IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

Nonnen-problemen in Kerala

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nonnen-problemen in Kerala

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ofschoon India beroemd is vanwege zijn Rishis en Deva Dans, ofschoon de r.-k. kerk beweert dat zij wordt gedragen door de levende offers van de miljoenen maagden in de kloosters, toch is het roomse kloosterwezen in India nog niet zo oud. Die kloosters ontstonden pas, toen de Portugezen zich in de 17e eeuw in Goa vestigden. En de opgang en ondergang van Goa is toe te schrijven aan de ondergrondse tunnel, clie de paleizen van de bisschoppen en de huizen van u' priesters met de kloosters verbond. Vanuit Goa heeft het kloosterwezen zich verspreid naar Manga- Icre, Cochin, enz. langs de kustlijn.

Inheemse kloosterorden

Maar het kloosterwezen groeide pas in de tweede helft van de 19e eeuw uit tot een belangrijke faktor in het publieke leven van de r.-k. kerk in India. De Portugezen importeerden de zusters Carmelieten en de arme Clarissen. Thans zijn er omstreeks 22.000 nonnen, verdeeld over meer dan 200 verschillende kloosterorden. Onder de priesters is het volgende spreekwoordelijk geworden: „En zijn twee dingen in de r-k. kerk, waarvan niemand weet heeft; dat is allereerst waar de paters salesianen hun geld vandaan halen en vervolgens het aantal van de verschillende vrouwelijke kloosterorden".

De verschillende categorieën

Het hele aantal van 22.000 nonnen kan in vier groepen verdeeld worden.

1. De categorie van de oversten: de generale moederoverste met haar raadsleden, de provinciale moederoverste met haar raadsleden, de moederoversten van afzonderlijke kloosters, de novicemeesteressen, de postulantenmeesteres en allen die eenmaal zulk een funktie hebben bekleed, vormen de eerste groep. Zij worden beschouwd als van Gods wege aangesteld. Zij verwachten praktisch van haar onderdanen, dat die hen bijna alle goddelijke eigenschappen toeschrijven: ze zijn alwetend, almachtig, enz. Ze worden zelfs geacht te delen in de pauselijke onfeilbaarheid, want hun benoeming is door de paus zelf bekrachtigd.

2. De tweede categorie bestaat uit de nonnen, die van zeer rijke families afstammen en veel hebben bijgedragen tot het financiële welvaren van het klooster. Ook behoren tot deze groep de nonnen, die bisschoppen of belangrijke priesters in hun familie hebben, vooral wanneer die in hetzelfde bisdom wonen. Nog een ander soort nonnen kan tot deze groep gerekend worden, n.l. zij die familie zijn van of die om een andere reden invloed kunnen uitoefenen op belangrijke leden van de regering van de staat of het land of op politieke leiders.

3. Tot de derde groep behoren alle nonnen, die door hun arbeid geld in het laadje brengen. De meeste van hen zitten in het onderwijs. Bijzonder aanzien in deze groep bezitten zij, die een hogere opleiding hebben genoten, vooral als ze in het buitenland gestudeerd hebben, omdat zij vanwege hun kontakten in het buitenland gemakkelijk harde valuta naar het klooster kunnen lokken. Verder zijn er kantoornonnen, nonnen die bladen verzorgen, enz.

4 Deze groep betekent de last voor het klooster. Daaronder bevinden zich de zieke en oude nonnen en de doodgewone werknonnen, die vanwege gebrek aan opleiding of diploma's geen winstgevende betrekking kunnen bekleden. Ze worden door de oversten geduld vanwege haar werk in de keuken, de tuin, de sacristie, de wasserij, enz.

Religieus sociale en economische achtergrond van de kloosterroeping van een non

Onze katholieke families lopen aan de leiband van de r.-k. priesters. Negen en negentig procent van onze mensen zijn landarbeiders. Ze stellen geen belang in enige ontwikkeling. De enige gecultiveerde man in de parochie was steeds de priester en de enige ontwikkelde vrouw was de non. Zij wisten alles. Zij verrichtten alles wat nodig was voor de zaligheid van ieder afzonderlijk. Van elke parochiaan werd verwacht dat zij alles zouden doen wat de pastoor en de non hem voorschreef en het geld neer te tellen, dat vereist werd voor het opdragen van sommige sacramenten en van de sacramentalia (zegeningen, wijdingen en dergelijke ceremonies). Zij geloofden alles blindelings wat de priester en de non hen voorhoudt. De priester en de non spoorden hen aan om een jongen te geven aan de kerk, om als priester of kloosterbroeder te werken voor de Heere en een dochter opdat die voor hen zou bidden. Dat was een aantrekkelijk voorstel, want veel parochianen hadden geen tijd meer over voor het gebed na hun vermoeiende arbeid. Bovendien als landarbeiders, zonder enige ontwikkeling, konden zij nooit het aanzien en het sociale prestige bereiken, dat priesters en nonnen genieten. Vervolgens stelden zij het aan de mensen voor, alsof er onder de hemel geen verhevener, waardiger en goddelijker wezen te vinden is dan de priester en de non. Zij werden beschouwd als koningen en koninginnen van de Allerhoogste. De nonnen werden betiteld als bruiden van de Heere Jezus Christus, het Lam Gods. Deze kerkleiders vormden de volkszeden en gewoonten zó, dat vanzelfsprekend de eerste ereplaats in het maatschappelijke leven hen toeviel. Als gevolg daarvan was iedere vader en moeder wel bereid een zoon of dochter aan de kerk te offeren. De adel, waardigheid en het sociale prestige van een gezin werden gemeten naar haar familieverhouding tot een priester of non.

Begoocheling

Vanaf de preekstoelen in de kerken en bij het katechismusonderricht op zondag werd het voortdurend bij ons ingehamerd, hoe geweldig de roeping is tot het priester- of kloosterleven. Het werd geschetst als een bijzondere goddelijke uitverkiezing, als een bron van hemelse vreugde, reeds hier op aarde.

Terzelfdertijd werd het gehuwde leven afgeschilderd in de donkerste kleuren als een leven vol pijn en spanningen en zorgen. Deze voortdurende hersenspoeling moest wel haar uitwerking hebben op de harten en gewetens van de jongelui.

Vanaf het twaalfde jaar trekt een meisje overeenkomstig onze Indische gewoonte zich terug uit het openbare leven en de enige vertrouwenspersoon met wie ze dan nog kontakt mag hebben buiten de eigen familie, is de priester in de biechtstoel of de non. die haar onderricht geeft. Zij spreken over het kloosterleven als over een oord van de meest bekoorlijke dingen, immers wat zou een bruid van de hemelse Bruidegom daar anders mogen verwachten? In die meest gevoelige tijd van haar leven verdringt dit verlangen naar het huwelijk met een goddelijke Bruidegom haar natuurlijke neigingen naar een huwelijk Geleidelijk aan en onbewust begint zij zich te voelen als de maagdelijke bruid van het Lam Gods, omdat haar alleen de lichtzijden van het kloosterleven getoond worden. En wanneer ze eenmaal haar voornemen om non te worden kenbaar heeft gemaakt, is ze daarna vaak te schuchter om haar besluit ongedaan te maken. Bovendien verliest het gewone gehuwde leven met zijn offers, bloed, zweet en tranen alle aanrtekkingskracht voor haar. Maar bij haar huwelijk met de grote Koning Christus wachten haar alleen maar geheimzinnige geestelijke geneugten.

Ontgoocheling

Na haar middelbare opleiding treedt ze als postulant het klooster binnen. Zes maanden van postulaat en een jaar van noviciaat worden doorgebracht in de enerverende sfeer van vreemde ascetische oefeningen, lichaamskastijdingen en vernederingen, waaraan eigenaardige negatief-aandoende vrome emoties zijn verbonden. Gedurende het noviciaat leefde ze met de andere novicen als een afgezonderde groep, maar daarna komt ze in het gewone kloosterleven. En dan begint de krisis van haar leven. Dan ontdekt ze tot haar grote ontgoocheling, dat deze nonnen doodgewone vrouwen zijn, zoals de vrouwen buiten het klooster. Het tweede wat ze dan gaat ondervinden, is dat er vier verschillende categorieën van nonnen zijn. De derde ervaring is dat haar sexuele verlangens beginnen te ontwaken. Zolang ze nog kan geloven in een heilig huwelijk met de hemelse Bruidegom, had dat zijn geestelijke charme. Maar temidden van die vrouwen met hun ruzies, jaloezietjes en kleinigheden gaat die droom in rook op. Haar vlees komt in opstand tegen dat geestelijke schijnhuwelijk en biechtvaders, geestelijke leiders, rectors van het klooster, bisschoppen, — allemaal mannen die haar omringen, brengen haar onderdrukte sexuele gevoelens tot ontwaken. De strijd is begonnen.

Gedurende die periode trekt ze zich in zichzelf terug. Dan begint ze het haar beloofde paradijs te vergelijken met de werkelijkheid, waarin ze leeft. Ze begint te twijfelen aan de oprechtheid van hen, die haar een paradijs beloofd hadden in het klooster. Dan gaat ze de bladzijden van het Evangelie openslaan en stelt vragen aan het Woord Gods. En wanneer ze eenmaal met de Heilige Geest haar pelgrimstocht naar de levende bronnen van de genade, zoals die in de Bijbel geopenbaard worden, is begonnen, dan kan ze niet meer stoppen. Dan eindigt die pelgrimstocht daarin dat ze ofwel een huichelaarster wordt of een geestelijk wrak, ofwel dat ze tot een beslissing komt en het klooster verlaat om daarbuiten te leven als een vrij kind van God.

De sprong in het duister

Maar als ze die Evangeliën leest en er door in verwarring wordt gebracht, zal ze aanvankelijk nog met haar twijfels naar de biechtvader of moeder-overste gaan, die haar dan direkt afraden om verder nog die Bijbel te lezen, want dat boek is voor haar immers alleen maar een oorzaak van twijfels. Ze raakt daardoor nog meer verward en vraagt zich af: Hoe kunnen die wezenlijke bronnen van het christelijke leven zo donker en dreigend zijn? Dan is er kans dat ze haar eigen persoonlijkheid gaat ontdekken en al die verboden van de oversten negeert. Ze gaat onder de verlichting van de Heilige Geest het goddelijke Woord van de genade in Jezus Christus overdenken en vindt daarin vertroosting en tenslotte ook de kracht om heen te snellen naar de vrijheid. Ze wil dat Christus alles voor haar wordt. Maar als ze bemerkt dat Christus in het klooster niet te vinden is, kan dat haar tot ware benauwdheid, tot een doodsangst, worden. Dat is het vreselijke kruis van de geestelijk verleide en misleide non. De enige oplossing is dan heen te gaan, weg, ver weg van dit onbijbelse, anti-christelijke en onmenselijke bestaan achter de tralies. Maar dat betekent tevens een sprong in de duisternis. Dat betekent een bewuste aanvaarding van een openbare weg des kruises. Dat vergt heroïsche moed. Menige non is niet in staat om deze keuze te maken. En zo blijven ze dan maar liever voortvegeteren of kwijnen weg in al haar psychische spanningen.

Mevrouw Celinamma T. Thottil

Celinamma heeft deze stap aangedurfd in de kracht van Christus. Voor een exnon is er in de Indische samenleving met haar kastenstelsel bijna geen mogelijkheid meer om een huwelijkspartner te vinden. De Heere bracht echter een ex-priester, een outcast zoals zijzelf, op haar levensweg.

Als non was zij lerares en had een vaste aanstelling. Dan kunnen de r.-k. overheden zo iemand krachtens de wet niet meer ontslaan, maar wel naar onherbergzame streken verplaatsen. Celinamma gaat nu elke maandagmorgen met de bus 39 km ver. Dan moet ze nog vijf kilometer te voet de bergen in, waar haar schooltje staat. Ze blijft daar tot vrijdagavond. Dan keert ze naar haar man en twee kindertjes terug. Ze verdient 350 rupies ( ƒ 175,— per maand) en moet zelf de huur van haar „kamertje" in de bergen betalen. Zo vervolgt de r.-k. kerk een ex-non, die de moed had eerlijk te kiezen voor de waarheid van het Evangelie, voor de Christus der Schriften.

Over haar uittreding uit het klooster schrijft zij nog:

Ik was een non

Negen jaar lang ben ik non geweest. Ik trad in het klooster om Jezus lief te hebben, maar men maakte mij bang voor Hem. Ik was ook non geworden, omdat ik meende aldus beter de mensheid te kunnen dienen; maar in plaats daarvan vroeg men van mij om allereerst de belangen van het klooster te dienen desnoods tegen alle vormen van rechtvaardigheid en ethiek in.

Wat mij ook heel erg aangreep, was de niet korrekte wijze, waarop nonnen door priesters benaderd werden. Ikzelf ben daar ook tot op zekere hoogte het slachtoffer van geworden. Ik geraakte daardoor in een geestelijke doodsstrijd en toen ik voorzichtig mijn voornemen kenbaar maakte om het klooster te verlaten, probeerden oudere nonnen en de overste met alle macht dat te verhinderen. Ze zeiden, dat, als ik dat deed, ik opgeschreven zou zijn ten eeuwige dode en dat mij dan alleen nog maar de hel zou wachten. Sommige priesters beweerden dat ik nooit een kind zou kunnen krijgen als ik zou trouwen, omdat ik mijzelf al sinds zoveel jaren als een maagdelijke bruid aan Christus had toegewijd.

Een verschrikkelijke geestelijke pijn was dat. Ik werd innerlijk verscheurd. In mijn hopeloze toestand nam ik mijn toevlucht tot de Bijbel. Ik begon toen meer en meer mijn vertrouwen te stellen in Jezus Christus. Mijn angsten werden minder. Hij gaf mij moed en kracht, zodat ik tenslotte bereid was om het met Hem alleen te wagen en desnoods de dikste duisternis hier op aarde tegemoet te gaan. In Zijn kracht nam ik de beslissing en verliet het klooster.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 1973

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

Nonnen-problemen in Kerala

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 1973

In de Rechte Straat | 32 Pagina's