ZIJ, DIE DE HEERE VERWACHTEN (Jes. 40 31)
Wanneer God een mens ertoe heeft gebracht om onvoorwaardelijk op Hem te vertrouwen, dan is die ziel omgevormd. Het leven van zulk een mens is tot één voortdurende lofzang geworden.
Zij die de Heere verwachten, leven slechts vanuit de hoop die zij in Hem stellen. Die hoop is echter tevens een zekerheid, door het geloof (Hebr. 11:1). Zulke gelovigen hebben er een intens plezier in om altijd weer tegen de Heere te zeggen: „Ik vertrouw op U; ik stel al mijn verwachtingen in U, in U alleen".
Ze zingen daarvan in blijde dagen, wanneer de Heere hen overstelpt met Zijn zegeningen. Dan herhalen ze het: „Ziet U wel, Heere, dat ik mij geheel aan U kon toevertrouwen! O God van de trouw en van de barmhartigheid, ik aanbid U in Uw onbegrijpelijke liefde voor verloren zondaars".
Ze heffen met moeite en misschien zuchtend, hun harten omhoog, als de Heere verre van hen lijkt te zijn. En tóch, ook al missen ze dan het gevoel van de nabijheid van de Heere, juist dan weten ze dat ze God kunnen loven in het pure geloof. Juist dan hebben ze temidden van alle pijn er toch behoefte aan om het de Heere toe te fluisteren: „Heere, ik zie niets op dit moment en alles lijkt duister. Het schijnt dat Gij mij verlaten hebt, maar juist nu loof en prijs ik U om uw trouw. Juist nu blijf ik U in geloof verwachten. Ik weet dat Gij mij op de proef stelt, niet om mij in de verzoeking te doen vallen, maar opdat mijn geloof dieper wortel schieten moge. Heere, beitel maar aan mij. Schaaf de harde kanten in mij weg. Maak mij steeds meer gelijkvormig aan het beeld van Uw Zoon. Heere, ik blijf U verwachten. Uw Naam zij geprezen. Amen".
„Dit verwachten van de Heere bestaat niet in werkeloosheid, waarin de ziel alle werkzaamheden van de tweede oorzaken zou willen ontkennen en maar stil zou blijven zitten zonder zich naar God te wenden" (A. Comrie in „Het A.B.C. des geloofs" p. 152). Degenen die de Heere verwachten zullen „al de ingestelde middelen gebruiken, met ernst en getrouwheid in Gods vreze en tegenwoordigheid; zij zullen ijverig het Woord nasporen, hun gebeden verdubbelen en graag daar gaan luisteren, waar het Woord Gods recht gepredikt wordt; want het verzuimen van een middel is zonde" (a.w. p. 155).
Wanneer de stormen van de opstandigheid in zulke gelovigen dreigen op te steken, zullen zij hun toevlucht nemen tot het gebed en daar smeken om de genade van de stilte, smeken tot Hem, die alle macht heeft over wind en zee en golven.
„Immers is mijn ziel stil tot God; van Hem is mijn heil:". „Doch gij, o mijn ziel, zwijg Gode; want van Hem is mijn verwachting. Hij is immers mijn Rotssteen en mijn Heil". „Vertrouwt op Hem te allen tijd, o gij volk; stort uw hart uit voor Zijn aangezicht; God is ons een toevlucht" (Ps. 62).
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 maart 1973
In de Rechte Straat | 32 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 maart 1973
In de Rechte Straat | 32 Pagina's
