GOD…of de:.. MENS
Bij al de vraagstukken, die tegenwoordig aan de orde zijn, gaat het ten diepste om de vraag: Wie kiezen we? God of de mens? Wat is ons uitgangspunt, onze norm, ons enige houvast? Het Woord van God of het woord van de mens? De wijsheid Gods of het bedorven denken van de mens?
Dat realiseerde ik mij opnieuw, toen ik in Trouw las dat een van de stellingen van de zo juist gepromoveerde dr. Tj. Baarda luidde: „Het verdient aanbeveling om de „kapel" van de Vrije Universiteit op gezette tijden ter beschikking te stellen van de Islamitische gastarbeiders, die binnen het complex van de universiteit hun dagtaak verrichten, om er hun gebeden gezamenlijk en in voldoende afzondering te kunnen volbrengen".
Is ónze barmhartigheid de norm?
Als je de mens als uitgangspunt en norm neemt, dan zou ik meteen zeggen: doen! Dat is een eis van menslievendheid, een „christelijke" handreiking.
Maar.. ik weet dat mijn menselijk denken van nature bedorven en verduisterd is. Ik moet dus rekening houden met de mogelijkheid dat mijn eigen vermeende barmhartigheid in Gods ogen, en dus in feite, wreedheid kan zijn. Daarom wil ik mij laten leiden door Gods Woord alleen, en in mijn spreken en schrijven slechts leiding geven vanuit dat Woord.
En als ik dan de Bijbel opensla, dan lees ik daar een heel ander denken. Dan spreekt het Oude Testament wel zeer, zeer duidelijke taal. Daar wordt Israël er voortdurend voor gewaarschuwd, dat ze op geen enkele wijze zich mogen verzwageren met de heidense volken; die van Kanaan moesten zelfs helemaal worden uitgeroeid.
En ook het Nieuwe Testament Iaat geen twijfel over, als het gaat over de vraag, hoe wij de heidenen moeten beschouwen. Lees b.v. Rom. 1:18-32.
Geen motie van wantrouwen jegens God!
Op vele wijzen keert deze vraagstelling terug. De homosexualiteit bijvoorbeeld. Laat ik mijn menselijke barmhartigheid spreken, dan zou ik zeggen: „Natuurlijk, laat ze hun gang gaan. Waarom niet?" Maar luister ik naar het Woord van God, die Zelf Zijn wetten aan het mensdom mag geven, dan moet ik zeggen: „nee, het mag niet". Dan zit ik direkt met de grote psychische nood van deze mensen, maar ik mag niet mijn menselijke barmhartigheid stellen tegenover Gods heiligheid en ondoorgrondelijke liefde. Anders betekent dat in wezen een motie van wantrouwen jegens God Zelf, een twijfel aan Zijn liefde.
Ik kan het daar moeilijk mee hebben. Maar ik moet mijn menselijk redeneren en mijn vermeende menselijke barmhartigheid dan maar het zwijgen opleggen.
Kiest wie gij dienen zult!
Het gaat in onze tijd om niets minder dan om een keuze tussen de levende God of de bedorven mens.
Op de berg Karmel heeft Elia het volk Israël tot een keuze uitgedaagd. De Heere toont Zijn majesteit door vuur uit de hemel dat het offer verbrandde. Als de menigte dat ziet, vallen ze neer en roepen: „De Heere is God!" En dan lezen we: „En Elia voerde hen (de baaipriesters) af naar de beek Kison en slachtte hen aldaar" (1 Kon. 18:40). Hoe onbarmhartig was die Elia (en de God, die hem die opdracht gaf), zo zullen moderne Bijbelkritici zeggen.
Maar als Jozua Israël (en ons) vraagt: „Kiest u heden wie gij dienen zult", dan antwoorden wij met hem: „Maar aangaande mij en mijn huis, wij zullen de Heere dienen" (Jozua 24:1.5).
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juni 1975
In de Rechte Straat | 32 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juni 1975
In de Rechte Straat | 32 Pagina's