in eeuwigheid" niet langer meer wilden dragen, omdat ze daarin een aanranding zagen van de eer van de enige priester in eeuwigheid, Jezus Christus; ex-priesters die alleen wilden bouwen op het ene volmaakte offer van Christus.

Hoe vaak brandmerkt de ene protestant de andere niet, omdat die zijn exegese niet wil (niet kan) aanvaarden. Laten wij toch steunen op Gods Woord alleen en niet op redeneringen vanuit de Bijbel. De val van de mens is begonnen met redeneringen over het Woord Gods. „Toen zei de slang tot de vrouw: Gij zult de dood niet sterven, maar God weet dat ten dage als gij daarvan eet, uw ogen zullen geopend worden en gij als God zult wezen, kennende het goed en het kwaad" (Gen. 3:5). Hier wordt God voorgesteld als een jaloerse konkurrent van de mens.

De paus stelt God voor als Iemand die eerst de mens heeft geschapen als man en vrouw — „het is niet goed dat de mens alleen zij" (Gen. 2:18) — met een zeer sterke geestelijke en lichamelijke aantrekkingskracht naar elkaar, en die daarna toch van een grote groep — er zijn ongeveer 400.000 priesters in de wereld — zou eisen dat ze daar niet aan toegeven. In diezelfde toespraak verheerlijkt immers Paulus VI opnieuw het celibaat, de verplichting van de r.-k. priesters om ongehuwd te blijven, omdat dit celibaat een uiting is van een „unieke liefde voor Christus", en „omdat zij daardoor aanvullen wat aan het lijden van Christus ontbreekt" (Col. 1:24), en omdat het celibaat „een verdienste betekent voor de vruchtbare doorwerking van de verlossing".

Terwijl God van de man, nog vóór de zondeval en in zijn ongerepte staat, heeft gezegd: „Het is niet goed dat de mens alleen zij", spreekt de paus tot een hele groep mannen na de zondeval: „En ilc wil dat zij alleen blijven", terwijl de paus weet dat voor veel priesters deze eenzaamheid zo kwellend werd dat ze zelfmoord pleegden of althans geestelijk geheel misvormd werden.

Nogmaals, laat dat voor ons allen een afschrikwekkend voorbeeld zijn, waaraan wij zien tot welk een geestelijke misdaden een mens kan gebracht worden, wanneer hij met behulp van redeneringen Gods Woord voor zijn eigen karretje gaat spannen.

Hoe vaak brandmerkt ook de ene protestant de andere niet, omdat die zijn exegese niet wil (niet kan) volgen. Wij leggen elkaar niet de lasten op van het celibaat, maar wel andere lasten, pure gewoonten die we slechts met behulp van redeneringen uit de Bijbel kunnen halen. „Ja maar", zo antwoordt dan de kerkelijke fanaticus, „onze redeneringen kloppen als een bus. Er is geen speld tussen te krijgen. Ze zijn direkt afgeleid uit de Bijbel. Dus hebben ze ook hetzelfde gezag als de Bijbel". Ik zou daarop willen antwoorden: Proficiat met uw zelfvoldaanheid over uw geweldig redeneervermogen. Maar misschien hebt u zelf niet gemerkt dat uw redeneringen kloppen als een zwerende vinger, want elke ketter heeft zijn letter en wie een hond wil slaan, vindt licht een stok. En zo slaan we dan naar elkaar met de stok van een door ons beredeneerde Bijbeltekst en slaan we de vruchbare doorwerking van Gods Woord in onze eigen zondige harten dood door onze hoogmoed en ons neerzien op de anderen.

Broeders en zusters, laten we toch steunen op Gods Woord alleen en niet op redeneringen vanuit de Bijbel. Sola Scriptura, alleen de Schrift!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 mei 1971

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

Jullie zijn Judassen en deserteurs!

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 mei 1971

In de Rechte Straat | 32 Pagina's