DE SLANG
We zaten bij de rivier te picknicken. Plotseling roept een van mijn studenten: „Een slang!". Ze weten hoe het moet. Ze pakken wat stokken en drukken de slang daarmee op de grond. Dan grijpt één van hen het glibberige beest achter de kop. De bek wordt Opengemaakt. Daar zit de diepe giftand. Het was een koraalslang. Hij had een mooie glanzende bruine huid.
Verschillenden van ons waren reeds gepasseerd langs die plek, waar de slang lag te slapen. Levensgevaarlijk, want we zaten op twee uur afstand van Tietê (Brazilië). Dan helpt het tegengift niet meer en volgt onherroepelijk de dood.
In de tropische landen is de slang de grote bedreiging. Je kunt niet zo maar rustig door de bossen wandelen. Altijd is daar het gevaar. Plotseling kan een slang toeslaan.
Ik heb de slang altijd het duidelijkste voorbeeld gevonden van de vloek die over de schepping ligt. Het is al te dwaas om te veronderstellen dat dit gift door evolutie zou zijn ontstaan. Dit gift zit zo ingenieus in elkaar. Dit moet door een grote Geest, door de Schepper, bedacht zijn.
Er is slangenvergift dat inwerkt op het bloed, hetzij door het bloed te verdunnen, hetzij door het te verdikken. Er is ook vergift dat de spieren, met name ook de hartspieren, verlamt. Dat is het vergift van de Mamba, die je in Zuid Afrika aantreft, en ook van de Cobra in India en Ceylon. Dan kan de dood al binnen tien minuten volgen.
Ook het samengaan van de beet en het indrukken van de giftklier werken perfekt. Ze zijn volkomen synchroon op elkaar ingesteld.
Maar waarom heeft de Schepper zulk een dier gemaakt? Het is te begrijpen dat elk wezen zichzelf wil verdedigen. Die drang heeft God in alle levende wezens neergelegd. Maar waarom deze harde zelfverdediging? Waarom straft een slang die gestoord wordt in zijn slaap, meteen met de dood?
Ik hoorde in die landen daar tragische verhalen over: kinderen op afgelegen boerderijtjes die gebeten werden en onder de ogen van een machteloze moeder stierven; een pas-getrouwd stel, zij passeert een slang die lag te zonnen; de slang schrikt en slaat toe; zij sterft en daarmee is dit jonge huwelijksgeluk ineens kapot. Waarom? Ik kan begrijpen dat men in die landen kwam tot de gedachte van een God van het goede en een god van het kwade, als twee onherleidbare beginselen van de natuur, zoals het manicheïsme dat leert. Augustinus was heel lang betoverd door die leer.
Het antwoord op die verschrikkelijke vraag is het even verschrikkelijke kruis. Daar zien we hoe de God van het goede Zijn eigen Zoon stort in het kwade om ons van het kwade dat wij verdiend hadden door onze zonde, te redden. Daar zien we op een niet vermoede manier, hoe de God van het goede het kwade weet te gebruiken in dienst van het goede, zodat het blijft: „God is liefde" (1 Joh. 4:18). Gods diepste wezen is dus blijkbaar ja-zeggen tegen het goede, maar als gevolg daarvan zegt Hij tevens neen tegen het kwade. Dat is Zijn rechtvaardigheid. Lezers, zulk een God hebben wij, een God die geen lust heeft in de dood van de goddeloze, maar wél „dat de goddeloze zich bekere van zijn weg en leve" (Ez. 33:11). Bekeer u dan tot deze God van liefde en rechtvaardigheid.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 maart 1979
In de Rechte Straat | 32 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 maart 1979
In de Rechte Straat | 32 Pagina's
