IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

Het VERBROKEN hart

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het VERBROKEN hart

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dezer dagen bladerde ik nog eens in de aantekeningen, die ik gemaakt heb bij mijn retraite als voorbereiding op mijn werkzaamheid als priester. Deze retraite was de afsluiting van ons „tweede novicaat" in het retraitehuis in Zenderen (O.). Ze werd gepreekt door pater van de Maagdenberg, redemptorist, die inmiddels reeds overleden is, van 4-9 maart 1943.

Pater van Maagdenberg was zeer vooruitstrevend. Een vroom man, die reeds toen ijverde voor een Bijbelse vernieuwing van de r.k. kerk. Hij had dan ook veel tegenstand. Zo bevorderde hij zoveel mogelijk het zingen van de psalmen in de vespers en completen in plaats van de sentimentele liederen die meestal werden gezongen bij de uitstelling van het „Allerheiligste". Oudere paters trachtten dit belachelijk te maken en zeiden dat pater van Maardenberg „een protestants lof" wilde invoeren.

Het geloof is eeiv kennen door de liefde

Ik heb heel wat bladzijden aantekeningen gemaakt van deze retraite. En inderdaad de gedachten die pater van de Maagdenberg ons meegaf, waren dikwijls van een grote Bijbelse diepte.

Zo b.v. sprak hij over „het geloof als de grondslag van ons geestelijk leven". Merkwaardigerwijze ging hij daarbij toch uit van de definitie van het geloof door Thomas van Aquine, maar zijn verklaringen waren niet scholastisch. Zo zei hij o.a. „Het geloof is een kennen niet bij wijze van redenering maar een kennen door de liefde; geen kennen door inzicht in het wezen der dingen, maar een kennen vanuit een innerlijke verwantschap.

Het verstand krijgt zijn zekerheid van elders, maar de wil neigt de mens tot aanvaarding van de waarheid. Dan gaat men die waarheid als een goed voor 'de mens zien. Dat gebeurt onder het aandrijven van de liefdekracht van de Heilige Geest. „Smaakt en ziet, dat de Here goed is" (ps. 34-9).

Er is een wisselwerking; want wanneer de wil de smaak van dit hemelse goede ontvangen heeft krachtens de werking van Gods genade, dan gaat het verstand verder zoeken, in hoeverre deze waarheid voot het hart ook waarheid voor het verstand kan zijn.

Christus alleen voorwerp van geloof

Het voorwerp van het geloof is alleen de Christus. Christus is de ganse samenvatting van Gods openbaring. Christus is de wijsheid des Vaders, de afdruk van zijn heerlijkheid. Hij is het uitge spie gelde wezen van God. Zijn komst op aarde is 'n nagalm in de tijd van zijn eeuwige voortkomst uit de Vader. Bij de Jordaan op de berg Thabor: „Deze is mijn Zoon, mijn geliefde, in wie Ik welbehagen heb". Het geloof is hier bedoeld in de meest uitgebreide zin. Als een werking van de gehele persoon. Geloven is aanvaarden; een aanvaarden van Hem, die gezegd heeft: Ik ben de weg, de waarheid en het leven.

Ons leven moet steeds meer de uitdrukking worden van Christus. En dat gebeurt langs de weg van het overwinnende geloof".

De kleur van ons geestelijk leven

Maar ik keer nu terug tot mijn onderwerp. Pater van de Maagdenberg sprak ook zeer mooi over de verbrokenheid des harten, de z.g. „compunctio cordis", letterlijk: doorsteking van het hart.

Hij zei: Deze rouwmoedigheid des harten, deze verbrokenheid van ziel, moet dei kleur geven aan ons geestelijk leven.

„Wij moeten ons bewust blijven, dat wij van de zonde zijn opgeraapt. Gods Woord is als een tweesnijdend zwaard. Dat Woord haalt alles in ons naar boven en ontdekt ons aan de duisternis van ons zondige hart.

Daarom moeten wij altijd tegenover God leven in de houding van de verloren zoon, die louter door de erbarming van de Vader weer een nieuwe toekomst kreeg. In deze verbrokenheid des harten zit een element van vrees, vertrouwen, liefde, nederigheid, ontzag, boete.

Alleen wie God volmaakt bemint, vreest volmaakt de hel.

Augustinus zegt: Het gebed bestaat meer in zuchten en in tranen dan in woorden. Iemand heeft gezegd: „Il faut maintenir les âmes habituellement dans la tonalitÉ. du „Miserere"" (= de zielen moeten steeds blijven in de toonaard van het „miserere" = het beginwoord van psalm 51 (r.k. 50)).

Deze verbroken, des harten brengt in ons teweeg:

1. een steeds grotere zuiverheid van ziel; een fijngevoeligheid van geweten, waardoor wij reageren op de minste zonde in ons en ons daarover voor God verootmoedigen;

2. Naar gelang deze fijngevoeligheid van geweten toeneemt, zal ook onze liefde toenemen;

3. Deze verbrokenheid des harten betekent een diepe vreugde. De droefheid die in de verbrokenheid des harten vervat ligt, is eigenlijk meer vreugde dan droefheid, omdat wij daarin en daardoor de zuivere verhouding tot God ervaren".

De vreugdevolle verootmoediging om God

Vooral dat laatste zou ik willen benadrukken. Naarmate de mens zich meer in schuldbewustzijn en zelfaanklacht voor God verootmoedigt, naar die mate zal hij zuiverder God ervaren en dieper vreugde mogen bezitten: „Zalig zijn de reinen van hart; want zij zullen God zien" (Mat. 5:8).

Deze vreugdevolle verootmoediging voltrekt zich in de stilte en het ontzag voor de heilige God.

Wanneer wij werkelijk door het geloof iets van, Gods heerlijkheid gezien hebben, dan zal het ons vergaan als Petrus: „Bij het zien daarvan viel Simon Petrus Jezus te voet en zei: Heer, ga van mij weg, want ik ben een zondig mens. Ontzetting had zich meester gemaakt van hem en allen die bij hem waren door de vangst die ze gedaan hadden" (Luk. 5:8, 9. RKV).

Deze diepe verootmoediging voor de majesteit van de Heilige God lezen we ook in het roepingsvisioen van Jesaja:

„In het sterfjaar van koning Ozias aanschouwde ik de Heer, gezeten op een hoge en heerlijke troon; de sleep van zijn mantel bedekte heel de tempel. Serafs stonden om Hem heeny elk met zes vleugels; twee om het gelaat, twee om de voeten te bedekken en twee om te vliegen. En ze riepen elkander toe: „Heilig, heilig, heilig is Jazveh der heirscharen; de hele aarde is vol van zijn glorie!" Van hun juichen trilden de drempels in hun voegen, en het hele huis stond vol. Ik riep uit: Wee mij, ik ben verloren! Want ik heb met mijn ogen de Koning, Jahweh der heirscharen aanschouwd, ofschoon ik een mens ben met onreine lippen, en onder een volk met onreine lippen verblijf. Maar ÉÉn der serafs vloog op mij af; met eert\ gloeiende kool, die hij met een tang van het altaar had genomen, raakte hij mijn mond aan en sprak: Zie, zij heeft uw lippen geraakt; nu is uw schuld verdwenen, uw zonden vergeven" (Jes. 6:1-7. RKV).

Ploremus ante Dominum

Vroeger las ik erg graag Psalm 95 en wel vooral vers 6, dat in de Vulgaat luidt: „Ploremus ante Dominum" (Laten wij schreien voor Gods aangezicht). Ja, schreien wilde ik voor Gods aangezicht, schreien over de zondigheid van mijn bestaan. Ik wilde diep voor Hem wegzinken in verootmoediging. Niet dat ik tranen in mijn ogen wilde persen. Maar mijn ziel schreide dan voor Gods aanschijn als de verloren zoon voor de Vader, die hij toch zozeer liefhad en die hij zoveel verdriet had aangedaan.

Ik vond het een beetje jammer, dat ik die vertaling niet in de Nederlandse tekst terugvond. Daarin luidt het: „Komt, laat ons aanbidden en nederbukken; laat ons knielen voor de HEERE, Die ons gemaakt heeft".

Vreugde in de verbrokenheid

Ik heb een keer een gesprek gehad met een predikant van de gereformeerde gemeente over deze verbrijzeling des harten en met name over de vreugde die daarin gegeven is, een vreugde in een pijn.

Ik heb nog nooit het gevoel gehad zozeer begrepen te zijn als door deze predikant. Hij was voor mij als een broeder in de tranen. Wij spraken het voor elkaar uit, hoe zeer onze God waard is bemind te worden boven alles en hoe vreselijk het is, dat wij daar toch niet aan toekomen. Maar tegelijk merkten wij in elkander die verwondering over die God met Zijn eindeloos geduld, die altijd maar weer vergeeft, steeds weer opnieuw vergeeft. Niets kan een mens mÉÉr wonden, mÉÉr verbrijzelen dan juist deze altijd weer herhaalde vergeving van God, die glimlach der ontferming die nimmer van zijn aangezicht wijkt. En dat niet om ons, maar om zijn geliefde, zijn eniggeboren Zoon. De erbarming van de Vader jegens ons is gedrenkt in de eeuwige liefde van en in zijn Zoon.

Tegenover zoveel goedertierenheid voel je je onmachtig. Daartegenover kun je alleen maar schreien in je ziel.

Maar tegelijk ervaar je dan de Vaderarmen rondom je heen en hoor je zijn stem die je uitnodigt tot het feest met het gemeste kalf; voel je de ring der verzoening aan je vingers schuiven. Door de tranen van het berouw zie je de zuivere, de oeverloze liefde Gods blinken.

Gods Woord ons enig fundament

In het voorafgaande heb ik wel een stuk van mijn zieleleven bloot gegeven. Soms kun je daaraan behoefte hebben, niet als een soort geestelijk exhibitionisme, maar omdat je altijd in je ziel in tweegesprek bent met God. Zij die kinderen van God zijn, loven en prijzen Hem in hun hart. Maar af en toe wil je uit die stilte van dat gebed uitbreken. Dan zoeken de kinderen Gods gemeenschap met elkander. Ze willen ook met luider stem zeggen, hoe groot hun God is, hoe rijk Hij is in goedertierenheid, hoe genadig, lankmoedig en barmhartig de Here is. Ze willen zo graag dat het eenzame lied der aanbidding, dat zij in hun ziel uitzingen, wordt overgenomen door anderen, dat dit lied gaat aanzwellen tot een machtig koor van de kinderen Gods.

Maar deze uitwisseling van ervaringen mag nooit doel op zichzelf worden en mag voor de ander in geen geval norm voor zijn geestelijk leven worden. Gods Woord blijft het enige fundament. Dit machtige Woord van God roept bij de een meer een houding van aanbidding te voorschijn, bij de ander meer een houding van diepe dankbaarheid, of verootmoediging of liefde, of gehoorzaamheid, vertroosting en vrede.

Het luisteren naar de ervaring van een ander kind Gods kan slechts zin hebben, als wij telkens weer terugkeren naar het Woord. Zo kan iemand wel beschrijven welke ontroering hij ondergaat bij het horen van een bepaalde symphonie of bij het zien van een bepaalde schilderij, maar dan zullen wij toch zelf ook die symphonie moeten horen en dat schilderij moeten bezien, willen we een dergelijke ervaring ook krijgen.

En nog eens: de vastigheid van onze hoop mogen we nooit zoeken in de ervaring, de bevinding van onszelf of van anderen, hoe mooi die ook mogen zijn. De vastigheid des geloofs vinden we uitsluitend in de belofte van God, die trouw blijft tot in eeuwigheid en niet laat varen het werk Zijner handen, dat Hij in Jezus Christus aan ons begonnen is en door zijn H. Geest in ons voltooien wil.

Verdienste en rouwmoedigheid

Deze houding van restloze zelfaanklacht en tegelijk onvoorwaardelijk en algeheel vertrouwen op Gods barmhartigheid is eigenlijk in tegenspraak met de r.k. leer over de verdienstelijkheid van de goede werken. Wij hebben dat reeds in ons vorig nummer aangetoond.

Hans Küng tracht echter in zijn book „Rechtfertigung" aan te tonen, dat deze houding niet in strijd is met de r.k. leer, ook niet met Trente. Hij zegt o.a. in het hoofdstuk: „Simul justus et peccator (= tegelijk rechvaardige en zondaar): „Waren het niet de grootste, die — schijnbaar overdreven — leden onder de zondigheid ook van hun beste daden?" En hij haalt dan Johannes van het Kruis aan, die op zijn sterfbed tegen een confrater zegt, die hem wilde moed inspreken door hem te wijzen op de goede werken, die hij verricht had: „Spreek mij daar niet over, pater! Spreek mij van mijn zonden!" (4de druk, p. 240).

Inderdaad was dat het enige goede antwoord wat Johannes van het Kruis kon geven: „Spreek mij niet van mijn goede werken".

De tollenaar ging gerechtvaardigd naar huis

Lezer, wie u ook bent, protestant, r. katholiek of wat dan ook: Hebt u uzelf reeds als zondaar voor God erkend?

Neen, het is niet nodig, dat wij tranen in onze ogen krijgen van berouw. De Here gaat ook niet met een peillood de diepte van ons berouw meten om op grond daarvan ons al of niet de vergeving der zonden te schenken. God is volstrekt soeverein in zijn barmhartigheid. Hij schenkt ons de verzoening nooit op grond van iets in ons, ook niet op grond van ons berouw. Hij schenkt alles uitsluitend op grond van het werk van zijn Zoon, Jezus Christus.

Maar wèl zegt de Bijbel, dat het woord der verzoening, dat God in Jezus Christus tot ons spreekt, door de H. Geest steeds tot zondebesef brengt, wanneer iemand door Gods genade tot bekering komt.

En daarom moeten we het wèl zo stellen: Iemand die niet tot de verootmoediging is gekomen, gaat niet gerechtvaardigd naar het huis van de eeuwigheid. „Maar de tollenaar bleef op een afstand en wilde zelfs niet zijn ogen opheffen naar de hemel; maar hij klopte zich op de borst, en zei: God, wees mij, zondaar, genadig. Ik zeg u: Deze ging gerechtvaardigd naar huis en niet die andere"

(Luk. 18:13, 14 r.k. vert.),


Alarm !

Nu wij door de grootste drukte heen zijn van het opvangen van de nieuwe abonnees vanwege het inschakelen van tijdelijke hulp is ons gebleken, dat nog vele abonnees hun abonnementsgeld over 1964 nog niet betaald hebben.

Dringend verzoeken wij u dit zo spoedig mogelijk te doen. Anders verplicht u ons tot het uitschrijven van vele kwitanties. Dat is een massa werk. En brengt vele onkosten met zich mee. En dat wilt u ons toch niet aandoen. Dus: HELP, HELP, HELP en maak uw abonnementsgeld onmiddellijk over op giro 901000 van Stichting In De Rechte Straat, Boulevard 11, Velp Gld.

Hartelijk dank voor Uw medewerking.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 september 1964

In de Rechte Straat | 38 Pagina's

Het VERBROKEN hart

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 september 1964

In de Rechte Straat | 38 Pagina's