IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

VAN PREDIKHEER TOT PREDIKANT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VAN PREDIKHEER TOT PREDIKANT

23 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wanneer men ons vroeger in het klooster 's morgens kwam wek ken, klopte men op de deur, terwijl men riep: „Geloofd zij Jezus Christus". Je moest dan antwoorden: „In alle eeuwigheid, amen". Want dat antwoord was het afgesproken teken voor de „wekker" dat je het kloppen had gehoord en wakker was.

Dat wederkerige gezegde heet in de roomse wereld „de christelijke groet". Als u dan ook aanbelt aan een nonnenklooster, zal de zuster-portierster bij het openen van de deur een bescheiden, vriendelijke buiging voor u maken en u tegelijk begroeten met de woorden: „Geloofd zij Jezus Christus". Zij verwacht dan van u dat u daarop ook zult antwoorden met „in alle eeuwigheid, amen".

De secretulen van de notaris

Op dezelfde manier opent de voorzitter van een roomse vereniging een vergadering meestal ook met deze „christelijke groet". Maar een reus van een metaalbewerker, die tot voorzitter was gekozen van de katholieke vakbond van metaalbewerkers, had desondanks blijkbaar toch nog altijd meer verstand van draadnagels en plaatt ijzer dan van „christelijke groeten". Want bij de opening van de eerste vakbondsvergadering die hij moest leiden, trok hij zijn gezicht krampachtig in een vrome plooi en begroette hij de aanwezigen zo „christelijk" als hij maar kon met de woorden: „Ik geloof". En toen daarna alle andere gezichten in de vergadering uit de vrome plooi schoten en de hele zaal stond te dansen onder het luide, hartelijke gelach, raakte de goedige reus helemaal van zijn stuk. Men vertelt tenminste dat hij bij het aankondigen van het tweede agendapunt in zijn zenuwen de hele boel omdraaide door te zeggen: „En nu zal de notaris de sekretulen voorlezen".

Toen daarna het gelach in de vergadering helemaal geen grenzen meft kende, keek de nieuwe voorzitter glunderend de zaal in, totdat het weer stil geworden was, en sprak hij vervolgens kalm en waardig de historische woorden „Weet ik veel".

Heerlijke kerels waren dat, uiterlijk soms ruw en onhandig, maar van binnen trouw en van goud. Ik ging erg graag met hen om.

Een collega-kapelaan vertelde me eens dat een stoere bootwerker aangeboden had om hem te vergezellen, als hij 's avonds in een Q „gevaarlijke buurt" op huisbezoek ging. Met beide vuisten op zijn heupen zei de man: „En laat niemand dan proberen om ook maar één vingertje naar u uit te steken, eerwaarde, want dan zal ik hem eventjes een dreun verkopen, dat er alleen nog maar een vetvlek van hem overschiet!" Dat goud onder een schijnbaar keiharde korst heeft me vooral eens verrast bij de toevallige kennismaking met het diepste innerlijk van een zeeman.

Als de apostelen slagers waren geweest

De eerste ontmoeting met hem was niet zo erg hoopgevend. Ik kwam binnen, terwijl hij met zijn vrouw en een paar vrienden borrels zat te drinken en gebraden biefstuk te eten. Aangezien het echter vrijdag was, vroeg ik hem of hij rooms was. „Ja zeker, eerwaarde", zei hij geestdriftig, „want laat ik u eventjes vertellen dat ik in mijn leven minstens honderd missionarissen naar de missie heb gevaren!" En dát moest ik dan zien als bewijs voor zijn rooms zijn!

Toch vroeg ik: „Maar mag je dan op vrijdag vlees eten?" Maar meteen had de zeeman zijn antwoord opnieuw klaar: „Doe nou niet zo kinderachtig, eerwaarde! Wat zou dat nu voor een keertje? Ik ben ook niet iedere dag thuis. En bovendien, die hele verplichting om één keer in de week vis te moeten eten is niets anders dan gewoon een handeltje van een kerk. Dat moet alleen, omdat de apostelen nu toevallig vissers waren. Maar als het slagers waren geweest, zouden ze ons zeker verplicht hebben om één keer per week vléés te eten! Maar nu waren het toevallig vissers. Onzin, eerwaarde!"

Eigenlijk had ik als „meneer kapelaan" niet mogen lachen, maar ik deed het per ongeluk toch!

Bijna een jaar later liet dezelfde zeeman me roepen. Hij was ernstig ziek, door de dokter ongeneeslijk verklaard wegens kanker. Toen ik bij hem kwam, vroeg hij tot mijn grote verbazing of hij mocht biechten. Vanzelfsprekend vond ik dat goed. Ik was zelfs blij dat hij dat vroeg.

Het evangelie van een zeeman

En toen volgde er een ontzettend levensverhaal, een van de ergste die ik ooit gehoord heb. Want deze man had gewoon maar raak geleefd. Maar de sfeer, waarin hij zijn jeugd en ook zijn latere levensjaren had moeten doorbrengen, was wel bijzonder slecht en bedorven geweest. Toen hij midden in zijn verhaal aan me vroeg of ik hem niet verschrikkelijk slecht vond, kon ik dan ook niet anders antwoorden dan: „Nee, want als ik in uw omstandigheden zou hebben moeten leven, zou ik veel slechter zijn geweest".

Maar intussen bemerkte ik met verbazing en ontroering dat er van de onverschillige zeeman van een jaar geleden in hem niets meer over was. Het zien van zijn verdriet en zijn berouw was hartverscheurend. Jezus had deze rauwe kerel blijkbaar zo maar ineens op het einde van zijn leven gegrepen, zoals Hij dat aan het kruis met die moordenaar ook had gedaan. Omdat de dokter me zei dat de zieke zeeman maar heel korte tijd meer te leven had, ging ik een paar dagen later opnieuw bij hem op bezoek. Hij was toen stervende. Tijdens het gesprek vroeg ik hem of we misschien samen nog eens vergeving zouden vragen voor het vele kwaad dat hij in zijn leven had gedaan. Overigens een echt roomse vraag! Maar de zeeman schudde met zijn hoofd en antwoordde: „Nee, dat is niet nodig. Dat héb ik al gedaan". En toen ik hem even stil bleef zitten aankijken, zei hij: „Luister eens, eerwaarde, als een zoon die mij erg heeft beledigd, mij om vergeving vraagt en ik heb gezegd dat het zo goed is, dan hoeft hij me dat een paar dagen later niet nóg eens te vragen. Zo zou zelfs ik als vader doen, eerwaarde. En de goede God in de hemel is een betere Vader dan ik".

Wat een geloof! Wat een ontroerend groot geloof! Hoe was deze rauwe bonk op het einde van zijn leven plotseling vervuld van de Heilige Geest!

De volgende dag stierf hij tevreden. Hij werd niet kerkelijk begraven. Dat wilde zijn familie niet. Maar toch wist ik zeker dat ik aan het einde van mijn leven liever in de schoenen van deze zeeman zou staan dan in die van menigeen die ik plechtig kerkelijk had begraven! En zo denk ik er nóg over.

Ik verliet de r.-k. kerk

Korte tijd later kwamen er grote veranderingen in mijn leven. Ik werd overgeplaatst van Rotterdam naar Amsterdam. Op zichzelf was dat een promotie, maar intussen was mijn innerlijke konflikt met de roomse leer en het roomse doen en laten zo groot geworden dat ik me genoodzaakt voelde om de orde van de dominicanen en de roomse kerk te verlaten. Daarbij kwam nog dat door mijn haast puur horizontalistische levensinstelling er van echte godsdienst niet veel meer in me over was.

In november 1955 ging ik daarom weg. Voor het uittreden uit de orde van de dominicanen vroeg en kreeg ik „dispensatie". Voor het uittreden uit de roomse kerk natuurlijk niet!

Ik ging wonen in Den Haag, waar ik een heel ander leven ging beginnen. Geestelijk en godsdienstig was ik helemaal leeg. Wat dat betreft, had het horizontalisme - ondanks de schone schijn ervan - me langzaam maar zeker volkomen uitgehold. Maar die zeeman kon ik niet vergeten.

Door bemiddeling van een invloedrijke man in de „wereld" werd ik administrateur van een hotel in Rotterdam. Dat was wel iets héél anders dan kapelaan! Maar ik moest toch ergens de kost mee verdienen. Bovendien wilde ik helemaal uit de geestelijke sfeer weg. Ik probeerde om me volkomen van mijn verleden los te maken en er zo weinig mogelijk nog aan te denken. En dat lukte ook vrij goed.

Maar die zeeman kon ik niet vergeten. Geloven deed ik praktisch niet. Mijn horizontale levensopvatting had daarvan niet veel meer overgelaten. Ik ging ook zelden naar de kerk, want van de roomse kerk had ik meer dan genoeg en ook in protestantse kerken verveelde ik me meestal mateloos bij de dikwijls saaie, starre, droge, inspiratieloze, traditionele preken, waarachter weinig persoonlijke overtuiging en enthousiasme viel te ontdekken. Behoudens een paar uitzonderingen maakten de weinige protestantse preken die ik hoorde op mij de indruk van min of meer geslaagde, onpersoonlijke, theologische opstelletjes over het evangelie, maar niet van een geladen, overtuigende verkondiging van het evangelie. Vooral het van papier voorlezen en voordragen van de preek, wat mij vanuit de roomse kerk onbekend was, was voor mij al helemaal de dood in de pot.

Bovendien trof ik een paar keer een zogenaamde „moderne" dominee, maar van het vage, zwevende gezwam van deze mensen kreeg ik nog sneller genoeg. Tenslotte interesseerde me daardoor geen enkele kerk meer. Maar die zeeman kon ik niet vergeten.

Na drie jaar hotelleven, waarvoor ik eigenlijk helemaal ongeschikt was, kreeg ik de gelegenheid om iets te gaan doen wat meer in de lijn van mijn vroegere opleiding lag. Ik kon weer gaan studeren en werd leraar in de klassieke talen aan een paar middelbare scholen. De derde en de laatste daarvan was een christelijk lyceum in Den Haag. En daar kreeg ik vanzelfsprekend met „christelijke" collega's te doen. Nu wil ik niet beweren dat zij allemaal voorbeelden waren van levend christendom, maar er waren er bij die duidelijk leefden uit een bewuste geloofsovertuiging en bij wie de vrijheid en de blijheid van de kinderen Gods merkbaar aanwezig was. Onwillekeurig lette ik daar op en het was voor mij een aantrekkelijke ervaring.

De Bijbel begon mij te boeien

Intussen was ik verplicht 's morgens de lessen altijd te beginnen met het lezen van een stukje uit de Heilige Schrift. In het begin deed ik dat uitsluitend, omdat het moest. Maar langzamerhand ging ik dat tot mijn eigen verbazing gráág doen. Het Woord Gods begon me te pakken en te boeien als nooit tevoren en haast vanzelf ging ik daardoor veel meer van de Heilige Schrift lezen dan de verplichte stukjes op school.

Ik las daarbij ook kommentaren van zeer geleerde mannen. Soms werkte dat verhelderend en inspirerend, maar meestal vond ik ze saai en droog. Ik ergerde me daaraan echter nauwelijks, want ik voelde wel dat men om de Heilige Schrift te leren verstaan niet in de eerste plaats de hulp van geleerden nodig heeft. De kamerling uit Ethiopië leerde immers niet van een geleerde of van een dominee verstaan wat hij bij de profeet Jesaja las, maar van de diaken Philippus. Want die preekte hem geen wetenswaardigheden, maar Jezus! (Hand. 8:35). En wel zó dat de man ging geloven, zich liet dopen en zijn weg vervolgde „met blijdschap" (Hand. 8:38, 39).

Dat kon ik van mezelf na het lezen van sommige kommentaren onmogelijk zeggen. Integendeel, want niet zelden werd daardoor de reeds bestaande blijdschap om de heerlijke boodschap van Gods liefde en ontferming eerder getemperd en gehinderd. Daarom bleef van heel wat geleerd geschrijf dat ik over de Heilige Schrift las, heel dikwijls niet veel bij mij hangen. Maar die zeeman kon ik niet vergeten! Hoe meer ik in de Heilige Schrift las, hoe meer het me ook duidelijk begon te worden, waarom ik die zeeman maar niet vergeten kon. Deze man was namelijk een gelovige. Zelf was ik dat niet en ook nooit echt geweest, ondanks het feit dat ik vroeger een groot aantal theologische stellingen als „geloofswaarheden" had aanvaard en ondanks het feit dat ik een leidende funktie in een kerk had bekleed.

Tot die konklusie kwam ik bij het lezen van de Heilige Schrift. Vroeger dacht ik dat geloven bestond in het op gezag van een ander, bijvoorbeeld de kerk, verstandelijk aanvaarden van een bepaald aantal waarheden, bijvoorbeeld dat God bestaat, dat er een hemel is en een hel, dat er sakramenten zijn, etc.

De Heilige Schrift leerde me echter dat dat het geloof niet is. Want als dat geloven was, dan zou de duivel ook een gelovige zijn. De duivel neemt immers die waarheden ook aan! Maar dat is dan ook het geloof niet.

Een lachertje

Geloven is volgens de Heilige Schrift hetzelfde als vertrouwen. Daarom noemt de Heilige Schrift Abraham de vader van de gelovigen (Rom. 4:11), hét voorbeeld van een gelovige. En waarom? Niet, omdat hij een serie waarheden verstandelijk aannam. En ook niet, omdat hij een vurige verdediger was van een of andere kerkvergadering of synode of van de „Formulieren van Enigheid". Want die kende hij helemaal niet.

Maar Abraham wordt door de Heilige Schrift een gelovige genoemd, omdat hij blindelings vertrouwde op God en op Gods Woord, zelfs als hij dat met zijn verstand niet kan begrijpen. Immers, toen Abraham en zijn vrouw samen bijna 200 jaar oud waren, zei God dat ze een babyzouden krijgen. Biologisch was dat toch wel hét lachertje van de eeuw en volstrekt „ongeloofwaardig". Daarom had Abraham er ook eerst even moeite mee, want een probleemloos geloof met uitsluitend pasklare antwoorden bestaat nu eenmaal niet.

Maar toch vertrouwde Abraham er tenslotte blindelings op dat wat God gezegd had zou gebeuren, ook al strookte die verwachting niet met de inzichten van zijn menselijke verstand. En daarom noemt de Heilige Schrift hem een gelovige. Want geloven is volgens de Heilige Schrift hetzelfde als blindelings vertrouwen op God en op Gods Woord. Wie dat doet, óók tegen de inzichten van zijn menselijk verstand in, is een gelovige. Want geloven doet men niet in de eerste plaats met zijn verstand, maar met het hart! Zoals de Heilige Schrift zegt: „Met het hart gelooft men tot gerechtigheid" (Rom. 10:10).

Maar Abraham geloofde

Om deze redenen is het mogelijk dat iemand die veel van theologie afweet en een hoge kerkelijke funktie heeft en regelmatig de diensten in een kerk meemaakt en deze zelfs leidt, toch een ongelovige is, als zo iemand namelijk wél een groot aantal zogenaamde „geloofswaarheden" verstandelijk aanvaardt en welsprekend kan verdedigen, maar daarbij steunt op eigen inzichten en „bewijzen" en niet dat blinde vertrouwen heeft in God en in Gods Woord.

Daarom was die zeeman, die geen enkele theologische kennis bezat en die maar zelden in een kerk was geweest, op het einde van zijn leven toch een gelovige. Want hij had wél dat blinde vertrouwen waardoor iemand volgens de Heilige Schrift een gelovige is!

Immers, ondanks het lijden en de ellende onder de mensen in de wereld, waaruit velen concluderen, dat er geen God is of dat Hij in ieder geval geen liefdevolle, zorgende Vader kan zijn, zoals Hij door de Heilige Schrift wordt voorgesteld, vertrouwde deze zeeman er toch blindelings op dat God werkelijk de echte, liefdevolle Vader was, zoals de Heilige Schrift Hem beschrijft en daarom ook een veel betere Vader dan hijzelf!

Door de Geest Gods geleid wist deze zeeman met absolute zekerheid dat God zijn Vader was, dat de zonden hem vergeven waren en dat hij behoorde tot de kinderen Gods. En het vaste, blinde vertrouwen hierop deed hem op zijn sterfbed schreiend van blijdschap roepen: „Abba, Vader!"

Korte tijd nadat door het lezen van de Heilige Schrift het ook voor mij duidelijk was geworden wat geloven eigenlijk is, werd de Heilige Schrift voor mij tot een heel ander boek dan eerst. Ik had namelijk altijd wel „geloofd", dat de Heilige Schrift een „geïnspireerd" boek was, maar dat had me niet belet om diezelfde Heilige Schrift „kritisch" te lezen en de nodige beweringen en verhalen erin niet al te serieus en niet al te letterlijk te nemen. Maar opeens kon ik dat niet meer. In plaats van tegen de Heilige Schrift richtte uch mijn wantrouwen plotseling veel meer tegen de inzichten van mijn verstand en dat van anderen. Dat wil niet zeggen dat alle problemen met betrekking tot de Heilige Schrift nu voor mij verdwenen waren. O nee, die zie ik werkelijk nog wel en ik geloof dat die er voor het menselijk verstand wel altijd zullen blijven. Maar ik geloof ook dat wat bij mensen volstrekt ongeloofwaardig en onmogelijk lijkt, toch mogelijk kan zijn bij God (Luk. 18:27), en dat wat in deze wereld voor de hoogste wijsheid doorgaat, bij God en dus in werkelijkheid de grootste dwaasheid zijn kan, en, ook omgekeerd, dat wat in de Heilige Schrift naar menselijke inzichten op grote dwaasheid lijkt, bij God en dus in werkelijkheid de hoogste wijsheid zijn kan! (1 Cor. 1:25 en 3:19). Het was om deze redenen dat ik niet anders meer kon dan me aan Gods Woord in de Heilige Schrift gewonnen geven en ik innerlijk onweerstaanbaar werd gedreven om voortaan alleen nog maar en blindelings te vertrouwen op de Here en op Zijn Woord in de Heilige Schrift. En toen mocht ook ik op een onvergetelijk ogenblik met heel mijn hart uitroepen: „Abba, Vader!"

Want Gods onfeilbare Woord in de Heilige Schrift leerde me dat met dit geloof, met dit blinde vertrouwen mijn zonden waren weggenomen, dat ook ik nu mocht behoren tot de kinderen Gods, dat alles wat de Heilige Schrift over de gelovigen vertelt en aan de gelovigen belooft, helemaal en onverkort ook in mijn leven waar zou mogen worden (wat intussen ook al vele keren is gebeurd!) en dat ook ik vanaf dat ogenblik een „eeuwig leven" zou mogen bezitten. En dat niet alleen pas later, maar nú al! Want „wie gelooft, hééft eeuwig leven" zegt de Heilige Schrift. Dus nú al! ( Joh. 6 : 4 7 ).

Verdriet en vreugde

Met geweld naar boven dringende en niet meer te onderdrukken gevoelens van verdriet en van berouw over mijn onzettend vele zonden werden op een wonderbare wijze tegelijk vermengd met een mateloze vreugde bij het zeker weten dat ik door het kostbaar bloed van Jezus was gered van de eeuwige verwerping en dat ik nu voorgoed een kind van God geworden was. Het is niet te beschrijven wat dit voor iemand die dit gevoel en deze zekerheid nog nooit gekend had, betekende.

In ieder geval leef ik ook nu nog steeds daaruit als een gelukkig mens en zal ik me dit door geen mens ter wereld, hoe voornaam en hoe geleerd ook, nog ooit laten ontnemen. Want voor geen geld van de wereld zou ik ooit ook nog maar één stap terug willen op de weg waar ik vandaan kom, ook al zie ik met verdriet en schrik hoe gewaardeerde medebroeders zich nieuwsgierig steeds verder op die weg gaan wagen en daardoor steeds meer de troost, de zekerheid en de vreugde van Gods geweldige Boodschap en Beloften aan de gelovigen gaan missen.

En intussen blijf ik telkens maar weer lezen en herlezen, dat niet de kerken en de werken, maar alleen het echte, bijbelse geloof, het blinde vertrouwen op de Here en op Zijn Woord, de arme, verloren mens rechtvaardigt, met telkens maar weer die oude, merkwaardige figuur van Abraham als voorbeeld. (Rom. 4:3-6 en 3:23 en 24).

Na deze totale geestelijke verandering in mijn leven voelde ik me onzegbaar gelukkig. En zo voel ik me nu nog. En daarom zou ik niets liever willen dan dat vele, vele anderen dit geluk ook zouden mogen ondervinden. Daarvoor bid ik dagelijks.

Daarom ben ik ervan gaan getuigen, waarvoor ds Hegger tot mijn en zijn grote vreugde in onze Here en Heiland via de Stichting „In de Rechte Straat" mij op vele plaatsen de gelegenheid gaf. En dat is ook de reden dat ik - mede ook weer door toedoen van ds Hegger - tenslotte predikant ben geworden van de gereformeerde kerk van Denderleeuw. En nu denk ik terug aan vroeger, aan mijn collega's in de orde van de dominicanen en in de roomse kerk, van wie verschillenden na mij ook uitgetreden zijn en daarna geestelijk zo'n beetje in de mist verdwenen, en aan de trouwe vrienden met wie ik in Rotterdam enige jaren lief en leed mocht delen van het moderne vakbondswerk. Och, mochten ze allemaal echt gaan geloven en gelukkig zijn, blindelings vertrouwend op Jezus en Gods machtige Boodschap in de Heilige Schrift! Denkt u dat dit niet zo gemakkelijk zal gebeuren? Toch geloof ik dat de hemelse Vader om het kruisoffer van Jezus en helemaal alleen uit genade iemand zomaar, plotseling en onvoorzien, bij de hand kan grijpen en voor eeuwig naar Zich toe kan trekken. Ik kan gewoon niet anders dan in die mogelijkheid geloven. Ik moet wel! Want die zeeman kan ik nog steeds niet vergeten.

Wat Hebben wij al veel ex-priesters van de Wartburg zien vertrekken, de wijde wereld in, naar de velden die wit staan om te oogsten. En altijd grijpt je dat even aan. Je bent met hen vergroeid. Ze waren opgenomen in ons gezin. Ze waren een stukje van onszelf geworden. We hadden met hem meegeleefd in hun vreugde en meegeworsteld met hun problemen. Hun zorgen waren ook de onze.

Deze morgen moesten we afscheid nemen van mevr. Seija Molina - Skyttä. Zij hoopt met haar man naar Zuid - Amerika te gaan en ze heeft wel de bekwaamheid om hem te helpen bij allerlei werk in de gemeente, want ze heeft haar diploma in de theologie behaald aan de theologische fakulteit van Helsinki in Finland.

In een bidstond droegen wij haar en haar man en kind op aan de Here. Wat is zulk een verbondenheid in de Here toch diep en vertroostend. We lazen de mooie Psalm 121 en dan proef je het, je weet het zeker: De Here zal hen begeleiden.

Ik had reeds in Manchester (Engeland) afscheid genomen van br. Orlando Molina. Die nacht keerde hij terug naar onze vertegenwoordiger in Engeland, br. Griffiths in Boreham Wood. Hij kon met iemand meerijden en dan zouden ze de volgende morgen om half vier arriveren. Ook wij mochten elkander in het gebed bij de Here aanbevelen en zo afscheid van elkaar nemen.

Br. Renato di Lorenzo heeft intussen „proef gepreekt" voor de synode van de methodisten van Italië. Zijn tekst was: „Wee mij, indien ik het Evangelie niet verkondig" (1 Cor. 9:16b). Als een stralende getuige van de Here schildede hij de machtige roeping om de Blijde Boodschap uit te dragen aan mensen die gezeten zijn in duisternis en dood.

Hij werd met algemene stemmen aanvaard als kandidaat en kreeg als standplaats toegewezen de gemeente van Intra, waarbij hij echter ook de zorg kreeg voot de kleinere gemeenten van Domodossola en Omegna en Luina, dat aan de overkant van het Lago Maggiore ligt. Hij hoeft zich dus niet af te vragen, hoe hij zijn tijd moet doorbrengen. Er is werk genoeg voor hem.

Prof. dr. A. Alimonta heeft een beroep gekregen en aangenomen naar Zürich in Zwitserland, waar hij als evangelisatiepredikant gaat werken onder de Italiaanse gastarbeiders.

Kunt u zich nog herinneren, dat wij over hem schreven? Wij noemden hem aanvankelijk: „Prof:. X.". Hij had de r.-k. kerk verlaten, omdat hij tot de overtuiging was gekomen, dat hij binnen de r.-k. kerk het Evangelie niet kon verkondigen. Via Renato di Lorenzo en andere vrienden in Rome waren wij aan de weet gekomen, dat hij geen inkomen meer had en inwoonde bij zijn oude vader van 83 jaar en dat zij met z'n tweeën - na aftrek van de kamerhuur - slechts drie gulden per dag hadden om van te leven. Hijzelf schreef ons: „Op dit moment worstel ik met dit probleem: Ik meen roeping te hebben om de Kerk van Christus te dienen; het hindert niet waar en hoe, mits het maar een gelovige protestantse gemeente is".

Hij is heel erg dankbaar dat de Here zijn gebed heeft verhoord en dat de abonnees van In De Rechte Straat zijn studies hebben willen bekostigen.

Franco Maggiotto werkt in een ziekenhuis in Londen. Hij wil echter opnieuw proberen in Italië werk te zoeken en dan in de vrije tijd te evangeliseren.

Brief van N.N. (Italiaan) aan br. R. di Lorenzo:

„Na een lange periode van stilzwijgen wend ik mij opnieuw tot u. Denk niet dat ik u vergeten heb, maar eerst moest de tijd, de ervaring en het lijden mij blijkbaar meer tot rijpheid brengen.

Meer nog dan in het verleden voel ,doorleef en doorlijd ik de problemen, die de (r.-k.) Kerk kwellen. Ik sta nu voor mijn doctoraal examen in de theologie en de oversten zullen vragen: Wat zijn uw plannen voor de toekomst? Ik wil hen niet graag teleurstellen.

Maar hoe kan ik een oprecht, evenwichtig en sereen antwoord geven, zolang enkele diep-ingrijpende vragen voor mij niet zijn opgelost zoals: de vraag omtrent het gezag in zijn verschillende aspekten, van de vrijheid en de liefde als wetten die eeuwige geldigheid hebben in het Evangelie en ook van diep-menselijke problemen zoals van het celibaat?

Juist om een antwoord te zoeken op deze en andere vragen voel ik mij thans rijp om die ervaring door te maken in de Wartburg in Nederland, waarover wij de vorige keer spraken. Misschien is nu het moment van de genade aangebroken. Misschien zal ik aldus een antwoord vinden op mijn gebed om een geloof te ontdekken, dat echter en evangelischer is. Ik weet niet wat de toekomst brengen zal, ik kan er geen gissingen over maken. Maar een ding is zeker: Ik heb veel vertrouwen in die beleving als mogelijk moment van de genade van God in een zo belangrijk tijdstip van mijn leven.

Ik heb nog een vriend, die vlak voor zijn priesterwijding staat. Ook hij aarzelt en is op zoek naar het waarachtige Evangelie. Zou hij ook enige tijd in de Wartburg wiesiers mogen doorbrengen?

Wat konden wij anders antwoorden dan: Hebr. 13:2-3?

Nog drie andere priesters in Italië vroegen om onderdak bij ons en om steun bij de opbouw van een nieuwe toekomst.

Arcangelo Pino vordert uitstekend met zijn studies en zal, zo de Here wil, het volgend jaar predikant worden bij de methodisten in Italië.

Ook br. Tran Ngoe Lan, Vietnamese ex-priester die in Montpellier studeert, komt in juni klaar.

Enrico Martini hoopt in juni of althans in oktober zijn doctoraal in het Frans te behalen in Genua. Wij hebben hem dat aangeraden. Hij behoefde nl. nog maar anderhalf jaar te studeren. Hij kan daarna nog altijd zien of de Here hem roept om geheel of gedeeltelijk te arbeiden in Gods Koninkrijk.

Over de Engele ex-priester die wij opvingen, méér in ons volgend nummer.

Tot slot: een woord van intense dankbaarheid tot u, leden van de grote I.R.S.-familie, voor uw offers, waardoor wij in staat werden gesteld al deze mensen te helpen. We hoefden niemand af te wijzen vanwege gebrek aan financiën.

Gedenk hen ook in uw gebeden! Ze gaan in het begin soms door een dal van diepe duisternis. Maar diep is dan ook de vreugde, wanneer ze beseffen hoe de Here hen geleid heeft naar het licht, mede door inschakeling van Zijn kinderen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 juni 1970

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

VAN PREDIKHEER TOT PREDIKANT

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 juni 1970

In de Rechte Straat | 32 Pagina's