IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

Uit de schoot van het dodenrijk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de schoot van het dodenrijk

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toen was het alsof een stemmetje binnen in mij riep: „Neem Jezus aan als je Zaligmaker!" Maar ik onderdrukte die gedachte meteen. Ik was toch immers een atheïst en ging daar fier op.

Maar het stemmetje hield aan. Ik werd kwaad en begon weer te redeneren: „Indien er een God bestaat, en als die God werkelijk liefde is, hoe kan Hij dan Zijn schepsel dwingen om zich aan Hem over te geven, door hem in het nauw te drijven. Ik zou dat zo nooit gedaan hebben".

Maar dat was nu juist de opstandige kreet van de natuurlijke mens, die zich van God een beeld maakt, dat op de mens gelijkt: „Ik zou dat nooit gedaan hebben!" Komt, laat ons een God maken naar ons beeld, naar onze gelijkenis!, zo zegt de mens, die niet is wedergeboren. Maar de mens, die overtuigd is van zijn zonden, zal God erkennen als de allesovertreffende, soevereine Heerser, als de objektieve, Die geheel onafhankelijk buiten ons staat. Hij zal uitroepen: „De Here is God; de Here is God!" (1 Kon. 18 : 39b).

Ik begon voor de hand liggende verklaringen te zoeken voor dat aanhoudende stemmetje in mij. Ik probeerde mijzelf aan te praten, dat dit stemmetje een gevolg was van mijn angstgevoelens, een zielkundige tegenvoeter daarvan, een compensatie. Ik probeerde het te zien als de natuurlijke reaktie op mijn oververhitte borst en mijn ijskoude rug. Ik slaagde er echter niet in om mij dat wijs te maken.

Weer kwam de stem terug: „Neem Jezus nu aan — misschien is het je laatste kans". Ik wilde niet en stribbelde nog tegen. Maar God brak door met Zijn allesoverwinnende Geest. Hij kwam binnen in mijn hart en de heerlijkheid van de volle en vrije verlossing werd mijn deel. Tegelijkertijd hoorde ik de volgende onvergetelijke woorden: „Vele eersten zullen de laatsten zijn en vele laatsten de eersten" (Matth. 19 : 30). Door de ogen van mijn geest zag ik, hoe onze genadige Heiland voor mij aan het Kruis Zijn bloed heeft gegeven. Ik zag hoe Hij Zich naar de berouwvolle moordenaar aan zijn zijde keerde, die nog vijf minuten van te voren Christus beschimpt had, maar nu in zijn grote nood de heerlijkheid van Christus erkende. „Gedenk mijner", zo zei hij, „wanneer Gij in uw koninkrijk zijt gekomen". En Jezus antwoordde: „Voorwaar, lk zeg u: heden zult gij met Mij zijn in het paradijs”. (Luk. 23 : 42, 43).

Maar zou het werkelijk zo eenvoudig zijn? Zou ik, die een gezworen tegenstander was van het bloedevangelie, in een enkel ogenblik met God verzoend kunnen worden?

Ja! Jezus verklaart: „Voorwaar, Ik zeg u: Heden nog zult gij met mij zija in het paradijs”.

Ik klemde mij vast aan die kostbare belofte, dat Jezus een zondaar zoals ik er een was, toch kon liefhebben en redden. En ondertussen werd de liefde van God door de Heilige Geest in mijn hart uitgestort en ik wist ineens, zo maar, dat ik voor tijd en eeuwigheid gered was. Nu ik daarop terugzie, kan ik verklaren, dat de H. Geest samen met mijn geest getuigd heeft, dat ik kind Gods ben (Rom. 8 : 16), en dat er nu geen veroordeling meer is voor mij, die in Christus Jezus ben, en voor hen, die niet naar het vlees wandelen, maar naar de Geest (Rom. 8 : 1), en dat aan allen, die Hem hebben aangenomen, macht wordt gegeven om kinderen Gods te worden, hen, die in zijn naam geloven; die niet uit bloed, noch uit de wil des vleses, noch uit de wil van een man, maar uit God zijn geboren" (Joh. 1 : 12, 13).

Het transpireren hield op. Ik voelde mij helemaal ontspannen. Ik had de vre de met God ontvangen. Toen deed ik een gelofte aan de Here: „Here, als ik vandaag sterf, sterf ik als uw kind; maar indien het uw wil is, dat ik levend uit de mijn kom, beloof ik U om de rest van mijn leven aan U en uw dienst te wijden als politikus(!!), dvokaat, prokureur of zelfs als predikant(!!) „Jij predikant?" dacht ik, „maar je weet immers nog niets van de Bijbel af!" Ik dacht natuurlijk, dat ik die dag onder in de mijn zou sterven. Daarom ging ik met een blij hart liggen op een hoop houtblokken en maakte mij gereed om te sterven, om mijn Meester te ontmoeten. Aan de wereld dacht ik niet meer. Ik had geen zorgen meer. Ik wist, dat mijn Verlosser leeft (Job 19 : 25), en ook dat Jezus alles op aarde en in de hemel met Zichzelf heeft verzoend door het bloed van zijn kruis (Col. 1 : 20).

Plotseling echter werd de electriciteit hersteld. De lichten gingen weer aan. De motoren van de lift en de luchtverversing zoemden weer. Iedereen slaakte een zucht van verlichting. De naturellen (negers) sprongen in de lift. Maar enkele blanken pakten hen bij de kraag en smeten ze er weer uit. De blanken moesten eerst naar boven. Ze waren hang, dat de electriciteit misschien weer spoedig zou uitvallen. Hier zag ik als wedergeboren mens meteen een praktische demonstratie van de totale verdorvenheid van de menselijke natuur, zolang Gods genade ons niet heeft veranderd tot een nieuwe schepping.

Ik kwam als laatste uit de mijn. En toen de lift de oppervlakte bereikte en ik het heerlijke daglicht weer tegemoet trad en de volle verse lucht weer inademde als vrij man, kwam onmiddellijk de volgende gedachte in mij naar boven: „Nik. je was een stommerik, dat je je ziel aan de Here hebt gegeven. Je was immers alleen maar bang. Je hebt dat gedaan in een ogenblik angstoverspanning, terwijl je zenuwen over hun toeren heen waren".

Maar op hetzelfde moment wist ik zeker, dat dit niet waar was. Iets in mij van antwoordde met alle beslistheid: „Je liegt! Je weet, dat er een God is. En het ligt alleen aan Hem, dat je nu niet meer in de diepte van de mijn gevangen zit, zoals je eigenlijk verilienil hebt. Het is zijn goedhei d, die je er uit heeft gered. En al sterf jij morgen, God zal niet ophouden te bestaan. God is in zijn voortbestaan niet afhankelijk van jouw kennis omtrent Hem. Hij bestaat objektief en totaal buiten jou".

Toen bad ik: „Here, vergeef mij!"

Toen ik die avond thuis kwam, nam ik mijn Bijbel, nu niet meer als Afrikaanse grammatika, maar als het levende Woord van de levende God. Voor het eerst van mijn leven ging ik nu in dat wondere boek God Zelf ontmoeten.

Ik las de eerste drie hoofdstukken van Mattheus en de eerste twee van Jesaja. De volgende dag weer en zo door, elke dag vijf hoofdstukken uit de Bijbel. Toen ik bij Lukas 10 : 25-37 kwam, werd ik erg kwaad, want ik merkte dat dit gedeelte mij aan mijn verstand wilde brengen, dat ook de naturel mijn naaste is. Woedend gooide ik de Bijbel op de grond. Maar het Woord van God is levend en krachtig en scherper dan enig tweesnijdend zwaard, en het dringt door tot scheiding van ziel en geest en van gewrichten en merg en het is een beoordelaar van de overleggingen en de gedachten van het hart (Hebr. 4 : 12). Ja, ook de naturel is mijn naaste! Ook de neger is geroepen om mijn broeder te zijn in het gel oof.

Maart 1956 keerde ik naar mijn ouderlijk huis terug om mijn studies voort te zetten. In het begin sprak ik met niemand over mijn geloofsbeslissing behalve met mijn ouders, met mijn vriendin en haar moeder. Wel ben ik spoedig naar twee christenstudenten gegaan aan de universiteit, en heb het ook hen verteld. Ik had n.l. vroeger geprobeerd hun geloof bespottelijk te maken. Na een maand of tien viel het mij al gemakkelijker om van Jezus Christus te getuigen. Maar velen dachten, dat deze verandering voortkwam uit mijn wankelmoedige geest en uit mijn wispelturig karakter. Mijn vader dacht dat ook.

Hij zei: „Eerst was je gek op het schaakspel. Toen werd het kaarten en dobbelen, daarna de politiek en nu degodsdienst. We zullen zien hoelang deze zotte kuur aanhoudt". Ik heb hem geantwoord: „Vader, als het van mij afhangt, zal het nog geen vijf minuten duren. Maar het hangt gelukkig van God af, en daarom zal het nooit ophouden". „Mijn schapen luisteren naar mijn stem", zegt Jezus, „en Ik ken ze en ze volgen Mij. En Ik geef hun het eeuwige leven, en ze zullen nooit verloren gaan, tot in eeuwigheid niet, en niemand zal ze roven uit mijn hand. Wat mijn Vader mij gegeven heeft, gaat alles te boven en niemand kan iets roven uit de hand mijns Vaders. Ik en de Vader zijn één" (Joh. 10 : 27-30).

Gedurende de volgende twee jaar bad ik geregeld voor de bekering van mijn ouders. Deze bekering leek toen zeer ver af en zeer onwaarschijnlijk.

Ik bleef het Woord Gods bestuderen en ontving daardoor steeds meer licht. Zo leerde ik de geweldige betekenis van Golgotha verstaan tegen de achtergrond van de profetieën van het Oude Testament. Nog maar pas heb ik de samenstelling van de hebreeuwse tabernakel wat meer bestudeerd alsmede de priesterlijke bedieningen daar rondom heen (Ex. 25 en Lev. 17) en op gezag van de brief aan de Hebreeën zie ik. hoe dit alles in Christus zijn volle vervulling heeft gekregen (zie o.a. Hebr. 9 : 9 ) . Hoe dankbaar behoren wij dan te zijn, de kinderen Gods. die nu „volle vrijmoedigheid bezitten om in te gaan in het heiligdom door het bloed van Jezus, langs de nieuwe en levende weg, die Hij ons ingewijd heeft, door het voorhangsel, dat is. zijn vlees, en een grote priester over het huis Gods hebben. Laten wij dan toetreden met een waarachtig hart. in volle verzekerdheid des geloofs, met een hart dat door besprenging gereinigd is van besef van kwaad, en met een lichaam, dat gewassen is met zuiver water. Laten wij de belijdenis van hetgeen wij hopen, onwankelbaar vasthouden, want Hij, die beloofd heeft, is getrouw” . (Hebr. 10 : 19-23).

En nu, twee jaar na mijn bekering, heeft het God behaagd om mijn vader te overtuigen van zijn zonden, en op 14 febr. 1958 heeft hij de Here Jezus als zijn vol komen en enige Zaligmaker aangenomen, en zich aan Hem overgegeven na 35 jaar puur artheïsme. Diezelfde vader, die mij op achtjarige leeftijd verteld had, dat het christelijk geloof maar een fabeltje was. Aan God alle eer! Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen: Hem zij de heerlijkheid tot in eeuwigheid! (Rom. 11 : 36).

Maar de wonderen van Gods genade hielden niet meer op. Want het heeft God behaagd ook mijn moeder van haar zonden te overtuigen. 28 februari 1958 heeft zij haar leven in de handen van de Here Jezus gesteld en ontving zij de zekerheid van de vergeving der zonden door het zoenbloed van het Lam, dat voor ons geslacht is. Mij moeder is een zeer blije christin geworden. De verandering in haar leven is iedereen opgevallen.

Wat is God toch goed: Hij heeft aan mij het voorrecht gegeven om aan mijn ouders de weg te wijzen naar eeuwig leven en volle zaligheid in Jezus Christus! God heeft ons gezin dus rijk gezegend! „Geloof in de Here Jezus Christus en gij zult behouden worden, gij en uw huis" (Hand. 1 6 : 3 1 ) . Wij zijn nu allemaal kinderen van de Here en wij hebben de gewoonte om elke dag onze huisgodsdienst te houden door te zingen, te bidden en de Bijbel te lezen (Ef. 5 : 19; Hand. 17 : 11).

Ik ben de enige, die tot nu formeel bij een zichtbare kerk aangesloten is, maar het gehele gezin behoort aan de onzichtbare Kerk van Jezus Christus, de gemeenschap van de geheiligden door de eeuwen heen, de gemeenschap van hen, die de wedergeboorte door de Heilige Geest overeenkomstig hun eeuwige uitverkiezing persoonlijk ervaren hebben. Dat is het wat m.i. Paulus bedoelt, als hij schrijft: „aan de gemeente Gods te Corinthe, de geheiligden in Christus Jezus, de geroepen heiligen met allen, die allerwege de naam van onze Here Jezus Christus aanroepen" (1 Cor. 1 : 2). Ik hoop wel, dat zij zich na verl oop van tijd bij de een of andere kerk. die overeenkomstig de Schriften leeft, zullen aansluiten, en ik weet dat de H. Geest hen daarbij zal leiden in overeenstemming met het Woord van Christus. Maar reeds nu verblijd ik mij er over dat zij lidmaat zijn van de Heilige Algemene Onzichtbare Christelijke Kerk. waartoe zij en ik mogen behoren door de geheime werking van de Geest Gods.

Terloops wil ik nog mededelen, dat ik zelf na twee en een half jaar onderzoek van de Bijbel als Woord Gods, mij aangesloten heb bij de Nederduits Gereformeerde Kerk, waar, ondanks allerlei tekortkomingen, het Woord Gods nog trouw wordt verkondigd en Christus als de enige en vol komen middelaar boven alles geprezen wordt. Ik erken, dat Gods kinderen ook in andere denominaties gevonden worden en werk gaarne samen met alle richtingen, die de Bijbel als enig richtsnoer noemen, tot eer en heerlijkheid van onze Heiland, Jezus Christus.

Tot slot een woord tot u, lezer. Is u op dit ogenblik vol komen zeker, dat u een kind van God bent? Of twijfelt u nog?

U kunt aan het Avondmaal deelnemen, u kunt proberen de tien geboden te onderhouden, u kunt u laten dopen, 24 uur van de dag bidden, voortdurend de Bijbel bestuderen, u zelfs bij een kerk aansluiten en die kerk elke zondag trouw bezoeken, maar . . . . als Christus niet in uw hart woont, gaat u ondanks alles voor eeuwig verloren. U en ik zijn beiden er toe bestemd om eenmaal te sterven, en daarna het oordeel (Hebr. 9 : 27). U en ik zullen beiden voor de grote witte troon moeten verschijnen en voor Hem, die op de troon gezeten is, voor wiens aangezicht hemel en aarde zullen wegvluchten. (Openb. 20 : 11) . . . . In die grote dag van zijn toorn! — wat zal dan uw antwoord zijn: „Valt op mij. rotsen, en verbergt mij voor het aangezicht van Hem, die gezeten is op de troon, en voor de toorn van het Lam" (Openb. 6 : 16), of zult U met vreugde uitroepen: „Amen, ja kom, Here Jezus!" (Openb. 22 : 20) ? Is u op dit ogenblik, waarop u dit leest, op weg naar vreugde of naar ellende, loon of straf, gelukzaligheid, eeuwige hemel of eeuwige hel? Welk van de twee is voor u? Wat kiest ge? Als u heden zijn stem hoort, verhardt dan uw hart niet (Hebr. 3 : 15). Maak u gereed om uw God te ontmoeten! (Amos 4 : 12). Neem uw toevlucht tot Jezus. Zoek Hem met uw gehele hart. Hij wacht u met zijn eindeloze liefde. De armen van deze goede Herder staan altijd voor li open. Kom tot Hem, eer het te laat is. Laat u overweldigen door de heerlijkheid van Christus en de barmhartigheid des Vaders! Amen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 juni 1959

In de Rechte Straat | 20 Pagina's

Uit de schoot van het dodenrijk

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 juni 1959

In de Rechte Straat | 20 Pagina's