IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

SASKATOON

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

SASKATOON

WAAR DE VUREN VAN HET REVEIL BRANDEN !

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vanuit het raam van het vliegtuig keek ik neer op Saskatoon, waar we over enkele ogenblikken zouden gaan landen. „Dat is dan de stad, waar we zoveel over gehoord hebben de laatste tijd, de stad, waar een opwekking gaande zou zijn. Hoe moet ik daar tegenover staan? Zonder meer afwijzend met een redenering zoals deze: Dat kan niet echt zijn, want God schenkt Zijn heil slechts nu en dan aan een enkeling? Nee, de Bijbel geeft mij niet voldoende grond voor zulk een volstrekt afwijzende houding. Zo gingen er allerlei gedachten door mij hin.

„Mag ik — zo vroeg ik mij af — mij laten drijven door de liefde, waarvan Paulus zegt: „zij gelooft alle dingen, zij hoopt alle dingen" (1 Kor. 13:7), of moet ik al van te voren zeggen: Het zal wel niks zijn. Het zal wel niet de Heilige Geest zijn die hier aan het werk is, maar de boze geest, die de mensen misleidt".

Tenslotte meende ik mij te moeten laten leiden door deze raad van Paulus: „Blust de Geest niet uit. Veracht de profetieën niet. Beproeft alle dingen; behoudt het goede" (1 Thess. 5:19-21). En vanuit deze welwillende, maar ook kritische houding heb ik alles op mij laten inwerken en vandaar uit volgt nu mijn verslag.

In de Alliance Church

Ik was te gast bij de familie Beuker (zie ons maartnummer p. 28-29). Op zondagmorgen woonde ik de dienst bij in de Christian Alliance Church, waar ds. W. Boldt voorging.

Nog steeds hing er iets van de opwekkingssfeer. De verwondering over de machtige daden des Heeren gloeide na in de vreugde, die de bezoekers elkaar tegenstraalden .Toch was er geen overdreven, geëxalteerde stemming; eerder een stille eenvoud.

Ook de kerkdienst zelf verliep rustig, wel op een meer ongedwongen manier dan meestal bij ons.

Mij werd gevraagd de gemeente toe te spreken en ik bracht hen de groeten over van de broeders en zusters van Nederland. Ik vertelde hen iets over de situatie in Nederland, hoe verschillende kerken dreigen overspoeld te worden door Schriftkritiek, vrijzinnigheid en wereldgelijkvormigheid, en hoe vele christenen in Nederland van mening zijn dat alleen een machtig ingrijpen van Gods Geest de christenheid weer tot nieuw leven kan wekken. En toen wij hoorden van een opwekking in Saskatoon, is menigeen met nieuwe aandrang gaan bidden: „Heere, breng mijzelf, breng mijn kerk, breng ons volk tot verootmoediging voor Uw aanschijn. Kom en bezoek met nieuwe kracht Uw volk, waarover Uw Naam is aangeroepen. Heere, verbreek ons, verneder ons, maak ons leeg van ons zelf, maar heelt Gij ons, richt Gij ons op en vervul ons met Uw Geest!

Gedenkstenen

Ds. Boldt preekte over Jozua 4:7, over de gedenkstenen die opgericht moesten worden om de herinnering levendig te houden aan wat God gedaan had voor Zijn volk. En hij paste dat toe op de voorbije dagen van de opwekking.

Hij sprak over drie graven. Het graf van Mozes lag achter hen. Deze machtige leider mocht het beloofde land zelf niet binnengaan. Vóór het beloofde land ligt de dood. Er is geen opstanding ten leven zonder sterven. Ook dat moest Mozes, de middelaar van het Oude Verbond, uitbeelden.

Dan is er het graf van de Jordaan. De wateren die opnieuw zich in de bedding stortten, „toen de priesters die de ark des verbonds des Heeren droegen, uit het midden van de Jordaan waren opgeklommen" (Jozua 4:18), zijn een uitbeelding van onze Doop, want „wij zijn dan met Hem begraven door de doop in de dood, opdat, zoals Christus uit de doden opgewekt is tot de heerlijkheid des Vaders, zo ook wij in nieuwheid des levens wandelen zouden" (Rom. 6:4). Maar de twaalf stenen bleven daar „midden in de Jordaan, ter standplaats van de voeten der priesters die de ark des verbonds droegen" (Jozua 4:9). Zo blijft ook de Doop als een teken van het verbond „ter gedachtenis tot in eeuwigheid" (vs. 7).

Tenslotte sprak hij nog over het graf bij de oprichting van de gedenkstenen te Gilgal. Maar ik weet niet precies meer wat hij daarover zei. De grondgedachte was echter steeds: Wij moeten sterven aan onszelf als enkeling en als volk. We zien dat telkens in de geschiedenis van Israël. Zodra ze op zichzelf bouwden, vergaten ze de Heere en vervielen tot afgoderij en beeldendienst en tot allerlei zonden. Maar wanneer ze zich weer vernederden voor de Heere, dan keerde de Heere tot hen terug met Zijn kracht en licht.

Een van de kernteksten van de opwekking was dan ook: „Zo Ik de hemel toesluit, dat er geen regen zij of zo Ik de sprinkhanen gebied het land te verteren of zo Ik de pest onder Mijn volk zend, en al Mijn volk, waarover Mijn Naam genoemd wordt, zich verootmoedigt en zij bidden en zij Mijn aangezicht zoeken en zich bekeren van hun boze wegen, zo zal Ik uit de hemel horen en hun zonden vergeven en hun land genezen" (2 Kron. 7:13-14).

Geen slaappillen meer

In de namiddag ging ik ter kerke bij de baptisten, waar de Sutera Twins hun campagne begonnen waren. Een lief klein kerkje.

De avond te voren hadden we een gemoedelijk samenzijn met enkele gasten die ten huize van de familie Beuker waren uitgenodigd. Daar vertelden sommigen, hoe zij gegrepen waren door het reveil.

Mevr. Beuker uit Regina, een zuster van br. Blok te Dieren, beschreef haar onvruchtbare geestelijke leven, vóórdat de opwekking kwam. „Een halve christen is de ellendigste mens van de wereld, want hij voelt zich niet thuis in de wereld, omdat hij tenslotte tóch een christen is; maar hij voelt zich ook niet helemaal thuis in de kerk, omdat hij slechts een halve christen is", zo zei zij. „Ik was zo'n halve christin. Daarom ervoer ik ook geen vreugde en geen kracht in mijn leven Ik was nerveus en probeerde met pillen mijn zenuwen te kalmeren.

Een predikant had mij gewezen op Rom. 7:24, waar Paulus uitroept: „Ik, ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam van deze dood?", maar ook het antwoord geeft: „Ik dank God, door Jezus Christus, onze Heere". Dat zei me echter niet veel op dat moment. Maar, toen ik 's avonds neerknielde voor Gods aangezicht en opnieuw aan die woorden dacht, toen was het of Gods Geest mij ineens aangreep en toen kon ook ik met Paulus juichen: „Ik dank God, door Jezus Christus, onze Heere".

Mevr. Beuker - Blok had reeds toen zij 15 jaar was, de ervaring gehad dat zij verzoend was met God, maar blijkbaar was die verzoening niet gerijpt tot levensheiliging en tot een sterven en opstaan met Christus. Ze was altijd blijven hinken op twee gedachten.

Stille vrede

Ds. Ed Kabanuk: „Ik was vroom, ik preekte, ik trachtte vele goede werken te doen voor de Heere, maar het was ik die het deed. De Heere bracht mij tot het inzicht dat Hij door mij wilde werken, dat ik alleen maar Zijn instrument moest zijn. Hij liet mij zien, hoe ik op allerlei wijze gebonden was, gebonden door mijn trots, mijn ijdelheid, het zoeken van mijn eigen eer. De Heere toonde mij dat Hij mij daarvan vrij wilde maken. Hij bracht mij tot de volle overgave aan Hem en toen kwam Hij met de Trooster in mijn hart en vervulde mij met een overweldigende vreugde".

Zijn vrouw: „Die grote vreugde heb ook ik gekend, maar ze is al geruime tijd in mij uitgegroeid tot een vrede in mijn hart, een stille vrede. Wij kunnen niet altijd op de bergtoppen leven. We moeten terugkeren tot het dal van het dagelijks leven. En dan bemerken we dat we dagelijks moeten sterven aan onszelf, sterven aan de oude mens om dagelijks opnieuw op te staan in de nieuwe mens met Christus".

Mevr. Beuker (mijn gastvrouw) beaamde dat. „De dagelijkse aanvallen van de Boze kunnen erg vermoeiend zijn. Onze oude mens kan ons nog danig hinderen. Eens leek het of ik er door uitgeput werd, maar toen realiseerde ik mij weer: „Christus leeft in mij! Hij blijft altijd bij en in mij door Zijn Heilige Geest. Dat is altijd weer onze vertroosting".

Zij stelde voor om de roem van Gods genade te bezingen met het lied: „Zijn Naam is wonderbaar!".

Toen kon ik haar liefhebben

Mevr. Marilyn Candlish was verlangend geworden naar de vreugde die zij bij zoveel mensen van de opwekking zag en ze vroeg zich af: Waarom heb ik dat niet? Toen ontdekte ze de oorzaak: Een vrouw had zich gedrongen tussen haar en haar man. Zij waren er samen vandoor gegaan en nog steeds leeft haar man met die vrouw. Alles in haar verzette zich tegen deze indringster, die haar huwelijksgeluk kapot had gemaakt. En daarom kon ze niet meer echt blij zijn.

Ze smeekte de Heere om die haat uit haar hart weg te nemen. „En de Heere heeft dat in Zijn genade willen doen", zo juichte zij. „ I k heb die vrouw een brief kunnen schrijven, waarin ik oprecht tot haar zeggen kon: Ik heb je lief". Ze kon ook haar wrok tegen haar man opgeven. Ze voelt zich nog wel eenzaam met haar kinderen, maar ze weet: De Heere is bij mij.

Ook br. en zr. Van Nus gaven hun getuigenis. Dat vindt u elders in dit nummer.

Een droom

Die nacht had ik een droom. Ik zag verschillende christenen, vreugdevol bij elkaar, levend in een sfeer van liefde tot God. Zij trachtten alleen Gods eer en Zijn Koninkrijk te zoeken en al het andere daaraan ondergeschikt te maken en op te offeren. Ze leefden in een dienende liefde tegenover elkaar en probeerden zichzelf weg te cijferen en altijd nederig en vol zelfbeheersing de ander uitnemender te achten dan zichzelf. Ze leefden onder een geestelijke hoogspanning.

Toen veranderde ineens het tafereel. Ik zag dezelfde mensen, maar ze waren nu tot razernij gekomen. Ze waren door de intense spanning om tot de volmaaktheid te geraken, totaal uitgeput. Ze hadden gemerkt: Het is niet te bereiken. Dat ideaal is te hoog en te ver. Onze weerbarstige en zondige natuur trekt ons steeds weer terug naar deze aarde, naar de zonde, naar de gewone platvloerse zelfzucht. Ze waren er vermoeid door geworden en teleurgesteld. En die teleurstelling was ineens omgeslagen in haat tegen dit ideaal, tegen deze prediking van de levensheiliging, en daarom sloegen ze nu alles kort en klein, wat ze maar vinden konden. Dezelfde vredige zaal werd een ruïne. Ze leefden hun teleurstelling uit in deze woede, in deze vernietigingsdrift.

Toen werd ik wakker en ik vroeg mij af: Is deze droom een waarschuwing van God of een list van de satan?

Ik dacht toen meteen aan het zevende hoofdstuk van de brief aan de Romeinen. Daar beschrijft Paulus eenzelfde strijd: „Want wij weten dat de wet geestelijk is ,maar ik ben vleselijk, verkocht onder de zonde .. want hetgeen ik wil, dat doe ik niet, maar hetgeen ik haat, dat doe ik" (vs. 14-15). En dat loopt dan uit op de uitroep: „Ik, ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam van deze dood?" En dan antwoordt hij: „Ik dank God, door Jezus Christus, onze Heere".

Betekent dat antwoord van Paulus: „Die strijd daar is niets aan te doen. We gaan immers toch alleen maar van nederlaag tot nederlaag. Het enige wat ons rest, is de roem in Gods genade, die ons altijd weer de zonde vergeeft. Heus, je moet niet streven naar de volmaaktheid, want die is toch niet te bereiken, en bovendien, als je dat probeert, dan loop je gevaar verstrikt te raken in de zelfwerkzaamheid. Berust maar in het feit dat je altijd zondigen moet, maar roem des te meer in Gods barmhartigheid, die je die zonden altijd weer vergeven wil op grond van het offer van Christus"? Is dat de redenering van Paulus?

Neen, beslist niet. Paulus wijst deze opvatting zelfs met een zekere felheid af: „Wat zullen wij dan zeggen? Zullen wij in de zonde blijven, opdat de genade te meerder worde? Dat zij verre! Wij die aan de zonde gestorven zijn, hoe zullen wij daarin nog leven?" (Rom. 6:1-2).

En in Fil. 3:12 zegt hij: „Niet dat ik het reeds gekregen heb of reeds volmaakt ben, maar ik jaag ernaar of ik het ook grijpen mocht, waartoe ik ook door Christus gegrepen ben". Er is dus geen sprake van dat Paulus tegen ons zou zeggen: De volmaaktheid is toch niet te bereiken. Span je daar dus niet te zeer voor in. Nee, hij spoort ons aan om ernaar te jagen.

Sterf aan dé zonde!

Paulus zegt: „Want de zonde zal over u niet heersen ,want gij zijt niet onder de wet, maar onder de genade" (Rom. 6:14). Maar wat bedoelt hij daarmee? Hoe kan hij schrijven dat wij niet meer onder de wet, maar onder de genade zijn, wanneer wij toch ons tot het uiterste moeten inspannen om die wet te volbrengen?

Het antwoord op die vraag ligt in de voorafgaande verzen, waarin Paulus uiteenzet, dat wij met Christus moeten sterven aan de zonde, dat wil zeggen: aan onze zelfzucht.

Paulus wil niet dat wij strijden tegen die of die zonde of dat we die of die deugd proberen te verwerven. Dan lijden we toch altijd de nederlaag, en vooral dan zijn we nog onder de wet, die WIJ volbrengen moeten, en dan ligt de kans van de eigen roem op de loer. Als we dan enige vordering zouden maken, dan zouden we dat aan onszelf kunnen toeschrijven, aan onze eigen inspanning.

Paulus wijst ons een andere, een diepere weg. Hij zegt: Je moet niet een of andere zonde, maar je moet dé zonde in je opgeven. Je moet eraan sterven. Het moet zo worden, dat je zelf niets meer met de zonde te maken hebt.

Hoe kan dat? Daarvoor is het nodig dat je eens je eigen (ook vrome) leven overziet en je dan de vraag stelt: Waarvoor leef ik eigenlijk? Wie is het centrum van al mijn doen en laten?

En dan zult u wel moeten erkennen: Alles cirkelt eigenlijk om mijzelf, om mijn eigen „ik"; of althans zult u tot het inzicht komen dat u bepaalde gebieden in uw leven voor uzelf wilt reserveren; u wilt niet aan Christus de volle heerschappij over uzelf geven.

En dan zegt Paulus: Nee, u moet daarmee ophouden! U moet radikaal besluiten niet meer uzelf te zoeken, maar alleen de Heere en Zijn Koninkrijk; en dat op alle terreinen van uw leven. U moet niets meer voor uzelf behouden.

Mede - gekruisigd met Christus

U zult antwoorden: Maar dat kan ik niet. Daar hebt u dan gelijk in. U kunt het niet door uw eigen kracht, maar wél in de kracht van Christus. Daarom spreekt Paulus steeds over mede - gekruisigd zijn met Christus.

In die getuigenissen in Canada kon ik steeds die tweestrijd beluisteren van de mens met zichzelf, maar ook het tweegesprek van de mens met Christus, of beter: van Christus met hem.

Ik hoorde dan Christus tot hen spreken door Zijn Woord; de Heere die hen bemoedigde: ..Ik heb ook die doodstrijd gekend. Ik schrok ook terug voor het sterven. In Gethsemané zweette Ik water en bloed onder die spanning. Ik streed Mijn strijd alleen. Mijn drie apostelen lagen te slapen. Maar jij hoeft die strijd niet alleen te strijden. Ik ben met je.

Maar zie naar de vrucht van Mijn sterven! Als een tarwekorrel ben Ik in de aarde gegaan. Van de korrel zelf blijft niets meer over. Maar de stervende korrel ontkiemt en daaruit groeit de halm, die een rijke aar draagt vol nieuwe korrels.

Kijk eens naar je eigen geestelijke leven. Wat is dat onvruchtbaar! Hoe weinig getuigenis gaat daarvan uit! Hoe weinig overwinning is er in je leven. Dat komt, omdat je nog niet gestorven bent aan de zonde, maar nog altijd jezelf handhaaft en op vele wijzen jezelf zoekt en Mij niet volledig toelaat in je ziel.

Maar als je sterft aan jezelf, dan kan Ik in je gaan leven; anders is er geen plaats of nauwelijks een plaatsje voor Mij in je ziel, want je bent dan te vol van jezelf. En zie eens, hoe heerlijk het is, wanneer Ik in je ga leven. Dan wordt je een instrument in Mijn hand, bezield door Mijn Heilige Geest. Zou je die vreugde niet willen?"

Geloofstaal

Wanneer een mens aldus zichzelf heeft opgegeven, dan is hij aan de zonde gestorven. Dan is hij door het tweegesprek met Christus de dood in gegaan, samen met Hem in het graf, om samen met Christus op te staan tot het nieuwe leven: Christus levend in hem. Dan kan hij met Paulus uitroepen: „Ik ben met Christus gekruisigd, en ik leef, doch niet meer ik, maar Christus leeft in mij" (Gal. 2 : 2 0 ). Heeft zo iemand dan geen strijd meer? Jazeker, want al is hijzelf dan aan de zonde gestorven, dat betekent niet dat de zonde zelf, de oude mens in hem, ook gestorven is. Daarom geldt ook voor hem ten volle wat in zd. 33 staat over de voortgaande bekering en ook hij zal elke dag ootmoedig moeten vragen: Vergeef ons onze schulden.

En toch heeft er een verandering in hem plaats gehad. Hij heeft zich innerlijk gedistancieerd van de zonde. Hij is aan de zonde gestorven, zegt Paulus. Hij heeft er eigenlijk niets meer mee te maken.

Dat sterven aan jezelf, samen met Christus, voltrekt zich door het geloof. Daarom vermaant Paulus ons: ,.Houdt het ervoor, dat gij wel voor de zonde dood zijt, maar Gode levend zijt in Christus Jezus, onze Heere" (Rom. 6:11). Dat „houdt het ervoor" is de taal van het geloof. Het geloof richt zich op het (nog) niet geziene, maar wél beloofde en daarom geloofde. Door het geloof weet ik dat Christus niet slechts gestorven is om de schuld van mijn zonden uit te delgen — hoe geweldig groots is dat! — maar ook om mij de kracht te geven aan mijzelf te sterven. Mijn sterven aan de zonde is medebegrepen in Zijn sterven. Daarom kan ik in het geloof zeggen, dat ik met Hem gekruisigd ben.

Maar dat geloofde moet zich verwezenlijken in mij. Wanneer ik steeds mijzelf zoek, dan kan ik onmogelijk zeggen dat ik in werkelijkheid reeds aan de zonde gestorven ben. Zeg ik dat toch, dan bedrieg ik mijzelf en anderen.

Maar zodra ik aan de roepstem van Christus gehoor geef en in het tweegesprek met Hem in Zijn kracht mij overgeef aan de dood van mijzelf, van mijn eigen „ik", dan mag ik de geloofstaal spreken: Mét Christus ben ik gekruisigd.

Tegelijk sterven en opstaan met Christus

Het is moeilijk om dit schriftelijk over te dragen. Veel beter zou het zijn, wanneer ook wij in Nederland dergelijke opwekkingssamenkomsten zouden krijgen.

Even nog dit: dat sterven aan onszelf voltrekt zich tegelijk met de opstanding van Christus in ons. En naarmate Christus in ons leeft, des te minder zullen wij last hebben van de oude mens in ons. Want als Christus in ons leeft, dan hebben we aan Hem genoeg. Dan geven we niet zoveel meer om eigen eer, om geld en welvaart, en om allerlei ander genot en plezier. In Hem hebben we dan alles.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 mei 1972

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

SASKATOON

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 mei 1972

In de Rechte Straat | 32 Pagina's