IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

Op welk gezag? (vervolg)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Op welk gezag? (vervolg)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

De vraag, die mij nog rest ter beantwoording, is deze: Is het waar dat wij, gewezen rooms-katholieken, het zekere voor liet onzekere hebben verlaten?

De eerste vraag is hier: Wat hebben wij dan verlaten? De nog rooms denkendemens zegt: de zekerheid die Rome als kerkelijk leergezag biedt. Onmiddellijk rijst dan de volgende vraag: Hoedanig is dan die zekerheid en waarop is ze gebaseerd? En weer antwoordt de rooms-katholiek: Het leergezag van do paus is onfeilbaar wanneer hij spreekt ex cathedra, en dat inzake geloof en zeden, de basis waarop die zekerheid gebaseerd is, vindt men in de Bijbel. Wie in het laatste nummer van de I.R.S. het artikel „Wie is de rots de petra?" gelezen heeft, weet dat de petra, hier bedoeld, niet Petrus, maar de gelovige belijdenis van Petrus is. Trouwens, in de brief aan de Epheziërs lezen we in hoofdstuk 2, vs. 20, dat de kerk gebouwd is op liet fundament van de apostelen en de profeten, terwijl Christus Jezus zelf de hoeksteen is. Vs. 21 luidt dan „In Hem ( = in Christus) wast elk bouwwerk, goed ineensluitend, op tot een tempel, heilig in de Here, in wien ook gij mede gebouwd wordt tot een woonstede Gods in den Geest." De vraag rijst hier onmiddellijk welk is het fundament hier bedoeld, en het antwoord is, het fundament van de apostelen en van de profeten. Waar kunnen we dat fundament, dat de apostelen en de profeten gelegd hebben, nu anders vinden, dan in de Bijbel? Vooral daar er nog aan toegevoegd wordt dat Jezus Christus zelf de hoeksteen van dat fundament vormt. Het fundament van de apostelen en de profeten m.a.w. de Bijbel, moet ons voortdurend verwijzen naar de hoeksteen, Jezus Christus. Doet de Bijbel dat niet? en zo ja, is dat dan niet het fundament waarnaar Christus verwijst om ons te zeggen dat we alleen op deze basis zijn kerk zullen vinden? Het is dus niet zoals Rome het ons wil doen geloven, dat Christus zijn gemeente op Petrus, en in hem op de pausen, bouwde, om hieraan zijn Woord ondergeschikt te maken, maar het is wel zo, dat Christus ons verwijst naar het fundament der apostelen en der profeten, opdat op dit fundament zijn gemeente zou worden gebouwd. Rome heeft dus de zaak omgedraaid. Niet de kerk legt de normen vast waaraan Gods Woord moet voldoen om Gods Woord te zijn, maar Gods Woord legt de normen vast, waaraan de kerk moet voldoen, om Gods kerk te zijn. Slechts een kerk die op dit fundament, de Schrift, bouwt, heeft het recht zich kerk te noemen, volledig bewust van haar roeping, maar tevens volledig bewust van haar onderdanigheid en afhankelijkheid van Gods Woord. Op de vraag of wij dus het zekere voor het onzekere hebben verlaten, kunnen we een triomfantelijk „neen" laten horen, ons bewust dat dit niet uit ons eigen kracht is geschied, maar door de kracht van Gods Heilige Geest die in deze wereld Christus' kerk verder uitbouwt.

In deze lijn verder redenerend wil ik hier nog aan toevoegen, dat niet de kerk, maar de Schrift uitmaakt welke boeken tot de Schrift behoren. Men zegge niet onmiddellijk dat dit onmogelijk is. De Bijbel immers is in vele plaatsen zijn eigen uitlegger. Ook in dit geval is Hij dit. Wanneer de reformatie de apocriefen verwerpt, doet zij dit op Bijbelse grondslag. Deze boeken immers zijn pas door overzettingen van de zeventig (de Septuagint) tot ons gekomen. Zij maakten ten tijde van Christus zeker geen openbaar deel uit van de Bijbel, en Christus heeft alleen met zijn gezag gedekt de toen bestaande Bijbel onder de joden, evenals de boeken die er toen deel van uitmaakten. Vandaar dat de reformatie in naam van Gods Woord alleen voor de niet-apocriefe boeken de kanonciteit opeiste. Voor de boeken van het N.T. geldt de vraag, of zij behoren tot het fundament van de apostelen, waarop Christus zijn gemeente wilde bouwen. Hier, zoals voor de gemeente van Christus zelf draagt de H. Geest de zorg, samen met de Vader en de Zoon.

Het gezag dus die wij aan de Bijbel toekennen is een Goddelijk gezag, dat onafhankelijk van ieder menselijk gezag, op zichzelf kan staan omdat Gods Geest het in stand houdt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 december 1959

In de Rechte Straat | 20 Pagina's

Op welk gezag? (vervolg)

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 december 1959

In de Rechte Straat | 20 Pagina's