IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

Gij zijt Petros

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gij zijt Petros

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

vervolg

„Toen verbood Hij Zijn discipelen, dat zij iemand zeggen zouden, dat Hij was ]czus, de Christus.

Van toen aan begon Jezus Zijn discipelen te vertonen, dat Hij moest heengaan naar Jeruzalem, en veel lijden van de ouderlingen en overpriesters, en Schriftgeleerden, en gedood worden, en ten derde dage opgewekt worden.

En Petrus, Hem tot zich genomen hebbende, begon Hem te bestraffen, zeggende: Heere, wees U genadig! Dit zal U geenszins geschieden.

Maar Hij, Zich omkerende, zeide tot Petrus: Ga weg achter Mij, Satanas! gij zijt Mij een aanstoot; want gij verzint niet de dingen, die Gods zijn. maar die der mensen zijn.

Toen zeide Jezus tot Zijn discipelen: Zo iemand achter Mij wil komen, die verloochene zichzelf, en neme zijn kruis op, en volge Mij.

Want zo wie zijn leven zal willen behouden, die zal hetzelve verliezen; maar zo wie zijn leven verliezen zal, om Mijnentwil, die zal hetzelve vinden. Want wat baat het een mens, zo hij de gehele wereld gewint, en lijdt schade zijner zieU Of wat zal een mens geven, tot lossing van zijn ziel?

Want de Zoon des mensen zal komen in de heerlijkheid Zijns Vaders, met Zijn engelen, en alsdan zal Hij een iegelijk vergelden naar zijn doen". (Matth. 16 20—27 S.V.) De r.k. vertaling zullen we bij de verdere bespreking gebruiken.


Korte samenvatting:

De r.k. kerk meent, dat in Matth. 16:13-19 aan Petrus een absolute macht worat beloofd.

Het is echter duidelijk, dat wij deze verzen niet mogen isoleren van het daarop volgende gedeelte, Matth. 16:20-27. Dat blijkt bv. uit de woorden: „Van toen aan......". Daardoor wordt aangegeven, dat er verband is tussen deze twee gedeelten.

Wij zien echter in Matth. 16:20-27, dat het gezag van Petrus niet absoluut is, maar afhankelijk is van zijn overeenstemming met of zijn afwijking van het Woord Gods. Inzoverre Petrus overeenstemt met dat Woord, wordt hij een „petros", een rotsman, genoemd. Maar als diezelfde Petrus zich tegen het Evangelie van het Kruis keert, schrikt Jezus er niet voor terug om hem een , satan" te noemen.


Verbod om te getu'igen van Christus

Jezus verbood zijn leerlingen „nadrukkelijk" iemand te zeggen, dat Hij de Christus was.

Dat is erg vreemd. Want straks worden de discipelen juist nadrukkelijk opgeroepen om te getuigen, dat Hij de Christus is.

Wat zou daarvan de reden zijn?

Het meest voor de hand liggend lijkt mij de volgende verklaring: De belijdenis van Petrus was slechts een glimp, een kortstondige doorbraak van de H. Geest, meer niet. Deze belijdenis moest echter nog verdiept en meer bewust worden gemaakt. Ze zou nog moeten worden uitgezuiverd van allerlei aardse elementen die de discipelen vanuit de rabbinistische traditie hadden meegekregen. De discipelen hadden nl. nog een zeer onvolmaakt beeld van de Messias. Ze dachten nog in aardse termen over Hem. En als zij nu Jezus als de Christus zouden gaan verkondigen, dan zouden die onzuivere motieven zeker door hun prediking heenspelen. Dat zou veel verwarring scheppen. En op grond daarvan zou Jezus Zich misschien gedwongen voelen om Zich openlijk van Zijn apostelen te distanciëren.

Jezus begint dan ook meteen aan de verdieping van hun zicht op de Christus. „Van dat ogenblik af begon ]esus zijn leerlingen duidelijk te maken dat Hij naar Jerusalem moest gaan; dat Hij daar veel zou moeten lijden van de oudsten, de hogepriesters en de schriftgeleerden, maar dat Hij na ter dood gebracht te zijn op de derde dag zou verrijzen".

ZIJN ondergang was HUIS' ondergang

„Jezus ter dood gebracht door de hogepriesters en schriftgeleerden " dat konden de discipelen nog niet verwerken. Dat was te veel voor hen.

Ze hadden in het verleden er zo van genoten, als Jezus steeds gewonnen had in Zijn polemiek met de schriftgeleerden. Ze beleefden dat als hun overwinning, want het was immers hun meester.

En nu sprak Hij over een nederlaag die zo radikaal zou zijn, dat het zou eindigen met Zijn dood. Jezus had er wel aan toegevoegd, dat Hi| op de derde dag uit de doden zou opstaan, maar dat hoorden ze nauwelijks. Zo ver konden ze niet eens meer denken. Ze beleefden deze totale ondergang van Jezus als hun eigen ondergang, hun eigen vernedering.

Schoolmeesteren over Jezus

En weer maakt Petrus zich tot tolk van de anderen: „Toen nam Petrus Jezus terzijde en begon Hem ernstig daarover te onderhouden: Dat verhoede God. 7.0 iets mag U nooit overkomen".

We zien hier hoe het pausje spelen de mens in het bloed zit. Nog maar pas heeft Jezus die geweldige woorden tot Petrus gezegd, of Petrus meent al over het Woord van Christus te mogen heersen. Hij zal het Jezus eens zeggen: neen, zo moet Hij dat niet doen. Dat is niet verstandig.

Al eeuwen lang onderhouden de pausen van Rome Jezus over Zijn woorden. Ze menen, dat het Woord van Christus niet duidelijk genoeg is voor de massa en voegen er daarom hun eigen verklaring aan toe, die zij de mensen in geweten willen opleggen.

Al eeuwen menen de pausen, dat ze Jezus terzijde mogen nemen, dat Jezus Zich speciaal met hen wil onderhouden omdat zij de vertegenwoordigers zouden zijn van Christus op aarde.

De ketterij van de z.g. eerste paus

„Dal verhoede God", zei Petrus. Vreselijk! Dat is nu de z.g. eerste paus, die zo pas van Christus de belofte zou hebben ontvangen van een onfeilbaar gezag. Petrus vraags hier aan God, dat Hij Jezus zou verhinderen om Zijn verlossingswerk ten uitvoer te brengen. Petrus vraagt aan God, dat wij zouden blijven onder de macht van de satan en voor altijd zouden verloren gaan. Petrus faalt hier, zonder het zelf te beseffen, zo radikaal als het maar kan.

„Ga weg, satan!"

Laten wij daarom nu eens luisteren naar de reaktie van Jezus. Zal Hij de pas benoemde paus heel voorzichtig benaderen om aan zijn pauselijk gezag geen afbreuk te deen tegenover de andere bisschoppen, de apostelen? Zal Hij de rechtzetting van deze volkomen foutieve gedachte van Petrus aldus beginnen: „Maar, Heilige Vader "? *) Beslist niet! Luister maar:

„Maar Hij keerde Zich om en zei tot Petrus: Ga weg, satan, terug! Gij zijt Mij een aanstoot, want gij laat u leiden door menselijke overwegingen en niet door wat God wil".

Gij zijt Petros — gij zijt een satan

Jezus noemt Petrus een „satan". Inderdaad, Petrus is op dat moment „ongewild een handlanger van de satan", aldus een voetnoot van het Nieuwe Testament (Sint Willibrordstichting). Evenals de duivel in de woestijn getracht heeft om Jezus te verleiden tot het afzien van Zijn verzoenend sterven, zo deed ook Petrus dat.

Het is dus wel duidelijk, dat heel het ambt van Petrus, heel zijn gezag, afhankelijk wordt gesteld van het Woord en de wil van God. Indien en inzoverrc Petrus in zijn verkondiging in overeenstemming is met het Woord van God. in zoverre is hij een Petrus, een rotsman. Maar als hij zich tegen Gods bedoelingen keert, dan is hij een satan.

Uit de tekst zelf, die wij voor ons hebben, kan men onmogelijk afleiden, dat Petrus een rotsman zou zijn in absolute zin. Men zou met even grote willekeur kunnen beweren, dat Petrus een satan is in absolute zin. Het woord „Gij zijt Petrus" wordt echter gekoppeld aan de rechte belijdenis van Petrus en zo ook wordt de aanspraak van Petrus als „satan" gekoppeld aan zijn volkomen foutieve belijdenis. Petrus is geen satan zonder meer maar evenmin een rotsman zonder meer. Hij wordt slechts rotsman of satan genoemd in betrekking rot iets anders, nl. in betrekking tot het Woord Gods, waarmee hij al of niet in overeenstemming is.

Waarom was Jezus zo fel?

Merkwaardig is de felheid, waarmee Jezus Petrus weerstaat. Petrus bedoelde het toch goed. Achter zijn woorden klonk toch ook een warme liefde voor Jezus. Hij kon de gedachte niet verdragen, dat zijn Meester zou moeten lijden en sterven.

Dat is wel zo. Maar Jezus ziet veel verder dan onze „goede bedoelingen". Jezus zag ook in het hart van Petrus, waar naast deze gewoon-menselijke sympathie voor Jezus ook een groot stuk eigenliefde zat, waarvan Petrus zich niet bewust was. Wanneer Petrus dan ook na zijn verloochening tot bekering is gekomen, spreekt Jezus op een heel andere manier tot hem. Dan kleedt Hij zijn vermaning inderdaad heel voorzichtig in. We zullen dat nog wel zien. Jezus onthult de zondige motieven, die achter de afwijzing van zijn lijden en sterven schuil gaan. Leest u maar:

Wie zichzelf niet verloochent, zal Christus verloochenen

„En daarna, tot zijn leerlingen: Wie Mijn volgeling wil zijn, moet Mij volgen door zichzelf te verloochenen en zijn kruis op te nemen. Want wie zijn leven wil redden, zal het verliezen. Maar wie zijn leven verliest om Mijnentwil, zal het vinden. Wat voor nut heeft het voor een mens heel de wereld te winnen, als dit ten koste gaat van eigen leven? Of wat zal een mens kunnen geven in ruil voor zijn leven? Want de Mensenzoon zal komen in de heerlijkheid van zijn Vader, vergezeld van zijn engelen, en dan zal Hij ieder vergelden naar zijn daden".

Als de tarwekorrel niet sterft.....

Jezus tracht Zijn discipelen nu duidelijk te maken, dat voor hen dezelfde wet geldt als voor Hemzelf. Deze wet heeft Jezus kernachtig aldus weergegeven: „Voorwaar, voorwaar. Ik zeg u: Als de graankorrel niet in de aarde valt, blijft hij alleen; maar als hij sterft, brengt hij veel vrucht voort" (Joh. 12:24).

Wij moeten allen onszelf opgeven. Jezus is ons daarin voorgegaan. Hij heeft Zichzelf ontledigd om gehoorzaam te worden tot de dood van het kruis. Maar: ,,Wanneer hij zichzelf ten schuldoffer gesteld zal hebben, zal hij nakomelingen zien en een lang leven hebben en het voornemen des Heren zal door zijn hand voortgang hebben" (Jes. 53:10).

Zo moeten ook wij onszelf opgeven. Allereerst door niet meer op onszelf te bouwen, zoals Petrus deed vóór zijn bekering, maar door ons in vertrouwen geheel aan Jezus over te geven en te geloven in de algenoegzame kracht van Zijn schulddelgend offer. En vervolgens door met Jezus verbonden te blijven door het geloof en aldus een rank te zijn aan Hem, de wijnstok, en door langs de weg der gehoorzaamheid veel vrucht voort te brengen.

Jezus bezweek niet voor de satan.

Wij willen gaarne aannemen, dat de meeste pausen het goed hebben bedoeld. Ze hebben gemeend het eenvoudige begin van Jezus te moeten aanvullen en voltooien tot wat nu geworden is: de r.k. kerk met haar machtige juridische struktuur, haar politieke invloed in de wereld, met aan het hoofd een paus met absolute macht, die tegelijk soeverein vorst is.

Maar als de satan aan Jezus een dergelijke wereldse macht voorspiegelt, jaagt Jezus hem weg met ongeveer dezelfde woorden als waarmee Hij Petrus terechtwees: „Toen zei Jezus tot hem: Weg, satan" (Matth. 4:10).

Wij moeten geen vrucht zien te dragen door macht en heerlijkheid te vergaderen, maar door op Jezus te bouwen en onze weg te gaan in ootmoed, enkel vertrouwend op de kracht van Gods Woord en van de H. Geest.

Markus de grootste antipapist?

Het is wel heel vreemd, in het licht van de r.k. leer, dat Markus wèl de prachtige belijdenis van Petrus vermeldt, maar niet de woorden, die Jezus daarop heeft laten volgen: „Gij zijt Petrus enz.".

Daartegenover vinden we in het Evangelie van Markus wel de woorden, waarmee Jezus Petrus terechtwees: „Ga weg, satan, terug!" (Markus 8:33).

Wanneer wij zulk een belangrijke teksd zouden weglaten, dan zouden we meteen te horen krijgen: Wat een eenzijdigheid! U probeert natuurlijk zulk een tekst weg te moffelen uit antipapisme.

Maar nu de evangelist Markus deze in de ogen van Rome zo belangrijke tekst in zijn boek weglaat, wat zegt men nu?

Men zal toch moeilijk deze geïnspireerde schrijver van eenzijdigheid kunnen beschuldigen. De enige aannemelijke verklaring, lijkt mij, is deze: Markus heeft in die woorden van Christus tot Petrus heus niet gelezen, dat Jezus daardoor een absolute macht van Petrus over de andere apostelen zou hebben beloofd en een absolute macht om de Bijbel onfeilbaar te verklaren.

De hardleerse Petrus

Hoe moeilijk het voor Petrus is om het Evangelie van het kruis te aanvaarden, blijkt ook nog uit de onmiddellijk volgende verzen Matth. 16:28 tot 17:13.

Daarin wordt de verheerlijking van Jezus op de berg beschreven. Ook dan is het weer Petrus die met een voorstel komt, dat geheel indruist tegen het Evangelie, nl. om drie tenten op te slaan, één voor Christus, één voor Mozes en één voor Elia. Petrus wil dus weer direkt de heerlijkheid ingaan, zonder het offer van Christus.

Veel betekenend zijn dan ook de woorden: „Nog had hij niet uitgesproken of een lichtende wolk overschaduwde hen en uit die wolk klonk een stem: Dit is mijn Zoon, de Welbeminde, in wie Ik mijn welbehagen heb gesteld; luistert naar hem" (Matth. 17:5 RKV).

Luistert naar Hem! en niet naar Petrus, die op dat moment weer opnieuw een satan is, die Chnstus van het offer van het Kruis, dat nodig is voor onze redding uit de eeuwige dood, probeert te weerhouden.

Dan kan men de Bijbel laten zeggen, wat we zelf willen

Ik meen, dat het na deze artikelen over Matth. 16:13-27 toch wel duidelijk is, dat men daarop beslist niet de aanspraken van de pausen op hun absolute macht kan baseren. Als men dat toch probeert, dan kan dat niet zonder de Schrift geweld aan te doen. Maar dan kunnen we met het Woord Gods alle kanten uit. Dan kunnen we de Bijbel laten zeggen, wat we zelf graag willen. Maar dan heeft het Woord Gods ook alle gezag verloren. Dan hebben we het Woord Gods krachteloos gemaakt.

*) „Heilige Vader" is de aanspreektitel, die de pausen menen voor zichzelf te mogen opeisen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 juni 1966

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

Gij zijt Petros

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 juni 1966

In de Rechte Straat | 32 Pagina's