IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

VOLG MIJ!

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VOLG MIJ!

15 minuten leestijd

Vaak lezen we in de Evangeliën dit korte bevel van de Heere: „Volg mij!".

Dat bevel wordt gegeven zonder nadere verklaring, zonder uitvoerige argumentatie. Je kunt daar alleen maar op antwoorden met je hart of het afwijzen met je hart. Je kunt er niet over gaan redeneren. Het is onze houding tegenover de Persoon van Jezus Christus, die hier alles-beslissend is. Heeft Hij in ons de overtuiging gewekt van volstrekte betrouwbaarheid, ja of nee? Durven we met volle gerustheid al onze verlangens, onze hunkering naar geluk, ons zoeken naar vrede en verzoening, in Zijn handen te leggen? Zijn wij er zeker van dat we strijden voor een koninkrijk van gerechtigheid en liefde, wanneer we Hem als onze Leider hebben gekozen? Is er bij ons geen twijfel, dat we in Hem niet een of andere fantast, een dweper of godsdienstige fanaticus achterna gaan?

Het wonder van het echte geloof bestaat juist daarin, dat we volstrekt zeker worden gemaakt van Jezus Christus. Dan zien we in Hem iets dat ons altijd weer bezielen blijft. Dan brandt Hij in ons met een onvergankelijk vuur. We kunnen niet meer van Hem loskomen en we willen dat ook niet. Dat is de zin van uitdrukkingen zoals: „Christus leeft in mij" (Gal. 3:20). Christus is woning in mij gaan maken door het geloof. Ik ben niet meer vrij. Hij heeft bezit van mij genomen. Hij bepaalt mijn levensgang en niet ikzelf. Als Hij mij iets opdraagt, dan móet ik wel gehoorzamen; ik kan niet anders ( en ik wil niet anders, want het is dan alleen maar een vreugde te weten dat ik zijn wil volbreng). Ik ben Zijn slaaf geworden, die Hem echter tegelijk intens lief heeft.

Door dat geloof leef ik uit en in Christus. Ik zie altijd naar Hem op. Ik wil slechts weten wat Hij van mij verlangt. Ik vind het alleen maar heerlijk, wanneer Hij tot mij spreekt. Ik wil alles voor Hem doen, wanneer ik maar zeker ben dat ik Zijn weg bewandel.

I. DE GAVEN VAN DE GEEST

En vanuit dat verlangen groeien ook de gaven van de Heilige Geest. Wanneer wij zó openstaan voor Christus, voor zijn beïnvloeding, wanneer we niets anders meer verlangen dan dat Hij geheel en al bezit van ons neemt, dan kan het niet anders of Christus zal ons steeds meer vullen met Zijn Geest; want Hij heeft immers dat hevige verlangen naar Hemzelf in ons gewekt, doordat Hij Zich zó aan ons openbaarde. Daardoor, doordat Hij liet zien, wie Hij werkelijk is, legde Hij beslag op ons hart en op heel onze liefde.

En doordat Hij ons zo helemaal tot Zich trekt en ons geheel vervult met Zichzelf, dringt Zijn Geest steeds dieper tot ons door. .En met die Geest openbaren zich ook Zijn gaven. Als inleiding op de verschillende gaven des Geestes zegt Paulus: „Maar aan eenieder wordt de openbaring des Geestes gegeven tot hetgeen oorbaar is " (1 Kor. 12:7) (… „tot welzijn van allen". NBG).

De gave der kennis

Dan gaat Christus ons de gave der kennis schenken en Hij zal die ook steeds meer tot ontplooiing brengen. Dan zal Hij ons een diep inzicht en doorzicht geven in Zijn Woord. En dan is daar niet mee bedoeld: theologische kennis; die is een vrucht van menselijke inspanning, van gedegen studie. Maar deze kennis, waarmee Christus ons verrijkt, is een geschenk van Boven. Ze is een gevolg van de werkzaamheid van Zijn Geest die in ons woont.

Mensen die deze gaven op bijzondere wijze hebben ontvangen, bezitten de zalving van de Heilige Geest. Wanneer zij spreken of schrijven, is het alsof hun handen druipen van blinkende dauwdruppels, van doorschijnende olie des Geestes. „Het is gelijk de dauw van Hermon en die nederdaalt op de bergen van Sion; want de Heere gebiedt aldaar de zegen en het leven tot in eeuwigheid" (Ps. 133:3). En wanneer zij zegenen, dan deelt de Heere door hun zegenbede het leven tot in eeuwigheid; ,aldaar", dat is: in hén, want zij zijn nu wandelende tempels van de Heere geworden, omdat de Geest in hun lichamen woont. Zij wekken a.h.w. het Woord tot leven; niet door kunstige exegetische vondsten, niet door menselijke welsprekendheid die de hoorders na enige tijd toch leeg achterlaat, wanneer dat stroovuur van menselijke begeestering is weggesmeuld; maar doordat heel dat Woord in hen tintelt en hen doortrilt, omdat zij er de oneindigheid van God in beleven, die tegelijk intense Persoonlijkheid voor hen is; het Woord, waarin „het leven is" en dat „leven dat als het licht der mensen is gaan schijnen in de .duisternis" (zie Joh. 1).

Zij doceren geen dorre theorie, geen uitgekookt en uitgekiend theologisch stelsel, „want het leven is geopenbaard en wij hebben het gezien en wij getuigen en verkondigen u dat eeuwige Leven, hetwelk bij de Vader was en ons is geopenbaard" (1 Joh. 1:2). Zij verrassen de gemeente voortdurend, niet met liturgische show, niet met allerlei nieuwigheden, maar met het wonder van het leven, het eeuwige leven, dat schuil gaat in dat Woord Gods, maar dat onder hun prediken of schrijven begint te stralen en de gelovigen tot verrukking brengt om zulk een grote en machtige God en Vader der ontferming in Jezus Christus.

De gave van wijsheid

Zulke gegrepenen door Christus zullen ook de gave der wijsheid ontvangen. Nee, dat is niet pure mensenkennis, die verworven is door grondige studie van de psychologie of door gerijpte levenservaring. Dat is ook niet wat wij „gezond verstand" plegen te noemen. Dat is wijsheid van Omhoog, wijsheid des Geestes. Die wijsheid heeft altijd een mild karakter. Ze is de wijsheid van de Gekruisigde, die voor de wereld dwaasheid is. Het is wijsheid, die barmhartigheid bewijst, omdat deze gelovige voortdurend zelf de vergevende liefde van God ervaart in de Gekruisigde voor ons.

Deze wijsheid kan echter ook krachtig worden, zoals ook de liefde sterk kan zijn tot de dood. Maar wijsheid, die tot kracht wordt, is intussen overgegaan in een andere gave, de gave van de profetie.

Deze wijzen des Geestes zijn steeds vredestichters onder broeders. Ze zullen de kinderen Gods steeds weer wijzen op hun eenheid in de levende Heere. Zij weten ook duidelijke lijnen te trekken en aan te geven, waar de grens ligt tussen wereld en gemeente van Christus.

Zij beschikken over die andere gave nl. van de onderscheiding der geesten. Zij bemerken het direkt, wanneer een verkeerde geest, de geest van de wereld, van humanisme en vrijzinnigheid, in de gemeente dreigt door te dringen. Zij voelen dat a.h.w. met de toppen van hun vingers, omdat zij zozeer doordrenkt zijn met de Geest van het Woord en het Woord van de Geest, dat ze daarvoor een fijne feeling hebben gekregen.

Zij bemerken het ook heel goed, wanneer een kerklid verontrust is, alleen maar omdat bepaalde gewoonten werden gewijzigd, of omdat het Evangelie in de prediking wordt aangetast. Zij zien het verschil tussen ketterjagers en volgelingen van het Woord. Zij kunnen er zeer bedroefd onder zijn, wanneer ze zien dat het heilige Woord Gods door sommigen wordt gebruikt om het te spannen voor eigen theologische karretjes, of voor liturgische of politieke hobbies. Ze weten dat met takt, maar desnoods ook met kracht te ontmaskeren. Zij willen slechts volgelingen van de ene levende Heere zijn, en geen nalopers van mensen, van een bepaalde] richting, van sterke menselijke persoonlijkheden, van bepaalde denkpatronen of dwangmatigheden. In Christus weten zij zich vrij van elke menselijke slavernij, want ze zijn slechts slaaf van Christus, maar die gebondenheid aan Hem beleven ze alleen maar als heerlijke vrijheid en vrije heerlijkheid.

Profetische begaafdheid

De volgelingen van Jezus zullen ook steeds profetisch begaafd zijn, de een meer, de ander minder. Zij hebben immers de Geest van Jezus ontvangen. Wij leven in de tijd na pinksteren, waarover Petrus zei: „Maar dit is het, wat gesproken is door de profeet Joël: En het zal zijn in de laatste dagen, (zegt God) Ik zal uitstorten van Mijn Geest op alle vlees; en uw zonen en uw dochters zullen profeteren en uw jongelingen zullen gezichten zien en uw ouden zullen dromen dromen; en ook op Mijn dienstknechten en dienstmaagden zal Ik in die dagen van Mijn Geest uitstorten en zij zullen profeteren" (Hand. 2:16-18).

Daarom zullen zij zich staande houden tegenover de geest van de tijd. Ze zijn bereid om te lijden voor het Evangelie. Wanneer ze Hebr. 11:32-40 lezen over hen die in de kracht van het geloof alles hebben verduurd: bespotting, geseling, steniging, vervolgingen in allerlei vorm, martelingen, verdrukkingen, vlucht in de woestijnen, onderduiking, wegschuilen in spelonken en in de verlatenheid van ondoordringbare wouden, — dan schrikt hen dat niet af, maar integendeel voelen ze iets van de geloofskracht van deze helden, deze getuigen van Christus, door zich heengaan.

Ze zijn ook profeten in deze zin, dat ze zien waar al dat moderne denken op uitloopt; ze horen het kraken onder de vloeren van de kerk. Ze zien de muren al wankelen; ze zien de scheuren in de fundamenten. Ze horen al het dreunen van de legers van de duisternis. Ze horen het kreunen van heel de schepping, die zucht in barensweeën om de openbaring van de zonen Gods. Met hun gelovig speurdersoog zien ze al het samentrekken van de volkeren uit het land Magog, onder de leiding van Gog, om oorlog te voeren tegen de heiligen des Heeren. Ze zien hoe deze troepen opkomen over de breedte der aarde en hoe hun getal is als het zand der zee en hoe ze de legerplaats der heiligen en de geliefde stad Gods gaan omsingelen (Openb. 20:7-10). Maar ze weten ook dat de overwinning des Heeren is en ze verheugen zich nu al om Zijn uiteindelijke triomf.

Daarom zitten ze ook niet in de kerk op zondag, enkel om een dominee gedwee aan te horen. Ze passen dat Woord allereerst toe op zichzelf. Ze verootmoedigen zich voor de Heere vanwege hun vele zonden en tekortkomingen, maar aanvaarden ook met alle beslistheid de vertroosting van de vergeving der zonden, die de Heere hen biedt.

Ze zullen echter daar ook zitten als levend lid van de gemeente van Christus in het besef van hun roeping en verantwoordelijkheid als gelovige. Daarom zullen ze met alle liefde, maar ook met alle kracht bij de raad van de gemeente protesteren, wanneer de Christus der Schriften niet voldoende zuiver meer wordt gepredikt. Nee, het zijn geen vitters, die op alle slakjes zout willen leggen. Het gaat hen om de grote lijnen, om het hart van het Evangelie, om de roem van de genade Gods. Zodra in de prediking de mens op de voorgrond wordt gesteld en Christus' heerlijkheid wordt verdonkerd door de mens, dan springen ze op; dan voelen ze zich geroepen om te getuigen voor Christus.

Ze zullen dat: doen, altijd weer opnieuw, al krijgen ze altijd weer nul op het request. Ze voelen zich daardoor niet persoonlijk vernederd, want ze vechten niet voor hun eigen zaakje, maar voor de Zaak des Heeren. Wel kunnen ze er erg verdrietig om worden, dat hun eigen broeders, nog wel de leiders van de gemeente, het maar niet zien, misschien niet willen zien. Maar ze blijven hopen. Ze versagen niet. Ze geven er niet om dat ze als de lastposten van de gemeente worden beschouwd. Ze blijven geduldig. En ze weten het zeker dat toch langzamerhand de geroepenen des Heeren, door hun profetisch getuigenis heen en dank zij hun gave van milde wijsheid, de Christus der Schriften zullen ontdekken.

De gave van geloof en van krachten

De volgelingen van Jezus mogen ook rekenen op de gave van geloof en de gave van krachten. Zij zullen in de Naam des Heeren grote dingen tot stand brengen voor Gods Koninkrijk. En de Heere zal wonderen verrichten op hun gelovig gebed. Ze schrikken nergens voor terug. Ze hebben een onverschrokken geloofsdurf. En ze zetten dóór, ondanks allerlei tegenslagen. Als ze maar zeker zijn dat het de wil des Heeren is, dan weten ze tevens dat al die aanslagen voortkomen uit de listen van de Boze. En daar gaan ze in geen geval voor opzij. Elke lafheid is hen vreemd.

Gave van gezondmaking

Ook de gave van de gezondmaking zal bij de discipelen van Christus in meerdere of mindere mate voorkomen. Wanneer zij vervuld zijn van Gods Heilige Geest, dan zal van hen reeds daarom alleen een genezende rust uitgaan, wanneer zij bidden met een zieke voor zijn gezondmaking. Het is immers ook diezelfde Geest, die eenmaal zweefde over de baaierd, over de chaos, over de aarde, toen die nog woest en leeg was (Gen. 1:2). Ziekte is de voorloper van de dood en heeft iets van ontbinding in zich. De dood betekent het uiteenvallen van de delen van het lichaam, waardoor de ziel er niet meer in wonen kan om het lichaam tot leven te bezielen. Elke ziekte is een storing, een verbreking van de harmonie van het lichaam, die de be-ziel-ing mogelijk maakt.

Bovendien lezen we in Jak. 5:16, dat wij voor elkaar onze zonden moeten belijden „… en bidt voor elkander, opdat gij gezond wordt". Een volgeling van Christus zal steeds eerlijk zijn schuld belijden, wanneer hij anderen onrecht heeft aangedaan. Hij weet dat alleen door schuldbelijdenis de verstoorde gemeenschap met de ander weer hersteld wordt. En hij zal ook voortdurend ervaren dat het bevrijdend werkt, wanneer je oprecht erkent dat je ergens ongelijk in had en de ander vergeving vraagt om de pijn die je hem hebt aangedaan.

Maar juist vanwege deze ootmoedige levenshouding zal hij ook anderen kunnen inspireren om hetzelfde te doen. En we weten dat ziekten vaak samenhangen met onopgeloste innerlijke spanningen. Wanneer wij iets op onze lever hebben of iets zwaar op onze maag ligt of een neiging hebben om onze gal uit te spuwen tegen een medemens, dan is het begrijpelijk dat dergelijke spanningen zich ook op die organen uitwerken. En wanneer die spanningen dan worden opgeheven door schuldbelijdenis en door de vertroosting van de vergeving door God en door mensen, dan kan daardoor een oorzaak van ziekten worden weggenomen.

Maar ook ziekten die geen wortel hebben in persoonlijke spanningen en uitsluitend veroorzaakt zijn door lichamelijke processen, door bakteriën of virussen of wat dan ook, zullen soms op wonderbare wijze genezen worden, wanneer zij leden zijn van een gemeente, die leeft uit haar Heere, en vooral van een gemeente, die haar liefdevolle onderlinge eenheid beleeft in haar Heere. Het verband tussen ziekte, zwakte en dood met de zonde van een door zelfzucht verdeelde gemeente wordt duidelijk gelegd door Paulus in 1 Kor. 11:30.

Afgezonderd voor de Heere

Ook het spreken in tongen is volgens Paulus een openbaring van diezelfde Geest. Maar het zou te lang worden, wanneer we ook daarop in zouden gaan.

We keren weer terug tot ons uitgangspunt: wanneer wij onszelf door het geloof openstellen voor Christus — nogmaals, dit onszelf openstellen moet gebeuren niet door krachtsinspanning, maar doordat we getrokken en geboeid worden door Christus, zoals Hij zich in Zijn Woord openbaart '—, dan zal Christus steeds meer bezit van ons gaan nemen en ons vervullen met Zijn Geest. Het komt daarbij aan op volstrekte volgzaamheid. Wanneer wij beginnen met ongehoorzaamheid toe te laten, zonder die oprecht te belijden als schuld, dan ontstaat het proces dat door Paulus het „bedroeven van de Heilige Geest" wordt genoemd, dat zelfs kan uitlopen op het uitblussen van de Geest.

Maar, zo vraagt iemand misschien, veronderstelt u dan niet een soort heilig leven? Niet in de zin van een deugdzaam, braaf leven, dat geen gebreken vertoont. De oude natuur sterft nooit helemaal in ons en doet altijd weer zijn rechten gelden; daarom moeten wij dagelijks onze schuld belijden, niet zozeer over zonden die we bewust bedrijven, maar over zondige roerselen die telkens in ons naar boven woelen en waaraan we vaag-bewust toegeven.

Maar wél moeten we heilig leven in de oorspronkelijke betekenis van dat woord nl. „afgezonderd voor de Heere". En dat is hetzelfde als de bereidheid tot volstrekte volgzaamheid van de Heere. Diep in ons is er maar één beslistheid: voor de Heere te leven. Maar die beslistheid wordt telkens aangevallen. Maar ook dan houden we vast aan de belijdenis van de volkomen reiniging door het bloed van Christus. Ik kan bet ook zo zeggen: diep in ons moet er de beslistheid zijn om de Heere te volgen als onze Heere en Meester, die alle recht op ons mag doen gelden; én als onze Zaligmaker, die al onze schulden voortdurend wegneemt.

Wat een adembenemend mooi leven is dat! Wat een spanning zit daarin! Wat een innerlijke rijkdom!

Moge de Heere ons zo allen afzonderlijk vervullen met Zijn Geest. Dan zal ook de gemeente, waar de meerderheid bestaat uit van Geest vervulde volgelingen van Christus, zichtbaar worden als de tempel van de Heilige Geest en als het lichaam, waarvan Christus het Hoofd is. Dan zal er opnieuw kracht uitgaan van zulk een gemeente. Dan zal er een opwekking komen, die niet georganiseerd is, maar door Christus Zelf is tot stand gebracht.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 maart 1974

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

VOLG MIJ!

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 maart 1974

In de Rechte Straat | 32 Pagina's