DE SCHUILPLAATS
Corrie ten Boom heeft vele landen afgereisd om haar boodschap van de Heere te brengen : de zaligmaking voor verloren zondaars, die in Christus geloven.
Vlijmscherpe analyse van ons egoïsme
Naarmate het kouder werd, kwam die ene verzoeking meer en meer op ons af, namelijk de verzoeking om alleen maar aan jezelf te denken. Ze openbaarde zich op duizend sluwe manieren. Ik ontdekte al gauw dat, als we bij een appèl midden in de rijen een plaatsje hadden kunnen vinden, we een beetje tegen de wind beschermd waren.
Ik wist dat dit egoïstisch was, want als Betsie (de zus van Corrie) en ik in het midden stonden, moest iemand anders aan de kant staan. En het was o zo gemakkelijk hiervoor een smoesje te bedenken! Ik deed het natuurlijk alleen om Betsie. We hadden hier een belangrijke opdracht te vervullen, en daarom moesten we gezond blijven. In Polen was het kouder dan in Nederland, dus konden de Poolse vrouwen misschien beter tegen de kou dan wij.
Egoïsme begon de kop op te steken. Toen ik merkte dat het voorraadje gist, dat we van Mimi hadden gekregen, begon te slinken, haalde ik het zakje pas onder het stro vandaan als de lichten uit waren, zodat de anderen het niet zouden zien. Was het niet belangrijker dat Betsie gezond bleef? (Ziet U, Heer, ze kan zoveel voor hen doen! Denkt U eraan … dat huis … na de oorlog!)
En als het dan niet helemaal in de haak was — het was toch geen zonde, wel? Geen echte zonde zoals sadisme en moord en de andere verschrikkelijke dingen die we iedere dag in Ravensbrück zagen. O, dat was de grote list van satan in die samenleving waar hij de heerschappij voerde; hier stelde hij het kwaad zo open en bloot ten toon, dat je bijna ging geloven dat je eigen heimelijke zonden er niet meer toe deden.
De kanker zaaide zich verder uit. In de tweede week van december kreeg iedere bewoonster van barak 28 een extra deken. De volgende dag kwam er een grote groep evacuée's uit Tsjechoslowakije. Een van hen moest bij ons slapen, maar ze had helemaal geen deken. Betsie stond erop dat wij haar een van onze dekens zouden geven. Dus „leende" ik haar die avond een deken. Maar ik „gaf" hem niet. In mijn hart hield ik het recht op die deken.
Was het dan toevallig dat de blijdschap en de kracht ongemerkt uit mijn getuigenis verdwenen? Mijn gebeden werden een mechanisch ritueel. Zelfs het lezen in de Bijbel werd saai en nietszeggend. Betsie probeerde het van mij over te nemen, maar doordat ze zo verschrikkelijk moest hoesten, kon ze niet voorlezen.
En zo worstelde ik me door de diensten heen, die hun betekenis hadden verloren. Totdat ik op een druilerige middag, toen er nauwelijks licht genoeg door het raam viel om te kunnen lezen, kwam bij het gedeelte waar Paulus spreekt over de „doorn in het vlees". Drie keer, zei hij, had hij God gebeden om deze zwakheid van hem weg te nemen, wat die ook mocht zijn. En iedere keer had God gezegd dat hij op Zijn genade moest vertrouwen. Aan het eind kwam Paulus tot de slotsom — die woorden schenen regelrecht mijn hart binnen te dringen — dat hij juist voor zijn zwakheid mocht danken. Hierdoor wist Paulus dat geen van de wonderen en tekenen, die op zijn evangelieprediking volgden, te danken waren aan zijn eigen goede eigenschappen. Het was alleen de kracht van Jezus Christus, niet die van Paulus.
En ineens zag ik het.
De waarheid scheen als helder zonlicht in de schemerige barak 28. De zonde die ik begaan had, was niet dat ik midden in de rijen een plaatsje had gezocht. De werkelijke zonde lag hierin dat ik dacht dat het in mijn macht lag mensen te helpen en te bekeren. Natuurlijk was het niet mijn volmaaktheid, maar die van Jezus Christus waardoor mensen veranderd werden.
Het licht van de korte winterdag begon te verdwijnen; ik kon de woorden niet meer lezen. En daarom deed ik de bijbel dicht en begon de vrouwen, die dicht om me heen zaten, de waarheid over mezelf te vertellen — mijn egoïsme, mijn prikkelbaarheid, mijn liefdeloosheid. Die avond was er weer echte vreugde in mijn gebed.
MOEITE OM TE VERGEVEN
Hoe waarheidsgetrouw en tegelijk hoe evangelisch is bovenstaand verhaal. Het is een eerlijke tekening van het egóisme, dat in ons allen voortdurend woedt, maar ook een vreugdevolle belijdenis van de genade, waaruit wij leven mogen. Corrie ten Boom komt zo helemaal naast ons te staan, ook in wat zij schrijft:
Tijdens een bijeenkomst in een kerk in München zag ik hem, de vroegere S.S.-er, die op wacht had gestaan bij de deur van de doucheruimte in Ravensbrück. Hij was de eerste bewaker die ik weerzag. Maar plotseling zag ik het allemaal weer: de groep spottende mannen, de stapels kleren, het pijnlijk vertrokken gezicht van Betsie.
Terwijl de kerk leegstroomde, kwam hij stralend en buigend naar mij toe. „Ik ben u dankbaar voor uw boodschap, Fräulein," zei hij. „Te bedenken dat Hij, zoals u zegt, mijn zonden heeft weggedaan."
Hij stak zijn hand uit. En ik, die zo dikwijls tot de mensen in Bloemendaal had gepreekt dat we moesten vergeven, hield mijn hand terug.
Terwijl er boze, wraakzuchtige gedachten in mij woelden, besefte ik tegelijkertijd dat dit zonde was. Jezus Christus was ook voor deze man gestorven; moest ik nog meer eisen? „Heer Jezus", bad ik, „vergeef mij en help mij hem te vergeven."
Ik probeerde te glimlachen; ik wilde hem een hand geven. Maar ik kon niet. Ik voelde niets — niet het kleinste vonkje van warmte of liefde. En daarom bad ik weer in stilte. „Jezus, ik kan hem niet vergeven. Geef mij Uw vergevingsgezindheid."
Toen ik zijn hand greep, gebeurde er iets ongelofelijks. Het was of ik Gods liefde door mijn arm voelde stromen.
En zo ontdekte ik dat de genezing van de wereld niet afhangt van onze vergevingsgezindheid of ónze goedheid, maar van de Heer. Als Hij ons zegt dat wij onze vijanden moeten liefhebben, dan geeft Hij ons met dit gebod, ook de liefde zelf.
Spotprent in het Portugese blad „Agora", waarin het „dappere" westen wordt gelaakt, dat tegen allerlei verkeerde dingen durft te protesteren, behalve tegen de onderdrukking van de satellietlanden in Oost-Europa, waar Rusland aan volken met een eeuwenlange kuituurgeschiedenis de politieke zelfstandigheid heeft ontnomen en nog steeds niet wil teruggeven.
Datzelfde kan men zeggen over de Wereldraad van Kerken, die geweldig durft te blaffen tegen het kleine Zuid-Afrika, maar die nauwelijks iets durft te zeggen over de duizenden christenen, die door Rusland op allerlei wijze gefolterd worden en wegkwijnen in de concentratiekampen. Een agent van het rode, atheïstische regiem, Nikodim, is een van de presidenten van de Wereldraad van Kerken geworden. Een sterker tegenstelling met de bedoeling van Christus is niet denkbaar. Hij heeft immers gezegd: „Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld" (Joh. 18:36). En hoe kunnen kerken, die beweren dat ze de Christus der Schriften belijden, lid zijn van een Wereldraad van Kerken, waarvan één van de voorzitters zulk een agent is van het goddeloze communistische regiem?
N.B.: „Alemanha FederaP' = Duitse Bondsrepubliek; „Alemanha Democratica" = Duitse Volksrepubliek.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 februari 1977
In de Rechte Straat | 32 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 februari 1977
In de Rechte Straat | 32 Pagina's