Waar in 't bronsgroen eikenhout…
Wat kan ruimte heerlijk zijn. Dat merkte ik toen ik een jaar geleden mijn nieuwe grotere studeerkamer in de Wartburg betrok. In de oude leek het of alles op me viel en ik óm kwam in de rommel. Maar toen ik alles aan het ordenen was, kwam ik hier en daar dingen tegen die ik gewoon vergeten was of die in een verkeerde map terecht waren gekomen. Misschien is er daardoor in het verleden ook wel eens een brief onbeantwoord gebleven. In dat geval mijn verontschuldiging. Ik hoop dat het met mijn nieuwe studeerkamer niet meer zal voorvallen.
Wie schjoen us Limburg is, begriepst toch niemes, Allein de Züderling, dè Limburg leef is….
Dat heb ik deze week ondervonden toen ik verschillende malen met de bus door het besneeuwde Limburgse landschap reed.
Maar doordat ik uitsluitend bij r.-k. familie en vrienden verbleef, was ik ook in de gelegenheid het „Rijke Roomse leven" van nabij gade te slaan en dat was niet schoon, maar onthutsend en bedroevend.
De kerk en de dagbladen hier en elders mogen dan hoog opgeven over gezamenlijke kerkenbouw, gezamenlijke kerkdiensten, gemengde huwelijken, enz., maar het zou goed en nuttig zijn hier af en toe eens een kijkje te komen nemen voor de ijveraars van de oecumene.
Een vriendin van mij in Breda had mij kort voor mijn vertrek naar Limburg verteld dat zij en haar familie onlangs een bezoek hadden gebracht aan een bejaarde tante, een religieuze, die „achter de tralies zat". Ik geef nu letterlijk haar woorden weer: „Ze zat werkelijk achter de tralies, o wat een verschrikkelijk gezicht was dat! Nooit van mijn leven zou ik dat nog eens willen zien. Onze cadeaus mochten wij voor de tralies op een draaischijf leggen en zo kon zij ze in ontvangst nemen, want niemand mocht haar aanraken. Wij hadden een filmpje bij ons van een bruidspaar uit onze familie en dat mocht vertoond worden. Andere zusters mochten ook kijken, maar allen bleven achter de tralies zitten. Ik wilde dat u dat gezien had, het was net of ze niet wijs waren; ze zaten te giechelen en elkaar aan te stoten, net kinderen; ze wisten niet hoe ze het hadden. Wat is dat toch verschrikkelijk. Maar als je nooit anders ziet dan elkaar en tralies, moet je wel vreemd worden. Als je een hond lang opgesloten houdt, verwildert hij ook", zo besloot zij haar relaas.
Zelf had ik dit nooit gezien, tot ik er deze zelfde week mee geconfronteerd werd. Iemand vroeg mij of ik met hem naar de zusters carmelitessen wilde gaan in zijn dorp, hij wilde daar wat geld geven en vragen of zij voor zijn zieke vrouw wilden bidden. Ik zei hem dat het goed was, als velen voor zijn vrouw baden, maar vroeg tevens waarom dat bidden hier altijd gepaard moest gaan met geld, of het nu voor een Mis, kaarsen of een noveen was?
Volgens hem waren de zusters arm, waarom luidden zij anders nog wel eens de alarmklok, als ze niets meer hadden? Ik keek ongelovig naar het fraaie ruime klooster met zijn vruchtbare landerijen rondom.
Wij belden aan en het duurde wel even, eer wij in de wachtkamer werden binnengelaten. Toen wij daar eindelijk belandden, kreeg ik de schrik van mijn leven. In de kleine wachtkamer was inplaats van een muur een groot zwart stevig traliehek aangebracht. Daarachter een gordijn en daarachter nog een stevig houten luik. Ik vermoed dat er ook nog dwarsbalken overheen zaten, want terwijl ik naar dat onheilspellende traliewerk keek, werden aan de andere kan met veel geraas en gekletter de houten luiken opengedaan en konden wij door de tralies de dienstdoende zuster zien. Zij vroeg ons minzaam, waarvoor wij kwamen. De man vertelde van zijn zieke vrouw en of de zusters zo vriendelijk wilden zijn voor haar te bidden. „Een noveen?" vroeg de zuster, „dat kan natuurlijk". De man sprak niet over geld, misschien durfde hij niet goed in mijn kritische nabijheid, maar hij zei toch: „Zuster, als het bidden geholpen heeft, kom ik hier terug en ik kom u wat brengen", waarop het zustertje vriendelijk antwoordde dat zij ook wel baden zonder geld, maar dat het wel fijn zou zijn.
De luiken gingen weer voor de tralies en even daarna stonden wij weer buiten en ik ademde vrij en blij weer de heerlijke vrieslucht in. Zijn wij niet tot vrijheid geroepen? En wat zou er van de Blijde Boodschap terecht gekomen zijn als de apostelen zich ook verborgen hadden gehouden?
Wat zou het heerlijk zijn als Paus Paulus VI inplaats van reizen naar Amerika, Israël, India, Australië enz. deze blijde boodschap eens in de kloosters ging brengen, want de tekst: „Mijn genade is u genoeg" wordt daar helaas niet in zijn wezenlijke betekenis verstaan.
De tweede verrassing vond ik 's avonds in de Nieuwe Limburger. Daarin kon men onder meer lezen dat op 5 januari de sterfdag van de Limburgse Pater Karel herdacht zou worden, 's morgens met een Mis, 's avonds met rozenkransgebed en lof. Ik had destijds de Pater Karelkrant gelezen, uitgegeven door de paters passionisten te Mook, waarin deze pater „zeldzamer dan filmsterren en geleerden" werd genoemd. Deze pater is in 1893 overleden. Bij zijn leven genas hij vele zieken door handoplegging en gebed en in 1935 heeft men te Rome een proces aanhangig gemaakt voor zijn zaligverklaring. Nu, zoveel jaren na zijn dood, roept men hem nog aan als de helper in de nood en in zijn geboortehuis te Munstergeleen heeft men een kapel te zijner ere ingericht.
Overal staat zijn beeltenis versierd met bloemen en kaarsen. Ik ben daar op 5 januari met iemand geweest, die mij alles uitlegde en zich beijverde om mij van alles te voorzien: een Pater Karelkrant, foto, Noveenboekje ter ere van Pater Karel, een „Gebed ten dienste van de militairen" met een afbeelding van Pater Karel nis soldaat en zelfs een reliek („stukje van de lijkkist, waarin zijn heilig lichaam werd begraven"). Zij vertelde mij dat de devotie tot Pater Karel enorm was, vooral onder de jonge mensen en over de vele wonderen die ook na zijn dood op zijn voorspraak geschied waren. En dat God toch Zijn dienaren had die voor Hem werkten! Ik antwoordde naar waarheid dat ik zeker geloofde dat Pater Karel zo'n dienaar was geweest, maar vroeg haar: „Maar mogen en moeten wij hem de plaats geven die alleen aan Jezus Christus toekomt? Hij zegt in Zijn Woord: „Komt tot Mij die belast en beladen zijt" en „Ik ben de Weg, Ik ben de deur. Wie tot Mij komt, zal Ik geenszins afwijzen"? Daar kunt u toch niet aan voorbij gaan?
Wat zou Pater Karel u nu kunnen geven wat Jezus Christus u niet kan geven. Wie heeft er meer liefde voor ons gehad dan Hij die voor ons sterven wilde? En dat geldt ook voor de verering, die men hier Maria toekent. Ik zag daarnet iedereen die in de kapel kwam een kaars kopen en die aansteken bij een Mariabeeld en er werden vele, vele Weesgegroeten herhaald.
Misschien heeft u het nooit gelezen of er niet verder bij stil gestaan, maar toen de Heere Jezus de schare eens toesprak en iemand Hem er opmerkzaam op maakte dat Zijn moeder en Zijn broers en zusters van verre stonden en Hem wilden spreken, ging Hij niet naar Zijn moeder toe, maar zei alleen dat zij die de wil Zijns Vaders deden, Zijn moeder en Zijn broers en Zijn zusters waren. En iemand riep: „Zalig is de schoot die U gedragen heeft", en zij kreeg hetzelfde antwoord.
Als het nu toch Gods bedoeling was geweest dat wij de moeder van Jezus en Zijn dienaren die plaats zouden geven die zij in uw kerk innemen, dan had Jezus zich door de mensenmassa heengewerkt naar Zijn moeder. Dan zou Hij zijn arm om haar heen hebben geslagen en gezegd: Dit is nu Mijn moeder, waarin jullie in leven en sterven, en ook daarna, een machtige voorspraak hebben; roep haar aan in alle noden, want zij is de middelares aller mensen.
Wel beriep de Heere Zich altijd op het Oude Testament: „Onderzoekt de Schriften, zij getuigen van Mij", maar heeft u ooit gehoord of gelezen dat Hij bad tot de uitverkoren dienaars uit het Oude Testament? Riep hij ooit Mozes aan, of Elia, of David? En ons leerde Hij uitsluitend te bidden: „Onze Vader, die in de hemelen zijt".
Heeft u een Bijbel thuis en leest u er wel eens in? De sympathieke vrouw kon alleen maar antwoorden: „Och, we hebben het Evangelie en ik ga elke morgen naar de kerk, maar leest u maar eens goed alles over Pater Karel!"
Laat ons hopen en bidden dat zij die nog in duisternis leven, spoedig het grote Licht mogen zien.
VERBLIJF Ds. HEGGER IN INDIA
Van 25 februari tot 24 maart hoop ik in India te zijn. Brieven die in die tussentijd bij mij binnenkomen, kan ik dus tot mijn spijt pas later beantwoorden. Gedenk deze reis in uw gebeden. Hartelijk dank!
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 maart 1973
In de Rechte Straat | 32 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 maart 1973
In de Rechte Straat | 32 Pagina's